Ton Broos
Is. van Eeghen over figuren en plaatsen in JCW's tijdschriften.
In Ondernemende geschiedenis. 22 opstellen geschreven bij het afscheid van mr. H. van Riel als voorzitter van de vereniging Het Nederlandsch Economisch-Historisch Archief ('s-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1977) komt p. 109-123 een artikel van I.H. van Eeghen voor, getiteld ‘Gijsbert Tijssens' toneelstukken en het bedrog in de achttiende-eeuwse boekhandel’.
Zij behandelt van Tijssens verschillende spelen over de boekhandel, de intekeningscondities e.d.; een daarin voorkomende boekhandelaar Schrokhart Slingerbeen identificeert zij met Jacobus Lindenberg (1675-?), die enige tijd schelmenstreken uithaalde in Nijmegen. In noot 14 brengt zij een uitspraak van Weyerman, ‘Nijmeegse molduyvel’, ‘molschipper’ hiermee in verband zonder de precieze JCW-plaats te vermelden. In 1696 kwam hij in Amsterdam terug; in 1711 kocht hij een huis op de N.Z. Voorburgwal over de brouwerij de Hooiberg bij de Molsluis, en later ‘een bezitting bij Breukelen, waar hij naast de bestaande huizen Lisboa en Angola van de familie Pechlin een huis Kleyn Angola liet bouwen’ (p. 114).
Op p. 115 zegt de schrijfsters: ‘De buitenplaats had enige vermaardheid gekregen door de schrifturen van Del Campo Wyerman. In Breukelen gevestigd, werd hij voor stof voor zijn schimpblad “Den ontleeder der gebreeken” door een vriend - Tijssens? - gewezen op Lindenberg21. Op 27 augustus 1725 kondigde hij een beschrijving van de Reus Kakus op Kleyn Angola aan en de nummers van 3 en 10 september werden daaraan gewijd, overigens herdoopt tot Huys te Paddesteyn22. Over de boekhandel wordt niet gesproken, wel over andere zonden: “die puriteynsche tronie” en “die tong die onbezweeken, zig van de stempelstraf wist vrij en vrank te preeken”, Huis en tuin worden uitvoerig beschreven. Gevraagd naar de architekt, zegt Kakus: “Dat ben ik, door het uytrooken van een pijp tabak, die mijn meester Romeyn pas ten halve uitgezoogen had (dronkenschapshalve) heb ik zijn konst ten deele, doch zijn deugden, heel en al, veroovert”23. De Ontleeder werd voortgezet als “Den Echo des Weerelds” en daar werd op 28 januari 1726 weer een nummer aan Kakus gewijd, op 18 maart, 19 augustus en 12 december gevolgd door kortere mededelingen. Meer dan een jaar te vroeg laat Weyerman de doodsklok van Breukelen over de heer van Paddesteyn luiden, maar in december ontmoet hij Kakus op de Dam bij een valse aangifte over de afname van koffie en thee, die de schoonzuster op Paddesteyn uitvent.
Bij deze publikaties sluit Tijssens' toneelstuk aan.’
Tekst der noten hierbij:
‘21. | Tevoren was daar steeds Grillo op Rotsenburg aan de Stichtse Vaart het mikpunt geweest. |
22. | Misschien was Lindenberg al eerder als reus Kakus (Cacus, de vuurspuwende reus in het Aventijnse hol, die wegens roof door Hercules werd bedwongen) over de hekel gegaan, Paddesteyn knoopte misschien aan bij Puyterveen van het “Belsikte Swaantje” van Abraham Alewijn. Voor Angola en Lisboa zie P. van Eeghen, Pechlin-Gijssens, in: Nederl. Leeuw 1962, blz. 325-326. |
23. | In de toneelstukken wordt Romeyn de Hooghe ook vaak in ongunstige zin genoemd. De kunst aspiraties van Lindenberg blijken uit het portret van Trip (Van Eeghen, DAB, III, blz. 219). Als nog zotter bouwwerk noemt Weyerman Angola van Pedro Pechlin. Onbekend was hen blijkbaar, dat Pieter van der Aa, de Leidse boekverkoper - door al zijn collega's gehaat met de zuster van Pechlin van Angola was getrouwd. Op 24.9.1725 volgt nog een passage over “Jacques de Guyt”.’ |