Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 29
(2013)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 101]
| |
‘Ik geloof dat de manier waarop u schrijft ook de Denen zal bevallen’
| |
[pagina 102]
| |
handels lag, was Hendrik Conscience. De vertaalde boeken waarvan Kris van de Poel later een aantal kenmerken onderzocht (de auteur, het jaar waarin de vertaling verscheen, de vertaler...) bestonden voor 88% uit Nederlandse werken. Slechts 12% van de vertalingen was van Vlaamse oorsprong, en binnen dat corpus was Conscience met 19 titels oververtegenwoordigd (Van de Poel, 105). Er werd terecht op gewezen dat de ‘vertaalactiviteit gerelateerd [was] aan de toevallige bekendheid van een beperkt aantal mensen met de Nederlandse literatuur’ (Van de Poel, 104). Een overzicht van de vertaalsters en weinige vertalers spreekt boekdelen: Clara Hammerich (1894-1972) had bij haar overlijden 69 titels met de kwalificatie ‘Nederlandse volwassenenfictie’ vertaald, Bodil Anker Larsen bekleedde de tweede plaats met 40 titels en Hedda Syberg liet het Deense lezerspubliek kennis maken met 24 werken. Emma Kraft, die zich in januari 1895 tot Virginie Loveling richtte, vertaalde 17 boeken in de periode 1914-1924 (Van de Poel, 103-104). De gebrekkige en toevallige kennis van de Nederlandstalige literatuur waar Grit en Van de Poel op gewezen hebben, blijkt ook uit de literatuurhistorische inleiding van Louis Hammerich (1892-1975), ‘Europaeisk baggrund for flamsk litteratur’, in de anthologie Nyere flamsk prosa, waarin de auteur onevenredig veel meer aandacht had voor de Europese achtergrond dan voor Vlaamse auteurs.Ga naar voetnoot(4) Met enige overdrijving schreef hij dat de ‘Vlaamse’ letterkunde precies zo jong was als Stijn Streuvels, die toen nog leefde (L. Hammerich, 16-17). De periode vóór de Eerste Wereldoorlog beschouwde hij als een voorbereidingsfase, met o.a. Cyriel Buysse en René de Clercq. Hun werk sloot volgens de inleider nauw aan bij de Nederlandse literatuur (L. Hammerich, 17). Andere negentiende-eeuwse schrijvers van belang, o.a. Virginie Loveling, werden door Hammerich niet vermeld. Louis Hammerich was een filoloog, geen literatuurhistoricus. Tijdens zijn | |
[pagina 103]
| |
legerdienst had hij Hildebrands Camera Obscura (1839) gelezen, en als germanist begon hij steeds meer aandacht te besteden aan Nederlands.Ga naar voetnoot(5) De anthologie was een zeer discutabele ‘bloemlezing’. Na een fragment uit Langs de wegen (1902) van Stijn Streuvels, volgde De Boer die sterft (1918) van Karel van de Woestijne. Daarna stelde Clara Hammerich fragmenten voor uit werk van Herman Teirlinck - Zelf-portret of het galgemaal, 1955 -, Willem Elsschot - Het dwaallicht, 1946 - en Felix Timmermans - Het kindeken Jezus in Vlaanderen, 1918. Op geen enkel ogenblik viel een consistente chronologie te bespeuren en de keuze uit het werk van Karel Jonckheere en Libera Carlier was, in een werk dat een minimale representativiteit van de moderne Nederlandstalige literatuur in Vlaanderen nastreefde, moeilijk te verantwoorden. De lengte van de vertalingen schommelde tussen 3 bladzijden - een fragment uit Blauwbaardje in Wonderland van Louis Paul Boon - en 30 bladzijden, of de integrale vertaling van Klinkaart van Piet van Aken. De vertaalde fragmenten waren niet altijd een representatieve keuze uit het werk van de voorgestelde auteurs. In het nawoord heeft Clara Hammerich haar keuze enigszins toegelicht, en in haar memoires heeft ze op een aantal bemoeienissen