Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 4
(1981)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermdPeter Altena en Barbara Sierman
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Bossche bakermat.Hoewel Elisabeth Sommerell haar zoon Jacob op de velden van Charleroi ter wereld bracht, waar het rondtrekkend leger op dat moment lag, had zij met haar man Hendrik Weyerman ook nog een vastere verblijfplaats. Hendrik was in 1676 ruiter in de bereden compagnie onder ritmeester La Feuillade, in het regiment van Luitenant Generaal Van SteenhuyzenGa naar eind1). Op 14 spetember kwam dit regiment naar Den Bosch, waar het tot 9 juni 1677 bleefGa naar eind2). Hendrik werd ingekwartierd in een pand in de Hinthamerstraat, waarvan juffrouw Bosterus de eigenaresse wasGa naar eind3). Niet ver daar vandaan, bij de Hinthamerpoort woonde de weduwe van Swyger Borstelmans, Lysbeth Sommerell. Hendrik, toen weduwnaar van Grietien Fonke, ging op 26 september 1676 in ondertrouw met Lysbeth, en het huwelijk werd op 4 oktober 1676 geslotenGa naar eind4). (Rehm had het dus juist, toen hij vermoedde, dat dit huwelijk eind 1676 moest zijn gesloten.) Lysbeth had in datzelfde jaar nog een dochtertje uit haar vorige huwelijk laten dopen in de Hervormde KerkGa naar eind5), maar ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
moedelijk overleed dit zeer spoedig, want op 30 april 1677 werd er een kind van ‘Lysbeth Sommeer’ begravenGa naar eind6). Zij was toen al zwanger van Jacob Campo.
Het geslacht Sommerell verbleef al enkele decennia in Den Bosch. In 1634 huwde een zekere Jacob Semmerwel met Dingenom Teunissen (weduwe van Jan Jansen)Ga naar eind7). Jacob woonde in Den Bosch en was korporaal onder kapitein Douglas. Hij was een Schots militair en zeer waarschijnlijk de grootvader van Jacob Campo. Een generatie later verbleven verschillende Sommerells in Den Bosch, waaronder de moeder van JCW en minstens een broer. Deze kinderen waren mogelijk afkomstig uit het bovengenoemde huwelijk van Jacob Sommerell, maar het kan ook zijn dat zij ontsproten uit zijn tweede huwelijk, dat met Marry Fransz (weduwe van Ritschart Jhoons), gesloten op 17-9-1645Ga naar eind8). De kinderen moeten allen voor 1655 geboren zijn. In dat jaar huwde Marry Fransz. met Robber de Nis - eveneens een Schots militair - en Jacob Sommerell zal dan al overleden zijnGa naar eind9). Lysbeth had in elk geval een broer in Den Bosch, de door Rehm al genoemde Jacob, die met Helena Lamont was getrouwd. Dit echtpaar had drie kinderen, Jacobus (1676-1699), Catharina en Johanna, die op 22 september 1680 op Fort Isabella werd gedooptGa naar eind10). Maar waarschijnlijk is ook Johan Sommerell, die op 8 augustus met Suzanna Maria Hessels (Sessels?) op Fort Isabella trouwde, een broer van LysbethGa naar eind11). Breda wordt voor verscheidene Sommerells de volgende vaste verblijfplaats. Weyerman's moeder, die in de Hervormde Kerk op 10 april 1678 belijdenis had gedaanGa naar eind12), kreeg op 17 oktober 1680 attestatie voor BredaGa naar eind13). Haar broer Jacob, die met attestatie van Orsoy lidmaat van dezelfde Hervormde Kerk was, werd samen met zijn vrouw Helena Lamont in 1679 lidmaat van Fort IsabellaGa naar eind14), en vertrok van daaruit naar Breda.
