Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman. Jaargang 4
(1981)– [tijdschrift] Mededelingen van de Stichting Jacob Campo Weyerman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 412]
| |
[Nummer 40]Barbara Sierman(Da Costastraat 135, Amsterdam)JCW in de GevangenpoortOp 9 juli 1739 noteerde het Hof van Holland in het notulenboek het vonnis van Weijerman ‘synde gedelibereert Is goedgevonden en verstaan denselven by sententie ten syenen koste te confineren voor altoos’Ga naar eind(1). Voor JCW begon hiermee een gevangenschap die ruim acht jaar zou duren en door zijn biograaf Kersteman als volgt werd omschreven: ‘Men gaf hem 's Weekelyks een zeekere meenigte Papier om te beschryven, benevens de Stof waarover hy handelen moest, om daar door zyne algemeene Beschimpingen kragtdaadig te beletten; hoewel dit zyn aangeboore Gebrek onmoogelyk ten eenemaale betoombaar was. Zyn Uitspanningen op de Gevangen-Poort bestonden in een groote menigte Muizen op te voeden, en zoo Mak en Tam te maaken, dat hy dezelve op een enkel Gefluit tot zig deed naderen, en weederom zulks gebiedende, ze na hunne daar toe opgeregte Hokjes deed gaan. Hy had vermaak van die Dieren dagelyks over de Maaltyd te voederen en rondom hem te doen Zwerven; gelyk geloofwaardige Luiden die hem aldaar meenigmaalen bezogt hebben, van dat zonderling Schouwspel Oog-getuige zyn geweest’Ga naar eind(2) Het is niet duidelijk op welke kamer Weyerman in de Gevangenpoort zat; het is mogelijk dat hij in de zogenaamde ‘de Witt's kamer zat, met uitzicht naar de Vijverberg. Temidden van afbeeldingen van bloedige taferelen rondom de moord op de De Witten en een schrijvende Coornhert hangt anno 1981 nog een portet van Weijerman op deze kamer. Weijerman zat op eigen kosten gevangen, en dat betekende dat hij zijn brood moest verdienen. Hij had dat in zijn leven onder meer gedaan door schilderen en schrijven. Het Hof van Holland gaf de Procureur Generaal dan ook de opdracht ervoor te zorgen ‘by soo ver hy tot zyn kostwinning iets verders mogte requireren 't zy tot exercitie syner Schilderkonst als anders’Ga naar eind(3) hem dit te bezorgen. En op 9 september 1739 blijken aan Weijerman schildersbenodigdheden verstrekt te zijnGa naar eind(4). Zijn schrijflust wordt echter aan strengere regels onderworpen; per slot van rekening waren de ‘Pasquillen en vuyle lasterschriften’ aanleiding tot zijn veroordeling. Hij mag schrijven ‘sonder dat nogtans eenige syner Schriften ter drukpers mogen gegeeven worden ten sy deselve alvoorend syn geleesen, en geapprobeert (goedgekeurd) door opgemelde Heeren Commissarissen off den Procureur Generaal’Ga naar eind(5). Tijdens zijn bezoekuur mag hij behalve zijn ‘naastbestaande’ ook boekverkopers ontvangen, maar alleen in tegenwoordigheid van de cipier, Willem Diderik van Hamond. Kon Weijerman in 1721 schrijven ‘dat 'er voor groote Heeren geene volmaakter Akademie is dan een getralyde studeerkamer’Ga naar eind(6) jaren later moet een Procureur Generaal voor hem aan het Hof van Holland om toestemming vragen ‘aan weyerman in een valies synde toegesonden verscheyde boeken in de Engelse en andere talen’ te mogen afgeven,Ga naar eind(7) waar de PG overigens toestemming voor kreeg. Weyerman had serieuse plannen om te gaan schilderen en dat blijkt wel uit het volgende verslag van de PG, die het op 17 november 1739 voor de heren Commissarissen deed. ‘draagd den Raede voor dat hy op de voorpoorte van den Hove hebbende geinspecteert het ysere traliewerck voor het glas op de kamer van de geconfineerde Jacob Campo Weyerman welcke hy versoeckt om meerder en klaarder ligt op syn schilderwerck te hebben dat moghte werden geremoveert. Hy Procureur Generaal bevonden heeft dat sulxc te removeren syn bewaringxx gansch onseker soude maeken, dat oock daarom de cipier versoekt dat dit niet magh werden toegestaan’Ga naar eind(8). Het wordt dan ook niet toegestaan. De cipier beklaagt zich overigens tevens over het vele bezoek dat Weijerman ontvangt, waarop het Hof het acces beperkt tot ‘syn naast bestaande, en aan boekverkopers en schilders met discretie en menagement’. (deze klacht keert trouwens in december 1740 nog eens terug)Ga naar eind(9). | |