vanuit Vlaanderen gewezen. Ze betreurde dat ze bij de samenstelling van Nyere flamsk prosa geen rekening had gehouden met het proza van Toussaint van Boelaere - zijn werk moest wijken voor dat van een auteur die men vanuit Vlaanderen naar voren had geschoven.Ga naar voetnoot(6) In de korte verantwoording benadrukte de vertaalster dat de meeste van de door haar vertaalde boeken uit ons taalgebied door Nederlandse auteurs waren geschreven, maar ze wees er ook op dat sommige Vlaamse werken zeer geschikt leken voor een Deens publiek: ‘Nogle af de flamske [bøger] forekom saerlig egnede for et dansk publikum.’ Kennelijk ontstond het plan om een Deense anthologie van Vlaamse contemporaine literatuur uit te geven in 1937 tijdens gesprekken met Fernand Toussaint van Boelaere (1875-1947) in Antwerpen en Brussel. De Tweede Wereldoorlog maakte de uitvoering van het plan (voorlopig) onmogelijk. Een nieuw initiatief kwam er | |
[pagina 104]
| |
pas toen Louis Hammerich tijdens de winter van 1963-1964 lezingen hield voor de Belgisch-Deense Vereniging in Kopenhagen, Det danske Selskab in Brussel en aan de universiteit van Gent. In een bijdrage van Helge Kjaergaard in Holland-Danmark, een omvangrijk tweedelig werk over de relaties tussen Denemarken en de Lage Landen, was Stijn Streuvels de enige vertegenwoordiger uit de periode van het realisme en naturalisme in Vlaanderen - er werd verwezen naar de vertaling van Het kerstekind (Julebarnet, 1913).Ga naar voetnoot(7) Die zeer eigenaardige beperking was vooral teleurstellend omdat Kai Friis-Møller (1888-1960) al tijdens de Eerste Wereldoorlog meer aandacht had geschonken aan het werk van Vlaamse auteurs.Ga naar voetnoot(8) Van de generatie die toen aan het woord was, kregen Stijn Streuvels en Cyriel Buysse de meeste aandacht. Gelet op de indirecte kennis van hun oeuvre en de beknoptheid van de voorstelling kwamen de kenmerken van hun proza echter onvoldoende uit de verf. De vergelijking van Buysses werk met dat van Maupassant was echter terecht. Ook Pol de Mont en Van nu en straks werden vermeld, samen met Prosper van Langendonck, August Vermeylen en Karel van de Woestijne. | |
Emma KraftDe brief van Emma Kraft is een interessante bron die het verhaal van Grit en Van de Poel aanvult, en bovendien onthult de tekst welke aspecten in het werk van Rosalie en Virginie Loveling de vertaalster hebben aangesproken. Vóór ik de brief bespreek, stel ik eerst kort Emma Kraft voor. Twee jaar vóór het contact met Virginie Loveling verscheen Under korset (1893), haar debuut in boekvorm. Ze verwierf vooral faam als schrijfster van kinderboeken en vertaalster. Een aantal van haar eigen kinderboeken werd in het Nederlands vertaald en verscheen bij Masereeuw & Bouten (Rotterdam), P.N. van Kampen (Amsterdam) en P. Kluitman (Alkmaar). Emma Kraft werkte vrij vroeg mee aan het tijdschrift Spøg og alvor (1898-1901), dat als een | |
[pagina 105]
| |
geïllustreerd blad voor het volk werd omschreven. In de tweede jaargang publiceerde Kraft ‘Kalejdoskopiske Billeder fra Nordsjaelland’ en ‘En Efteraarsdag i Hornbaeks Plantage’. Zoals al gesignaleerd, verscheen in dit blad, dat vanaf 1901 werd omgedoopt tot Nordlyset, de vertaling van ‘Po en Paoletto’. De brief van Emma Kraft aan Virginie Loveling wordt bewaard in de handschriftafdeling van de universiteitsbibliotheek van Gent.Ga naar voetnoot(9) De catalogus vermeldt ook vier werken van Emma Kraft: Regn og solskin (1895), Fortaellinger for børn (1897), H.C. Andersens liv, fortalt