Weyerman heeft zijn Schotse afkomst nooit onder stoelen of banken gestoken, hij zinspeelt er herhaaldelijk op in zijn tijdschriften. In de Amsterdamsche Hermes geeft hij een beschrijving van de Schotse Hooglanders ‘dewyl hy [= Hermes] in zyn groote jeugd, met een groot getal van die bergwilden is bekent geweest’Ga naar eind15). In de Rotterdamsche Hermes staat in nummer 14 ‘Hermes zal, (...) de herkomst van zyn halve Mama, het preutsche Albion, thans een weinig van terzyden aanroeren’Ga naar eind16). Albion is oorspronkelijk de naam voor Schotland. Weyerman gaat in dit nummer van de Rotterdamsche Hermes nog verder, hele delen uit Daniel Defoe's A true born Englishman vertaalt hij letterlijk. Ook in zijn overige tijdschriften keert het Britse element herhaaldelijk terug. Bekendheid met het werk van beroemde Engelsen als Defoe, Swift, Addison en Steele blijkt diverse malen. Het is zeer waarschijnlijk dat zijn moeder en andere Sommerell-familieleden hem al jong met de Engelse taal vertrouwd hebben gemaakt - een kennis die hij op latere leeftijd tijdens zijn verschillende verblijven in Engeland heeft aangewend. En waarmee hij ook nog de kost kon winnen door vertalingen te maken van onder meer De Merkwaardige Levensgevallen van den Beruchten Kolonel Chartres en Alex. Gordon's De Leevens van den Paus Alexander den VIGa naar eind17). Nog in de gevangenis leest hij verschillende boeken in de Engelse taal. (B.S.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Bossche werkterreinIn zijn autobiografie, in deel 4 van De Levens-beschryvingen der Nederlandsche Konst-Schilders, opent Jacob Campo Weyerman het verslag van zijn Bossche tijd zo: ‘Den Heer Lammert Pain & Vin, een Zoon van den Overste Moses, die tot Alphen wiert onthoofd, verzogt onzen Konstschilder te willen overkomen in 's Hartogenbosch, om Flora's lievelingen te konterfyten na het leven.’Ga naar eind18) Pain et Vin, in het bovenstaande dodelijk geïntroduceerd, ‘was toen ter tyd de eerste Matadoor der Bloemisten’. In opdracht van Pain et Vin vervaardigde Weyerman, ‘onzen Konstschilder’, een verkoopcatalogus. Pain et Vin was er bij gebaat dat zijn bloemen er in de catalogus aantrekkelijk uitzagen. Weyerman had dus niet zo zeer ‘te konterfyten na het leven’, als wel te idealiseren: ‘De Aurikulaas somtyds gekronkelt gelyk als de lobben en kraagen onzer Voorouders, beval de Bloemist te verbeelden glad en vlak.’Ga naar eind19)
Ogenschijnlijk geschokt vertelt Weyerman van de enorme winsten, die Pain et Vin met de catalogus vervolgens behaalde. Weyerman merkt ten overvloede op dat de uiteindelijk geleverde bloemen gebukt gingen onder gebreken, die in Weyerman's geschilderde bloemen nadrukkelijk ontbraken. Wanneer we Weyerman mogen geloven, was Pain et Vin niet slechts een handige speculant, maar ook een smerige oplichterGa naar eind20).
Naast een succesvolle catalogus liet Pain et Vin Weyerman bloemschilderijen maken. Naar eigen zeggen schilderde hij voor Pain et Vin tenminste drie bloemstukken, daarvan twee kabinetstukkenGa naar eind21). Pain et Vin liefhebberde in kunst, als verzamelaar, handelaar en mecenas. Hij bezat Kneller's ‘Konterfytsel (...) van Monsieur Brienne’Ga naar eind22) en verzocht de kleurrijke portretschilder Jan Baptist Biset naar Den Bosch te komen. Naar Weyerman aantekent, geschiedde dat ‘op onze rekommandatie, want wy preezen zyn konst zo hartiglyk tegens Pain & Vin den Bloemist’. Biset ‘schilderde Pain & Vin, benevens zyne huysvrouw op een stuk in 't kleyn tot de voeten toe uyt; (...). Vorders portretteerde hy den voorzoon van Pain & Vins gemalinne den Luytenant van Vliet, benevens de oudste en jongste dochter, en den zoon Kornelis, alle welke konterfijtsels waaren geschildert op eene Historiesche wyze, en wonderlijk wel geleeken.’ Biset schilderde bovendien een wulpse voorstelling van Adam en Eva, vergezeld van mevrouw Pain et Vins knuffelhondje, ‘op wiens kopere halsbant den doorluchte naam stont van Lambert Pain & Vin, geschreeven in doorgebrooke letters’Ga naar eind23). Weyerman maakt zich herhaaldelijk vrolijk over dit groots vertoon van wansmaak.