[pagina 413]
| |
Wat betreft het schrijven, ‘den drucker de groot difficulteerde te drukken het geen hem door Weyerman wierd ter hand gesteld, om dat hem niet bleek van het Consent van het Hoff’; ‘Dat hy Procureur Generaal terwyl Weyerman meerendeel over Saeken van Theologie schryft, sigh beswaart vond om de Ortodoxie van sulk schryven te kunnen nagaan. Nog ook de Heeren Slicher en Van der Mieden die by Resolutie van den Hove (...) mede waren gecommiteert en versogt deselve Schriften te examineren om derselver menigvuldigheyd niet meer konden werden lastig gevallen, versogte hy Procureur generaal hier op het goedvinden van den Rove’.Ga naar eind(10) Het Hof besloot de theologische werken van Weyerman door de visitatores classis te laten controleren en de overige geschriften door de Procureur Generaal. Maar de pogingen van Weyerman om in zijn onderhoud te voorzien, hetzij in geschrift hetzij met het penseel, hadden kennelijk niet het gewenste resultaat, gezien het verzoek dat de Procureur Generaal in december 1740 tot het Hof richtte, nl. dat Campo ‘gansch onvoorsien was van kleeding, versoekende hem daar van te mogen voorsien’. Het Hof gaf toestemming.Ga naar eind(11) Mogelijk als dank schrijft Weyerman zijn Zegenzang in den aanvang des jaars 1741, opgedragen aan het Hof van Holland, gedrukt voor de schrijver en te bekomen bij Gerard Blok. Het gedicht is een verheerlijking van het recht en de wetgeving, waarin ook nog een persoonlijke noot over JCW's toestand, die als volgt luidt: ‘Eer zal het dorstent wicht den moederboezem wraaken;
Eer zal het zwoegent hert ontspringen 't koelent vocht;
Eer zal de zon karos verwrikken op dien togt,
Voor ik het Hofbesluyt kome in het minst te laaken:
Den moede reyziger zal eer de rust versmaan,
Voor ik myn eenzaamheyt door klachten gaa veraan.’Ga naar eind(12)
Het voorstel van de Procureur Generaal (Antony van Weezele) om Weyerman hiervoor een ‘praemie, off ten minste voor syne behoeftige Vrouw een gratificatie’ te geven, werd afgeslagenGa naar eind(13) Twee jaar later (1743) richtte Weyerman zelf een verzoek tot het Hof, om een gratificatie voor zijn vrouw en kind te vragen, ‘Is uyt aanmerkinge van derselver Armelijken toestant de griffier gelast aan de huysvrouw van den voorn: weyerman, uyt s'Hofs Cassa voor ditmale te geeven een somme van vyf en twintig gulden eens sonder dat in het toekomende in soodanig versoek meer sal getreden worden’.Ga naar eind(14) Een jaar later vertelt de Procureur Generaal ‘Dat hy op een Seer ernstig versoek van Jacob Campo Weyerman sig by denselven heeft begeven op de voorpoorte, en dat deselve aldaar aan hem Procureur Generaal ootmoedig heeft versogt, dat het Hof aan hem Jaarlyks soude gelieven toe te leggen een Somma van Sestig guldens, om daar uyt sig selvs te doen voorsien van koffy, Thee en Toebak.’ De Procureur Generaal gaf een positief advies, en raadde aan het geld aan JCW's vrouw te geven.Ga naar eind(15) Behalve een kwestie, die ik hier niet aan de orde wil stellen, komt er geen besluit meer van het Hof tijdens JCW's leven voor. Hij sterft in maart 1747 en op 22 maart wordt besloten ‘om de weynige goederen, en daar onder schilderyties nagelaten door Jacob Campo Weyerman (...) aan desselvs weduwe over te geeven, in Consideratie van derselver geringheyt en armoedige Staat, waar in de voornoemde weduwe met desselfs dogter sig is bevindende.’ Misschien zaten er ook nog enkele manuscripten als bijvoorbeeld Het oog in het zeil tussen.Ga naar eind(16) | |
[pagina 414]
| |
(observatie gehouden op de grondvergadering 1981) |
|