for boøn, (1902) en Brogede Blade (1905). Het voorplat van Brogede Blade bevat aan de binnenzijde een vignet met de volgende tekst: ‘Geschenk Virginie Loveling Bibl. Gent 1924’. Op de titelbladzijde bevestigde Emma Kraft, ‘ondanks stilzwijgen’, hun oude vriendschap.Ga naar voetnoot(10) Uit dat boek blijkt ook dat de vertaalster Virginie Loveling heeft bezocht, en dat ze samen naar het bedevaartsoord in Oostakker zijn getrokken. Voorts was de vertaalster te gast bij Fanny Maertens (Florence Helen Maertens) die getrouwd was met Julius MacLeod (1857-1919), een neef van de zusters Loveling. Fanny Maertens vertaalde werk van Pjotr Kropotkin (1842-1921). Emma Kraft bracht ook een bezoek aan Hendrik Logeman (1862-1936), hoogleraar Scandinavische talen aan de universiteit van Gent, en zijn echtgenote Dina van der Willigen (1864-1925). Van der Willigen vertaalde Deense literatuur en schreef over Scandinavische letteren in Dietsche Warande & Belfort en Onze Eeuw (Kraft 1905, 161-190). | |
De brief van Emma KraftBij het overschrijven van de brief heb ik, waar nodig, de Duitse werkwoorden en adjectieven aangepast aan de huidige spelling. De veel gebruikte afkorting u. heb ik consequent vervangen door und. Afgekorte woorden werden vervolledigd en verkeerd gespelde eigennamen | |
[pagina 106]
| |
en Nederlandse woorden heb ik aangepast door er de ontbrekende letters tussen rechte haken aan toe te voegen. Nu en dan heb ik ook een komma toegevoegd, maar de zinsconstructies beantwoorden volledig aan het handschrift. Verkeerde vervoegingen zijn letterlijk overgenomen met daarnaast de correcte vervoeging tussen rechte haken. Ontbrekende of verkeerd geplaatste werkwoorden, ontbrekende voorzetsels en voornaamwoorden werden eveneens tussen rechte haken toegevoegd of op de juiste plaats ingevoegd. Emma Kraft heeft wellicht haar vlot geschreven brief niet herlezen, anders waren haar ongetwijfeld enkele gedachtesprongen opgevallen. Alleen de verkeerde spelling van Bosboom heeft ze zelf gecorrigeerd. Sölvgade 36, 1ster Stock Kopenhagen, d[en] 1sten Januar [18]95 Sehr geehrtes Fraulein Loveling!
Mit inniger Freude und dem größten Interesse habe ich Ihre und Ihre viel zu früh verstorbenen Schwester, Suzannes [Rosalie], Novellen gelesen, und wieder gelesen. Entzückend fein schildern Sie beide! ‘Meester Huyghe’, ‘Sidonia’, ‘Po und Paoletto’ sind kleine feine Meisterwerke; ich liebe diesen alten Greis, Meester Huyghe, der dort im Armenhaus, allein sitzt, auf dem Sohn warrend, und ohne Bitterkeit! ich weine mit Sidonia, und Po's, der tiefe Schmerz des armen Kindes geht mir tief zu Herzen. Und alles haben Sie mit so kleinen Mitteln (zo [ejenvoudig) und so fein und lebendig vors Auge geführt; es ist mir als hätte ich sie alle gekannt und geliebt. Die Art zu schildern ist so ganz nach meinem Sinn und Herzen und ich bin dem Dr. Jan ten Brink sehr dankbar, daß ich Ihre Schriften kennen lernte, denn ohne seine kleine Literaturgeschichte ware ich wohl nie dazugekommen.Ga naar voetnoot(11) Ich glaube auch, daß diese Art in welcher Sie schildern den Danen sehr gefallen würde. | |
[pagina 107]
| |
