T. Broos
Een negentiende-eeuwse opinie over Weyerman
C.R. Hermans geeft in de Bijdragen tot de geschiedenis, oudheden, letteren, statistiek en beeldende kunsten der provincie Noord-Braband 1845 dl. I, p. 211-372 een ‘Opgave der titels van boekwerken betrekkelijk de geschiedenis der stad en baronie van Breda’. Als no. 146 vermeldt hij twee werken over JCW: resp. Zeldzame levens-gevallen van J.C. Wyerman [...] Tweede druk. In s'Gravenhage, by Pieter van Os. MDCCLXIII. 12o. 167 blz. en een Aanhangzel behoorende tot de zeldzaame levens-gevallen [...] Door den Schryver van zyne Historie. In s'Gravenhage by Pieter van Os. 12o. 127 bladz. Achter het voorgaande werk. Als no. 999 (drukfout voor 147) vermeldt hij de in 1739 bij Scheltus gedrukte Sententie. Genoemde boeken verbleven in de boekerij van het Noord-Brabantsch Genootschap.
Op p. 353-356 wordt bij no. 146 een soort kenschets van Weyerman gegeven. De tekst luidt:
‘Deze man is door zijne liederlijke levenswijze, en zijne losbandige en eerroovende schriften zeer bekend in de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde. De verzamelaar der Levensbeschrijving van eenige voornaame meest Nederlandsche mannen en vrouwen (II Dl. blz. 94-102), J. Kok in de Bijvoegsels op het Vaderlandsch Woordenboek (III Dl. blz. 343-349) en Witsen Geysbeek in zijn Woordenboek der Nederduitsche dichters (VI Dl. blz. 492-499) hebben zijn avontuurlijk leven breedvoerig beschreven, en daartoe zijne Levens-gevallen (No. 146) tot grondslag gelegd, die ons nopen om over dezen fielt te spreken.
Weyerman werd den 9 Augustus 1677 te Breda uit geringe lieden geboren. Zijne moeder had als tamboer in het Nederlandsche leger gediend, en was door dapperheid en moedbetoon tot den rang van sergeant opgeklommen: in het beleg van Bonn werd zij gewond en hare kunne werd onder het verbinden ontdekt, weshalve zij haar afscheid kreeg, met eene jaarwedde van 200 gulden. De jonge Campo betoonde veel aanleg voor de beoefening der wetenschappen, waarom zijne ouders hem naar de Latijnsche school zonden en na een driejarig verblijf bij den predikant Van het Woud in Delftsland tot verdere ontwikkeling bestelden. Aldaar zijnde vond hij in het naburige Delft gelegenheid om zijnen aanleg voor de schilderkunst te ontwikkelen. Immerzeel getuigt van hem, dat hij geen onverdienstelijk bloemschilder geweest is (a). In zijne ouderlijke woning teruggekeerd begon hij zich aan allerlei ligtmisserijen over te geven, verliet zijne gestrenge ouders weldra, om door Belgie, Frankrijk, Italie, Engeland en Nederland jaron achtereen te zwerven en liet overal sporen van een ongebonden gedrag achter. Verleider van verschillende brave meisjes, maakte hij zich daarenboven nog berucht door eene verregaande hekelzucht, waarvoor ieder bloot stond, die maar een' vijand had, daar Weyerman voor geld gereed was, om ieder in zijne blaauwboekjes schandelijk ten toen te stellen. Eindelijk geraakte hij om zijne lasterschriften in handen der justitie van Holland, en werd den 22 Julij 1739 tot eene levenslange gevangenis veroordeeld. Hij overleed op de voorpoort te 's Gravenhage en of omtrent het jaar 1751.
Die lust heeft om Weyerman van nabij te leeren kennen, die neme zijne Zeldzame levens-