Nik P. de Vries
(Brugstraat 19, 's-Hertogenbosch)
Een Vlaming over Jacob Campo Weyerman
In het boek van Eug. de Bock, Verkenningen in de achttiende eeuw (Antwerpen, 1963) komt de volgende passage over J.C.W. voor:
pag. 61 vv.:
‘De Sysse-panne [een tijdschrift van Karel Broekaert, dat van 31 oktober 1795 tot 20 mei 1798 in 8 delen te Gent verschijnt, NdV] vertoont hier [bedoeld is de Hollandsche Spectator van Van Effen, NdV] meer overeenkomst mee dan met de onleesbare breedsprakerige geschriften van Weyerman, die vooral met chantagedoeleinden schreef. Toch was hij in Vlaanderen en Brabant allicht meer gelezen dan Van Effen. Hij heeft er blijkbaar rondgezworven. Hij heeft rond 1719 schilderen en beeldhouwen geleerd bij J.C. de Cock te Antwerpen (noots: J. van der Sanden, Oud konsttooneel te Antwerpen, ms. van ± 1770 op het stadsarchief van Antwerpen) en Cornelissen zal in een van zijn redevoeringen in 1811 nog iets citeren uit zijn “joviales dissertations” (noot: Discours prononcé à la Société des arts, ms. in de UB te Gent). In De doorzichtige heremiet van 1728 komt (in nr. 8) een beschrijving voor van “Het Gents koffiehuis van Madame B.” met een gesprek tussen een modegek, een officier en een dichter. Twee blijspelen, Bezweering van den disparaten Antwerpschen courantier en Democritus en Heraclitus Brabantsche voyage zouden volgens het titelblad resp. te Brugge en te Gent verschenen zijn, maar er komt geen verder adres op voor en de druk en het titelvignet van Democritus zijn dezelfde als die van een derde klucht, De gehoornde broeders, die “te Abdera” heet verschenen te zijn. Zijn Amsterdamsche Argus (1719-1725) bevat allerlei internationaal nieuws en enig lokaal nieuws, gelardeerd met soms zeer schuine moppen en af en toe een vers.’
Ik heb een en ander niet nader gekontroleerd, maar het is wel opvallend, dat Weyerman die J.C. de Cock niet noemt in zijn ‘autobiografie als schilder’.