Meine Bitte an Sie ist diese, daß Sie mir erlauben würden (Ihre Autorisation geben) einige Ihrer Novellen zu übersetzen. Es ist nämlich mein Plan einige holländische Novellen und Geschichten zu übersetzen und sie in einem Band zu sammeln und sie der dänischen Lesewelt vorzuführen. Bei uns besteht leider, was Sie vielleicht wissen, keine Konvention, so daß jedermann übersetzen kann was er will und zwar ohne zu fragen. Ja, wir haben sogar erlebt, daß eine autorisierte Übersetzung von mir von Rich[a]rd Volkmanns ‘Träumereien an französischen Kaminen’Ga naar voetnoot(12) mit 40 schönen Illustrationen von einem unserer ersten Künstlern voriges Jahr erschien, erscheint dasselbe Buch zu Weihnachten unter einem anderen Titel, übersetzt und illustriert von ‘anderen’! Nun, das wird doch mal auch bald ein Ende haben. Ohne Sie gefragt zu habben will ich aber nicht gern; und würden Sie mich sehr freuen, wenn Sie mir die Erlaubnis geben würden. Leider muß ich aber auch gestehen, daß die Verhältnisse in Beziehung auf Honoraren durchgehend erbärmlich [sind], besonders wenn es Übersetzungen sind; und falls ich Verleger finde, was mit dem überschwemmten Büchermarkt durchaus nicht leicht ist, wird mir meine Zeit und Mühe kaum bezahlt. Aber mein Interesse für alles holländisches ist, nachdem ich seit bald 2 Jahren in Amsterdam [war] (hélas! nur 10 Tage), groß, und ich will gern, daß andere mit mir die Freude haben Ihre kleinen ‘Perlen’ zu genießen. Mein im Augenblick hingeworfener Plan wird dieser sein: Me[e] ster Huyghe, Sidonia, Po und Poaletto.Ga naar voetnoot(13) Vielleicht noch ein Paar, 2 oder 3 von Ihnen und 2 à 3 von Ihrer Schwester geschriebenen Novellen zu sammeln; ferner gedenke ich den Dr. Fr[ederik] van Eeden, dessen ‘De kleine Johannes’ ich mit großem Interesse gelesen habe, um einige kleinere Stücke seiner Arbeiten zu übersetzen zu ersuchen, auch Gerard Keller falls derselbe am Leben ist, vielleicht einige aus einer älteren Zeit, und die Bosboom-Toussaint. Wenn Sie mir vielleicht einen | |
[pagina 108]
| |
guten Rat geben wollten, würde ich sehr dankbar sein. Was meinen Sie z.B. von Potgi[et]er oder Jan ten Brink - Multatuli darf ich wohl nicht ausschließen, kenne aber nicht genau was er geschrieben, d.h. weiß was er geschrieben hat, habe aber noch nicht gelesen, auch nicht Jacob van Lennep, Busken Huet;Ga naar voetnoot(14) es kann [können] nur kleinere Sachen sein in diesem ersten Band. Schade nur, nicht allein, daß die holländischen Bücher unseren Verhältnissen nach mir so teuer vorkommen,Ga naar voetnoot(15) noch schlimmer aber, daß man sie schwer erhaltet [erhällt]. Gewöhnlich muß ich mehrmals nach Holland schreiben, seit 3 Wochen [warte ich] auf Kellers Vter Teil Novellen. Sobald ich aus dem Bette komme (ich liege seit 6 Wochen mit einem im voraus sehr geschwächten Körper), und sobald ich Ihre Erlaubnis bekomme, werde ich mich an einen Verleger wenden. Falls von Ihnen und Ihrer Schwester eine kleine Biographie nebst Bild existiert, würde ich für solche sehr dankbar sein, denn ich wollte am liebsten einige Notitzen über den Verfassern, wo möglich auch Ihr Bild, das Buch begeleiten lassen. Hoffentlich sind die Novellen nicht Ihre einzigen Arbeiten - ich würde mich kolossal freuen noch mehrere Arbeiten von Ihnen kennen zu lernen. Ich habe durch Ihre feinen, reizenden Schilderungen die beiden Schwestern lieb bekommen, und empfinde Ihnen das nach, daß Sie die Schwester verloren haben - ich kenne dieses Weh aus Erfahrung. Meine teuere blühende Schwester verlor ich, während ich, seit Jahren ein elender, kranker Mensch auf dem Krankenbett lag. Mir entsinkt die Feder jetzt. Erst heute erhielt [ich] nach vielen Vorfragen Ihre Anschrift durch Kampf [Van Klampen] en Zoon.Ga naar voetnoot(16) Wenn Sie mir ge- | |
[pagina 109]
| |