Zijn verblijf in Den Bosch heeft Weyerman nog andere kennissen geschonken: de muzikant Jean Carvajal, de tapper-muzikant Jabeek, baron van Bree, de Heer van Baarschot, de gebroeders Munte (Minten, Menten), wijnkopers en pachters, de militair Strenever (Strathnaver), Sieur Kouwenberg, ‘Stads Verwer’, het kladschildertje Jantje Malebrant en de schilders Brands en SoukensGa naar eind24).
Weyerman's Bossche avonturen en vriendschappen worden op gelukkige wijze gedocumenteerd door eigen mededelingen. Wat Weyerman's mededelingen waard zijn, of ze waar zijn, dient onderzocht te worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hieronder zal met behulp van de biografie van Lambert Pain et Vin worden getracht Weyerman's verblijf in 's Hertogenbosch, zijn verhouding met Pain et Vin te dateren, en zijn mededelingen te bevestigen.
Lambert Pain et Vin was de zoon van een illuster heerschap, zo meldt Weyerman in zijn autobiografie. Moyses Pain et Vin verloor zijn hoofd inderdaad te Alphen. Moyses, geboren ± 1620, huwde 16 juni 1652 in Maastricht Anna Maria Rietraet, dochter van Brabants Burgemeester te Maastricht, Lambert Rietraet en Maria de Belgens. Moyses verwierf - met steun van schoonpappa? - menig kostbaar onroerend goed. Na jarenlange getrouwe dienst verliet Moyses Pain et Vin, ‘Colonel, Quartiermeester Generael van het leger ten dienste van Haare Moo’, 29 december 1672 de hem toevertrouwde post aan de Nieuwebrug. Dat ‘verraad’ bood de Fransen een veilige terugtocht van Bodegraven naar Woerden. Op last van de Gedeputeerden te Velde werd Pain et Vin 30 december 1672 voor een krijgsraad te velde gebracht. De krijgsraad sprak aanvankelijk een mild vonnis uit. Prins Willem III stond echter op het doodvonnis en aldus geschiedde: op 23 januari werd Moyses Pain et Vin in het hoofdkwartier te Alphen onthoofdGa naar eind25).
De bedoeling van Weyerman's introductie van Lambert Pain et Vin (zie boven) is duidelijk: wie zijn vader op zo eerloze wijze verliest, zal zelf evenmin een knip voor de neus waard zijn.
Uit het huwelijk van Moyses Pain et Vin en Anna Maria Rietraet werden in Maastricht 11 kinderen geborene. Lambert was de oudste, gedoopt 23 februari 1653. Cornelia, de elfde, werd gedoopt 16 juli 1671Ga naar eind26). Lambert liet zich 31 mei 1670 inschrijven voor filosofie en mathematica aan 's lands Leidse universiteit Ook drie broers lieten zich te Leiden inschrijvenGa naar eind27). Zoals intussen bekend verloor Lambert begin 1673 zijn vader. Het lijkt erop dat familietradities ondanks het droeve lot van de vader een militaire carrière eisten. In notariële acten heet Lambert behalve ‘heer van Rennenbergh’ nog ‘Capitein onder het Regiment van de Heer van Heeswijck’, kapitein onder het regiment van generaal-majoor Lavergne en ‘Capitein van een compagnie voetknechten ten dienste deser Lande’. Waarschijnlijk was Lambert in het leger vanaf ± 1675 tot en met ± 1688Ga naar eind28).
Intussen was Lambert Pain et Vin, ‘jongeman van Maastricht’, op 24 mei 1681 in ondertrouw gegaan met Anna Hamel, ‘jongedochter van den Bosch’ - volgens de registers van ondertrouw van de Gereformeerde kerk te 's Hertogenbosch. Anna Hamel was dochter van Johan Hamel de Jonge en Catharina Vloots. In margine van het ondertrouwregister niet de verwachte aantekening van de drie proclamaties, maar ‘niet meer te proclameeren’. De reden van de breuk wordt weldra duidelijk: Anna Hamel werd 11 juli 1681 begravenGa naar eind29).
