berokkenden, waarbij hij tot een levenslange gevangenis te zijnen koste verwezen werd. Hij stierf in den kerker in 1747, 68 jaren oud.
Weyerman is de schrijver van de Levens der Schilders, die in 4 deelen in quarto uitgegeven zijn; doch dit werk is weinig anders dan de in zijnen ellendigen stijl omgewerkte Schouwburg der Kunstschilders en Schilderessen van Houbraken.
5.2. W.P. Sautijn Kluit, die met zijn studie Jacob Campo Weyerman als journalist in Bibliografische Adversaria, 2e deel, no. 7, blz. 125-126, Nijhoff's Bijdr. enz. N.R. 7e deel, blz. 193-245, een en ander eveneens verschenen in de Bijdragen voor Nederlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, en daaruit overgedrukt, de geestelijke vader van alle Weyerman-studie is, begint zijn studie met een aanhaling uit J. van Lenneps Ferdinand Huyck. In zijn roman heeft Van Lennep de Amsterdamse hoofdschout een geheime handlanger, Zacharias Heynsz geheten, toegevoegd, die hem berichten omtrent de beruchte Jacob Campo Weyerman toespeelt.
Veel merkwaardiger dan dat bericht zelf, dat niet meer bevat dan dat Weyerman de Loge der Vrijmetselaren in de Stilsteeg met een toespraak geopend heeft, is de levensbeschrijving van deze Heynsz, die Van Lennep aan deze passage in hoofdstuk XI laat voorafgaan. Van die levensloop namelijk, waarvan Van Lennep zelf opmerkt dat die even avontuurlijk is en kan wedijveren met die van Gil Blas of Guzman d'Alfarache, valt juist de grote gelijkenis op met de misschien op dezelfde bronnen teruggaande lotgevallen van onze held Weyerman, zoals we die kennen uit Kersteman. Moeder Heynsz diende in 't leger, zoonlief tekent en schildert, raakt in Frankrijk aan het zwerven en bevriend met Cartouche. Een aantal malem belandt hij onschuldig in de gevangenis en trekt daar door zijn schranderheid de aandacht van de autoriteiten. Ontslagen uit het gevang wordt hij dan politiespion.
Was aan Sautijn Kluit déze parallel ontgaan, een ander had die juist wel opgemerkt in Noord en Zuid XIII:I (189) schreef J.H. van den Bosch een artikel over Van Lennep en de achttiende eeuw.
Van den Bosch laat zien hoe Van Lennep met allerlei 18e-eeuwse bronnen, zoals Van Effens Hollandsche Spectator in de weer is voor zijn couleur locale. Maar dan:
‘Ter wille van de curiositeit alleen herinneren we nog aan de lotgevallen van Baron van Lintz, van Andries en Sander, van Heynsz: de Schelmen-roman was in de 17de en vooral niet minder in de eerste helft der volgende eeuw een in Europa algemeen geliefkoosd genre en het aantal beruchte grootheden in levenden lijve was toenmaals niet gering: Heynsz' avonturen met name worden ongetwijfeld in hunne levens teruggevonden en ten deele zijn ze ontleend aan de historie van dien Jacob Campo Weyerman, schilder en schrijver + 1747, over wien, ellendiger gedachtenis, meer is geschreven dan noodig was. O. a. had ook deze Weyerman, die in Hoofdstuk XI tusschen andere “historische personen” prijkt, zaken gedaan met Cartouche, den welbekenden gauwdief, in 1721 geradbraakt.’
Al met al een aardig grapje van Van Lennep: een politiespion met trekken van Weyerman, die Weyerman moet bespieden.
Voor de volledigheid vermeld ik nog enige andere plaatsen, waar Sautijn Kluit Weyerman bespreekt: nl. in De 'sGravenhaagsche Courant, overgedrukt uit de Mededelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, 1874-1875, Leiden, 1875, p. 27, en De Hollandsche Leidsche Courant, overgedrukt uit de Handelingen en Mededeelingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1870-1871, Leiden, 1871, p. 31.
5.3. Een mooie levensbeschrijving van onze held treffen we aan in het Biografisch Handwoordeboek van Nederland, behelzende de Levensbeschrijvingen van personen die zich in Nederland bekend hebben gemaakt; (...) door J.C. Kobus en Jonkhr. W. de Rivecourt, deel III, Zutphen, 1870, pp. 387-389. Hun oordeel herinnert ons aan dat van Immerzeel.
‘WEIJERMAN (JACOB CAMPO) werd geb. te Breda 9 Aug. 1677 en + in 1747.