fälligst [auf] holländisch, französisch oder deutsch schreiben, verstehe ich Sie, nur nicht bitte [auf] englisch. Meine alte 75-jährige Mama, mein einziges, fragt ob Sie einen Gruß beifügen darf - Sie hat an Ihre Novellen die ich mündlich wiedergab, ihre Freude gehabt. Hochachtungsvoll und ergebenst. Emma Kraft | |
Het taalgebruikDe omslag leert ons dat de brief op 12 januari 1895 werd afgestempeld door de post in Gent. Onder de datumstempel vindt men een rubricering - Novellen en Nieuwe Novellen - maar het is uiteraard vooral de inhoud van de brief die literatuurhistorisch belangrijk is. Emma Kraft schreef in het Duits, hoewel ze ook in het Deens had kunnen schrijven, want de schrijvende zusters hadden niet alleen Nederlands en Frans geleerd, maar - naast een aantal andere talen - ook Deens en Zweeds (Basse 1921, 74). Wanneer Rosalie en Virginie later moeilijkheden ondervonden bij het vertalen van de in het Platduits geschreven verhalen van Klaus Groth (1819-1899) zochten ze soms een oplossing door gebruik te maken van de Deense vertalingen van die verhalen. Die vertalingen waren gemaakt op aanraden van de Deens-Zweedse ‘Antwerpenaar’ Constant Jacob Hansen (1833-1910), die gedurende enige tijd veel contact had met de zusters Loveling (Stynen, 70). Na haar bezoek aan Gent bevestigde Emma Kraft dat Virginie Loveling het werk van Scandinavische auteurs in de oorspronkelijke talen las, maar ze spraken wel Frans en Duits met elkaar (Kraft 1905, 185). Virginies belangstelling voor de literatuur van het Deense taalgebied blijkt o.a. uit haar artikel ‘Iets over Andersens vertellingen’ (1874), waaruit volgens Ludo Stynen blijkt dat Virginie de eenvoud van Andersens verhalen waardeerde. Dat de zedenles niet onder die eenvoud leed was even belangrijk (Stynen, 118). Ook Emma Kraft | |
[pagina 110]
| |
apprecieerde de eenvoud van Andersen, zoals blijkt uit haar werkje H.C. Andersens liv, fortalt for børn. Het was precies ook de eenvoud in het werk van Rosalie en Virginie die haar aansprak: ‘mit so kleinen Mitteln (zo [e]envoudig).’ De novellen en schetsen zijn inderdaad vrij realistisch, zonder overdreven sentimentaliteit. | |
Hoe leerde Kraft het werk van de zusters Loveling kennen en hoe ging het er aan toe op de Deense boekenmarkt?De brief bevestigt de stelling van Grit dat bij het vertalen van Nederlandstalig werk in het Deens het toeval een grote speelde, een stelling die ook wordt aangetoond door de memoires van Louis en Clara Hammerich. Emma Kraft leerde het werk van de Lovelings kennen door een verblijf in Nederland en haar kennismaking met een literatuurgeschiedenis van Jan ten Brink. Het resultaat van die kennismaking was dat ze vooral Nederlandse auteurs opsomde die al overleden waren. Van de contemporaine Vlaamse auteurs vermeldde ze slechts de novellen van de zusters Loveling, en de overleden zuster, Rosalie, werd in de brief Suzanne genoemd. Zoals hun oudste zuster, Maria Pauline, maakten Rosalie (Frederica Rosalie) en Virginie (Marie | |
[pagina 111]
| |
Virginie) geen gebruik van hun eerste voornaam. Ze ondertekenden hun gedichten en verhalen met hun roepnaam en hun familienaam. Waarom Emma Kraft het over Suzanne had, heb ik niet kunnen achterhalen. De vertaalster ontving het adres van Virginie Loveling door aan te kloppen bij Van Kampen & Zoon. Of ook andere uitgevers werden gecontacteerd, heeft Emma Kraft niet vermeld. Ze wees er alleen op dat ze het adres pas ‘nach vielen Vorfragen’ had ontvangen. De vertaalster dacht alleszins dat ‘diese Art in welcher Sie schildern den Danen sehr gefallen würde.’ Die uitspraak was, voor wie de ontwikkelingen in de Deense letterkunde volgde, volkomen gerechtvaardigd. Toch was het niet gemakkelijk vertaald werk tegen lonende voorwaarden aan de man te brengen op een boekenmarkt die al overspoeld was, en dat was misschien de reden waarom de vertaling van ‘Po en Paoletto’ in een tijdschrift verscheen - zelfs al ging het om een van die ‘kleine feine Meisterwerke.’ De conventie van Bern (9 september 1886) die het auteursrecht wettelijk verankerde en in werking trad op 5 december 1887 was in de beginperiode alleen bindend voor de landen die het verdrag hadden ondertekend, en daar was Denemarken niet bij. Of de vertaalster haar oorspronkelijk plan ooit waar heeft kunnen maken, heb ik niet kunnen achterhalen. Eigenaardig was alleszins de vraag aan Virginie Loveling om zich ‘uit te spreken’ over Potgieter en Ten Brink. Tijdens haar kort verblijf in Amsterdam had Emma Kraft wellicht andere auteurs ontmoet die in een bundel met verhalen en novellen uit die tijd niet mochten ontbreken. | |
De ‘geselecteerde’ verhalenEmma Kraft had het in haar brief niet alleen over de ‘eenvoudige middelen’, maar ook over de beschreven levens, of over wat Max Rooses de waarheid noemde. De Lovelings slaagden erin de ‘waarheid gade [te] slaan met onbewogen blik, maar niet met onbewogen gemoed.’ (Basse, 109). Het waren niet de schrijfsters die weenden en overdreven sentimenteel schreven, maar wel de vertaalster die door de verhalen werd ontroerd: ‘der tiefe Schmerz des armen Kindes [Po] geht mir tief zu Herzen.’ Dat verhaal, met verwijzingen naar het Nevelse dorpsleven, werd door Rosalie net vóór haar dood afgewerkt. De schrijfster gaf aan het leven van Djosep de glazenmaker en het lot van een doofstom meisje een literaire invulling (Basse, 208). | |
[pagina 112]
| |
Wanneer een leerjongen uit de geboortestreek van Djosep, Paoletto, bij de ouder wordende glazenmaker kwam wonen, leerde de jongen Pauline (Po) kennen. Het verhaal bevatte volgens Ludo Stynen een ‘zwakke schakel’: toen de jonge vreemdeling met het doofstomme meisje speelde, gaf hij haar een loden ringetje als geschenk, en hoewel Po slechts met veel moeite met haar omgeving kon communiceren, verstond ze de symboliek van de ring. Stynen vroeg zich af hoe Po ertoe kwam een ring als een teken van trouw en als een belofte te beschouwen (Stynen, 90). De intuïtie van kinderen wordt echter vaak onderschat, en Emma Kraft, die vooral boeken voor kinderen en de jeugd heeft geschreven en vertaald, plaatste geen vraagteken bij de opeenvolgende fasen van het verhaal. De impliciete herkenning van de symboliek droeg bij tot de sober gehouden scenische ontwikkeling van ‘Po en Paoletto’. De beschrijvingen waren precies lang genoeg om het dorpsmilieu en zijn mensen op een treffende manier weer te geven, en op geen enkel ogenblik verstoorden de gebruikte adjectieven de realistische verbeelding. Zoals in het werkelijke leven registreerde het oog van de schrijfster alleen wat zichtbaar was, maar vanuit haar levenservaring verbeeldde Rosalie Loveling wel meer dan de visueel toegankelijke werkelijkheid. Ook het verhaal over Meester Huyghe was aangrijpend, en een vertaling was zeker niet misplaatst geweest. De door Emma Kraft voorgestelde verhalen hadden ongetwijfeld lezers kunnen aanspreken die belangstelling hadden voor het werk van Herman Bang (1857-1912), Henrik Pontoppidan (1857-1943), en andere auteursGa naar voetnoot(17) die op dat ogenblik invloed hadden op de verdere ontwikkeling van de Deense letterkunde. |
|