Op 14 oktober 1684 verschijnen voor de Haagse notaris Jeremias Stael Lambert Pain et Vin, kapitein onder het regiment van generaal-majoor Lavergne, jongeman en toekomend bruidegom, geassisteerd door Frederik Le Francreur, predikant van de Waalse gemeente te Maastricht, als lasthebber van Anna Maria Rietraet weduwe Pain et Vin, bruidegomsmoeder, en van Lambert Rietraet, oud-burgemeester van Maastricht, zijn grootvader. Hij maakt dan huwelijkse voorwaarden met Catharina Bisdommer, weduwe van Mr. Corn. van der Vliet (bij wie zij een zoontje Hendrik Franco van der Vliet heeft), geassisteerd door haar vader Franco Bisdommer, ‘commissaris van de depesches van Hoogh Mog. heeren Staaten Generaal’Ga naar eind30). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het aandeel van de bruidegom omvatte o.a. ‘nogh twee hoeven ofte hoofsteden genaempt Zipstal, ende de thiende van boeckel daer onder behoorende gelegen bij Helmont in de Meyerye van den Bosch met de landerijen, dependentien, provenues ende opcomsten van dien, jaarlyx renderende door den anderen gecalculeert, de somme van aghthondert gls., soo als mij deselve bij het laeste huywelycx contracht tusschen mij ende Juffr. Anna Hamel Salr. is gecedeert ende getransporteert ende alsnogh gecedeert ende getransporteert blijft.’Ga naar eind31)
Ondertrouw en huwelijk van Lambert en Catherina Bisdommer vond niet in 's Hertogenbosch, maar waarschijnlijk in 's Gravenhage plaats. Kinderen kregen Catharina Bisdommer en Lambert Pain et Vin wel in 's Hertogenbosch. In de Bossche Waals-gereformeerde Gemeente werden gedoopt Maria Cornelia (7-7-1686), Catherina Lambertina (11-3-1691), Cornelis Jacob (7-10-1693), Charlotte (16-2-1695), Willemina Elisabeth (23-6-1697) en Willemina Elisabeth (10-11-1700)Ga naar eind32).
In 1688 staat Lambert Pain et Vin zijn gehele huwelijksinbreng af aan Mr. Jacob van der Waeyen, ‘commis ter griffie van hare Ho. Mo. van wegens de provincie Vrieslandt’Ga naar eind33). Financiële perikelen?
Uitgesproken slecht was het met hem niet gesteld toen hij 17 juni 1689 als ‘Lambert Penjevin’, ‘een persoon van goet leven en faem’ tot poorter van 's Hertogenbosch werd geadmitteerdGa naar eind34). En dit was nog maar het begin. Vanaf 1696 vinden we Lambert Pain et Vin vermeld als substituut-ontvanger van de beden van Brabant over de Stad en Meierij van 's Hertogenbosch, vanaf 1707 heeft Lambert Pain et Vin zitting in het Bossche stadsbestuur (als schepen: 1 okt. 1707-1 okt. 1708, 1 okt. 1710-1 okt. 1711, 1 okt. 1713-1 okt. 1714; als gezworene: 1 okt. 1708-1 okt. 1709, 1 okt. 1711-1 okt. 1712, 1 okt. 1714-1 okt. 1715; als raad: 1 okt. 1709-1 okt. 1710, 1 okt. 1712-1 okt. 1713; 1 okt. 1715-27 sept. 1719)Ga naar eind35). Lambert Pain et Vin had zich - met hulp van de Rietraets? - opgewerkt tot Bossche notabele.
Stadsbestuurder Pain et Vin verdiende zijn geld o.a. in de bloemenkwekerij. Er werd in bloemen druk gespeculeerd, en er werd snel fortuin gemaakt. De bloemenkwekerij laadde dan ook enigszins het odium van criminaliteit op zichGa naar eind36). In de beschrijving van Weyerman vertoont Pain et Vin onmiskenbaar criminele trekken. Die reputatie van criminaliteit weerhield regenten en andere hooggeplaatsten niet van deelneming aan kwekerij en speculatie. Het moet een zekere chic hebben bezeten. Of vereiste de bloemenkwekerij grote investeringen en bleef het daarom voorbehouden aan rijke regenten en aan enkele ordinaire parvenus? Behalve Lambert Pain et Vin was tenminste nog één ander lid van het Bossche stadsbestuur betrokken bij de bloemenkwekerij: de Heer van Baarschot. Weyerman verhaalt in Den Kluyzenaar in een vrolyk humeur, pp. 138-9, hoe de zoon van Jan van Leeuwen, een Rotterdams bloemist, tulpen kocht van de Heer van Baarschot. Heer van Baarschot waren resp. Frederik Hendrik Sweerts de Landas (student Leiden 1652; schepen Den Bosch 1670) en diens zoon Jacobus Ludovicus Sweerts de Landas (student Harderwijk 1691; president-schepen Den Bosch; overl. 1732)Ga naar eind37).
