Erik de Blauw
Opmerkingen over Weijerman in Kalff's handboek.
Om volledig te zijn, voor het gemak, om Weijermanbelangstellenden te informeren die niet het handboek van Kalff makkelijk bij de hand hebben wil ik hier weergeven wat de literatuurhistoricus over Jacob Campo Weijerman schrijft. In het vijfde deel van zijn Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde (Groningen 1910) schrijft G. Kalff hier en daar over JCW. Het merkwaardige en verwarrende is dat hij Weijerman wel in zijn register van het vijfde deel vermeldt, maar dat hij het op twee plaatsen doet en toch nog onvolledig is. Onder de letter c wordt op pagina 587 vermeld: Campo Weyerman (J), 452-'4. Als betreft het een andere persoon registreert Kalff op pagina 600 onder de letter w. Weyerman (Campo), 540. Bij nauwkeurig doorbladeren van het handboek is mij echter gebleken dat Jakob Campo Weijerman behalve dus op de bladzijden 452, 453, 454, 540, 587 en 600 ook nog genoemd wordt op de pagina's 444, 534 en 548.
Op bladzijde 444 vermeldt Kalff alleen de naam ‘Campo Weyerman’ in de titel van een hoofdstuk. Verderop in het hoofdstuk noemt hij na Van Gysen, Goeree en Hennebo en Hennebo ‘(...) en de, vooral als prozaïst bekende, Jakob Campo Weyerman (1677-1747) mogen tot de burleske dichters van dezen tijd gerekend worden.’ Op de volgende bladzijde heet het: ‘(...) Campo Weyerman is een rechte bohémien: zijn moeder - weêrga van den vrouwelijken dragonder uit onze Inleiding - had vier jaar als sergeant bij de Staatsche troepen gediend, toer zij hem in huwelijk met een lakei ter wereld bracht; hun zoon Jakob is even onrustig als Overbeke, Focquenbroch en Van Rusting; hij zwerft door Duitschland, Frankrijk, Engeland en ons land en eindigt zijn leven op de Gevangenpoort in Den Haag.’ Op pagina 454 schrijft Kalff: ‘Weyerman's belangstelling in de gebeurtenissen van den dag was van een bijzonder soort: journalist en pamflettist, Asmodée-schrijver der 18de eeuw, leefde hij van zijn pen, der menschen nieuwsgierigheid bevredigend of hun geld afdreigend met zijn libellen’. Achter dit citaat staat een nootverwijzing. De noot is te vinden op pagina 548 en luidt: ‘(...) over Campo Weyerman een uitvoerig artikel in Nyhoff's Bijdragen, N. Reeks, Deel VIII; de titels zijner werken in Catal. der Mij der Ned. Lett.’. In een hoofdstuk over Justus van Effen heeft Kalff het op bladzijde 534 over het feit dat Nederlandse auteurs niet reizen. Hij schrijft dan: ‘Bij de weinigen die wij in andere gewesten zien: Mauricius, De Marre, Campo Weyerman, de Van Harens, merken wij weinig of niets van invloed der buitenlandsche cultuur; de Nederlandsche zelfgenoegzaamheid dier dagen hield slechts voor Franschen invloed de deur open.’. Na deze ten aanzien van Weijerman bepaald onterechte opmerking noemt Kalff hem in hetzelfde hoofdstuk op pagina 540 nog eens. Over schrijvers van Nederlandstalige
tijdschriften die Van Effen waren voorgegaan en hem mogelijk op de gedachte hadden gebracht ook zoiets te doen, noemt Kalff na Willem van Ranouw: ‘(...) de schrijver van De Mensch Ontmaskert (1722), Campo Weyerman met zijn Amsterdamschen Hermes (1722-'23). Slechts het tweede dezer periodieken was hem [Van Effen, HMdB] bekend, al voldeed het hem niet, doerdat het zijns inziens wel “good, dog niet fraai” was.’
Hiermee is Kalff over JCW uitgepraat, het is niet veel, doch meer dan de handboekschrijver zelf in zijn register opgeeft.
29-1-1979