(in dit geval stelt het schilderij een rondbodem (soort botter) voor met een oog in het zeil en een bezem in de mast - dit laatste betekent ook heden nog dat het schip te koop is).
De meest aardige prent, en daar wil ik iets meer over zeggen, is het portret van Weijerman, dat onder andere voorkomt in zijn Doorzichtige Heremyt. Dit portret, gemaakt door Cornelis Troost en door Jakobus Houbraken gegraveerd, vertoont Weijerman met zijn linker elleboog leunend uit een ovale lijst. Op de achtergrond is een schilderij, staande op een schildersezel zichtbaar. Het schilderij is wederom een bloemstuk. Rechtsboven komt een palet voor dat opgehangen is en geen verfklodders meer bevat, dit in tegenstelling tot vroegere illustraties in JCW-werk waar de paletten nog wel in gebruik waren. Wil Troost/Houbraken aangeven dat JCW met schilderen is gestopt (is de strijd tussen Juvenalis en de Bloem-godin die al in 1722 gevoerd werd in het voordeel van de eerste beslist?)? Toch kennen we nog een schilderij, geen bloemstuk maar een jachttafereel, van Weijerman uit 1733. Met schrijven is JCW kennelijk nog volop bezig, want linksonder zien we een inktkoker, een ganzeveder en een blad bedrukt papier en wel een pagina uit de Ontleeder der Gebreeken. Het vignet van dit tijdschrift is duidelijk te zien. Iets minder duidelijk is het paginanummer te lezen: pagina 173. Onder het vignet is nog een jaartal zichtbaar, het kan zijn 1729, wat absurd is want toen was de Ontleeder der Gebreeken al lang verschenen en Weijerman geen 48 jaar, zoals vermeld staat in de lijst waaruit de vrolijke courantier hangt. Het jaartal is 1724. Dat kan, want het eerste deel van de Ontleeder der Gebreeken verscheen van maandag 11-10-1723 tot maandag 2-10-1724, en het tweede deel van maandag 16-10-1724 tot maandag 8-10-1725. Maar er kan ook het een en ander niet, want pagina 173, dat uit 1724 moet zijn en dus in het eerste deel moet zitten, is geen beginpagina van een tijdschriftaflevering, doch een middenpagian uit nummer 22 van 6 maart 1724. Op de middenpagina's komen geen vignetten voor. We nemen aan dat het een
speelsigheidje is van de schilder/graveur (hoewel: in die tijd van realisme?). Dan blijft echter nog: 6 maart 1724. Jacob Campo werd op 9 augustus 1724 pas 47 jaar en was dus op 6 maart van dat jaar nog maar 46. Voor de hand ligt dus dat het hele blaadje op het portret maar speelsigheid van de schilder/graveur is. Of was men wel realistisch en heeft Weijerman wel een juiste leeftijd laten vermelden, omdat hij nu eenmaal in 1675 in plaats van in 1677 was geboren?
In zijn boek over Cornelis Troost heeft J.W. Niemeijer het op bladzijde 193 ook even over deze datering op het portret en hij zegt dat Houbrakens prent heeft gediend als frontispice in een ongedateerde bundel toneelstukken die Weijerman heeft uitgegeven. Dit maakt de zaak nog ingewikkelder, want Ter Horst heeft in zijn bibliografie van Weijermans werken op goede gronden de bundel en dus de prent op 1725 gedateerd. Indien Niemeijer veronderstelt dat in 1725 de prent voor het eerst verscheen, zitten we nog steeds met een als 48-jarige voorgestelde 47-jarige die op 46-jarige leeftijd werd geportretteerd. Niemeijer dateert het schilderij dat Troost van Weijerman maakte echter op 1727/28, wat wel overeen zou komen met de 48-jarige leeftijd. Maar dan slaat behalve de paginering ook de datering van de Ontleeder der Gebreeken op het portret nergens op. Ontleding van deze gebreken in de informatie voert ons dan slechts tot de vraag: als het geen realisme is, is het dan misschien satire?
14-1-1978