Weyerman's komst naar Den Bosch stond in nauw verband met Pain et Vins broodwinning. Wanneer nu riep hij Weyerman, bloemschilder met Bossche wortels, naar 's Hertogenbosch? De archieven bieden voor een datering voorlopig geen aanknopingspuntenGa naar eind38). Vooralsnog past dus enig vertrouwen in Weyerman's mededelingen. In zijn eerste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijdschrift Rotterdamsche Hermes, p. 169 dateert Weyerman (in het hulsel van Hermes, de oude wijze ‘hoofdredacteur’) zijn Bossche missie: ‘Het was in het jaar 1710, dat de Heer +++ Hermes verzocht om in zyn tuin eenige kurieuze Tulpen en Auriculâs te portraiteeren’. In dezelfde aflevering 29, p. 171 wordt de eigenaar van de bloementuin verbloemd voorgesteld: ‘d'Eigenaar, dat een man was als wyn en broot’. Reeds vader Moyses Pain et Vin werd door de tijdgenoot (van ca. 1670) aangeduid als ‘le colonel Brottwin’Ga naar eind39). Weyerman schrijft in De Sleutel van de Hollandsche Zindelykheyt, p. 66 over zichzelf: ‘Die Bloemschilder kwam na 's Hartogenbosch afzakken, in het begin van de Lente, en hy wiert met opene Armen gerecipieert by den Man van Brood en Wyn, (...).’ Arriveerde Weyerman derhalve in het begin van de lente van 1710 in Den Bosch? Waarom noemt Weyerman dan bij voortduring Pain et Vin schepen? Schepen was Pain et Vin pas met ingang van 1 oktober 1710. Omdat Weyerman in werkelijkheid in 1711 's Hertogenbosch betrad? Of omdat bij Weyerman's vertrek Pain et Vin inderdaad schepen was? Weyerman's geheugen is doorgaans zeer betrouwbaar. Het lijkt daarom het meest aannemelijk dat Weyerman in het begin van de lente van 1710 in Den Bosch, bij Pain et Vin kwam.
Zoals bekend schilderde Weyerman, volgens eigen opgave, voor Pain et Vin een verkoopcatalogus (tulpen, aurikulaas) en drie bloemstukken. Daarbij werd op Weyerman's voorspraak de portretschilder Jan Baptist Biset naar 's Hertogenbosch ontboden. Pain et Vin trad op als mecenas. Het hierboven genoemde tableautje met wulpse Adam, Eva en knuffelhondje zou Pain et Vin ‘meer dan hondert dukatons’ gekost hebben. Weyerman over Biset: ‘Na dat Jan Baptist Biset begon te zien dat het 'er nacht wiert by den roekeloozen Bloemkraamer, en dat den Deurwaarder Generaal zijnen Meceen begon lastig te vallen met ontijdige visites, droop hij zachtjes af gelijk als een verzaade vlieg van een omvallende honingpot, en hy ging zich voor het dreygent onweer verschuilen in 's Gravenhage.’Ga naar eind40) Van een faillisement van Lambert Pain et Vin was de eerste jaren geen sprake. Lambert Pain et Vin was (sedert 1696) substituut-ontvanger van de Beden van Brabant over de Stad en Meierij van 's Hertogenbosch, en als zodanig waarnemer van Hendrick Adolph Bentingh, heer van Beverforde en Hoogschout van Maastricht, Raad en Ontvanger-Generaal. Pas begin januari 1719 - Bentingh had de Beden over het jaar 1716 nog steeds niet afgedragen aan de Staten Generaal (denkelijk als gevolg van het in gebreke blijven van Lambert Pain et Vin) - ondernam Bentingh actie. Op 13 januari 1719 werden ‘ter Requesitie van gemelten Ontfr. Benting (...) ten overstaen van officier, en schepenen van S'Hertogenbos, allen de goederen, en effecten, charters, documenten, ende papieren in den Huyse van den voorn. Painetvin (...) in arrest genomen, en versegelt (...)’Ga naar eind41). Waarschijnlijk volgde deze actie niet zo zeer op het in gebreke blijven van Lambert Pain et Vin als wel op diens daadwerkelijke vlucht.
Bentingh, de verantwoordelijke, mocht vaststellen dat ‘Lambert Painetvin, des selfs gesubstitueerde gebanquerotteert was’Ga naar eind41) en liet de schade opnemen. Hij machtigde daarom op 16 januari 1719 de Bossche notaris Johan van Proyen, de verzegeling ten spijt, Pain et Vins administratie van de Beden ‘naetesien, optenemen en te visiteren’Ga naar eind42). Johan van Proyen werd daarenboven door de Bossche schepenen benoemd tot ‘Curateur over den insolventen Boedel’. In zijn Verantwoording aan de ‘Heeren Raden van Staten’, van de ontvangen ‘Beden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
der Stadt en Meyerye van s'Bosch in den jare 1719’ meldt Van Proyen ‘dat de omsegelinge der voors: effecten in t'byweesen als vooren, geschiet was op den 23 dito en volgende dagen, door den Notaris Florentius van Woerkom, en seekere getuijgen, de selve heeft doen inventariseeren’Ga naar eind43). De goederen en effecten zijn vervolgens verkocht en van die verkoping is ‘Reeckeninge, Bewijs en Reliqua’ gedaan aan de Bossche schepenen, aldus Van Proyen.
Deze inventarisatie van de boedel van Lambert Pain et Vin bevestigt een aantal van Weyerman's mededelingen over zijn Bossche verblijf en werkgever. In de acten van notaris Florentius van Woerkom over het jaar 1719 beslaat de inventaris f 67r-156vGa naar eind44). Van f 67r tot f 143r een opgave van kwitanties en ‘gereede penningen’, aanwezig in Lambert Pain et Vins ‘comtoir’. De kwitanties dateren van 1716 af. Bij de inventarisatie wordt Van Woerkom, blijkens de inventaris zelf, geïnformeerd door mr. Cornelis Jacob Pain et Vin, zoon van Lambert Pain et Vin. Cornelis Jacob Pain et Vin blijkt na het vertrek van zijn vader druk bezig te zijn geweest met het alsnog innen van Beden. Vanaf f 143r ‘Volgen de meubelen Inde voorschreve huysinge bevonden’. De ‘voorschreve huysinge’, Pain et Vins woonhuis, bevond zich in de ‘nieustraat’.
De eerste ruimte, die beschreven wordt, is ‘'t groot salet’. In dat groot salet met ‘Een tapijte camerbehangsel van vijff stucken, met een stuck aghter de spieghel’ was een opvallende plaats ingeruimd voor: ‘Een schilderije voor de schouw / Het was het enige schilderij in het groot salet.
De ‘voorkamer’, daarna beschreven, bood ruimte aan onvoorstelbaar veel schilderijen, o.a.: f 144v ‘Een ovale schilderije synde een bloemstuck / | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook in de andere, in de inventaris beschreven kamers bevonden zich schilderijen. In het huis blijkt nog steeds een kamer ‘daar de Heer van Vliet logeert’.
Op Pain et Vins broodwinning wijst: f 155v: ‘Een partye bloemen soo tulpen oriculaas / Het stemt gerust dat de notaris zich niet aan enigerlei speculatie waagde.
In de inventaris wordt het woonhuis van Pain et Vin aldus beschreven: ‘een huysinge, hoff en erffenisse met ap en dependenties van dien, gestaan ende gelegen binnen dese Stadt in de nieustraat tusschen huys en erffenisse van Vrouw Egidia Adriana van Schoonhove getrout met de Hr Johan van der Vorst aan d'eene sijde, ende tusschen huys en erffenisse van d'erfgen. de Hr Nicolaas Blom aan d'andere zeyde, streckende voor vande gemeenestraat op off aan het groot Gasthuys alhier by den voorn.n Lambert pain et vin ende syns huysvrouwe staande huwelyck verkregen tegens de Heer Daniel Machniell volgens schepene brieven deser stadt wesende van dato den sevenden december xvii c en twaalf’Ga naar eind46). Dit huis in de ‘nieustraat’ was waarschijnlijk niet het huis, door Weyerman in 1710 bezocht.
Notaris Florentius van Woerkom hield ook acte van verkoping van Pain et Vins goederen. De verkoop nam meerdere dagen in beslag. In de namiddag werd het merendeel van Pain et Vins collectie schilderijen geveild. Een keuze:
De door Weyerman gememoreerde schilderijen van Jan Baptist Biset komen alle voor in de inventaris en verkoping. Ook Weyerman's mededelingen over eigen werk lijken overeen te stemmen met inventaris en verkoping. Weyerman zou immers tenminste 3 bloemschilderijen voor Pain et Vin hebben geschilderd, en in zowel inventaris als verkoping worden 3 schilderijen aan Weyerman toegeschreven. Toch is er mogelijk iets mis. In de inventaris lijkt het prijsstuk een Weyerman ‘verbeeldende distelblader en bloemen’. De prioriteit van tenminste één Weyerman - t.o.v. de andere schilderijen - blijkt niet uit de prijzen op de verkoping. Nu zullen er in de 18e eeuw wel smaakverschillen hebben | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bestaan - niet iedereen houdt even veel van een ‘maneschijntje’ -, toch heeft de volgende veronderstelling een zekere aantrekkelijkheid: de ‘distel bladen’ van ‘51,, 0,,0’ kon wel eens identiek zijn aan de salet-Weyerman. Hetgeen het aantal Weyerman-schilderijen, in bezit van Pain et Vin, op vier zou brengen.
Worden in de inventaris bij de aanduiding van de schilderijen drie namen van schilders genoemd, bij de verkoping is dat geslonken tot één naam: Weyerman. Het is voorts opvallend dat bij de aanduiding van de schilderijen de lijst en de vorm van het schilderij een vooraanstaande plaats innemen. Voor Weyerman-schilderijen wordt relatief niets meer betaald dan voor andere schilderijen. Ofschoon hier enige maatstaf ontbreekt, lijken de voor de schilderijen neergetelde sommen vrij hoog. Al deed een ‘papegaay en hooij’ liefst ‘61,,0,,0’.
Met de verkoop van Pain et Vins goederen was de kous zo goed als af. Bentingh en Johan van Proyen mochten de schade opnemen. De Raad van State en de Staten Generaal vaardigden resp. 1 april en 27 september 1719 resoluties uit, maar ook zij konden eigenlijk niet meer doen dan Lambert Pain et Vin, ‘daar deze is fugitif en latiterende’, van zijn plaats als raad vervallen verklaren.
Lambert Pain et Vin had het hazenpad gekozen. Het ligt voor de hand dat hij een deel van de Beden over de jaren 1716 tot en ment 1718 met zich mee nam. Zijn ‘comtoir’ bevatte na zijn vertrek niettemin een verwonderlijke vloed kwitanties en ‘gereede penningen’. Vluchtte Pain et Vin soms omdat zijn administratie in het honderd was gelopen? Het is mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Waarheen het hazenpad van Lambert Pain et Vin leidde, is onbekend. Weyerman meent te weten dat de ‘bankroetiérs nootreys (...) na Luyk’Ga naar eind47) voerde. Of Weyerman ook in dit geval goed geïnformeerd was, zal nader onderzoek moeten uitwijzen. (P.A.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NotenWe profiteerden zeer van het onderzoek van mr. J.A.M. Hoekx, medewerker van het stadsarchief 's Hertogenbosch. Mr. Hoekx gaf ons toestemming van zijn onderzoeksgegevens gebruik te maken. Daarvoor danken we hem. Bovendien maakten we gebruik van de correspondentie, die Jan de Vet in 1968 (!) met het Bossche archief over Pain et Vin voerde. Onze dank geldt tevens Frans Wetzels, die ons inzage in zijn aantekeningen over vooral de Sommerels gunde. Om misverstanden te voorkomen: we hebben ons niet beperkt tot ‘kopieerlust’. |
|