Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 28
(2012)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Van elitair boek naar volksuitgave
| |
[pagina 184]
| |
Gansendonck (164 blz.) in 1850 1,75 frank.Ga naar voetnoot(6) Wanneer Conscience in 1870 aan uitgever Edmond van Dieren de kopij van De Kerels van Vlaanderen aanbiedt, reageert die allesbehalve enthousiast bij het zien van zo'n turf in vier delen: ‘Het publiek koopt geen werken van 6 à 8 frs meer’.Ga naar voetnoot(7) Dat maakt ook in België zulk boek onbereikbaar voor een niet-burgerlijk publiek: op het einde van de negentiende eeuw zou een Gentse textielarbeider een dagloon van 2,4 frank gehaald hebben.Ga naar voetnoot(8) Invoer van Nederlandse boeken naar België verliep moeizaam. Ook dat was een oud zeer. Reeds Jan Frans Willems klaagt in 1819 in een brief aan Johannes Immerzeel Jr.: ‘Fransche lettervrugten overstroomen ons; men heéft ze by kans voórniet. Dat heéft dan ook tengevolge dat men hier byna niet dan fransche lezers vind. De nieuwsgierigheyd om de Hollandsche litteratuer te kennen moet men tegen goud opwegen. Waerom geeft men in Holland geen eene goedkoope druk?’Ga naar voetnoot(9) J.F.J. Heremans verantwoordt de Belgische nadruk van de Gedichten van Nicolaas Beets bij Hendrik Hoste te Gent in 1848 met de retorische vraag ‘of de schandelyk hooge prys der in Holland gedrukte werken geen groote hinderpael is ter uitbreiding der nederduitsche letterkunde?’Ga naar voetnoot(10) In de periode 1875-1914 was 1 gulden ongeveer 2,1 frank waard.Ga naar voetnoot(11) Ondanks deze belemmeringen kon een dynamische en inventieve boekhandelaar toch een goedlopende zaak in gang houden. Zo was daar Willem Rogghé te Gent, die van elke nieuwe titel van Conscience 300 tot 400 exemplaren vooraf bestelde. In 1875 kon hij gaan rentenieren en liet hij zijn florerende boekhandel over aan | |
[pagina 185]
| |
Julius Vuylsteke.Ga naar voetnoot(12) Ook Adolf Hoste, de zoon van de reeds vermelde Hendrik, exploiteerde een succesrijke boekhandel naast uitgeverij en drukkerij.Ga naar voetnoot(13) Gedurende de negentiende eeuw werden in Nederland de meeste romans gekocht door leesgezelschappen en leesbibliotheken.Ga naar voetnoot(14) In Vlaanderen kende men het verschijnsel ‘leesgezelschap’ niet, maar de verspreiding van literatuur werd er in de tweede helft van de eeuw ter hand genomen door het Willemsfonds en het Davidsfonds. Het Willemsfonds was in 1851 opgericht en wilde ‘de nederduitsche tael- en letterkunde en al wat haer aengaet krachtdadig ondersteunen en aenmoedigen ter versterking van den algemeenen nationalen geest in België’Ga naar voetnoot(15) door het uitgeven van boeken. Toen Vuylsteke algemeen secretaris en later algemeen voorzitter van het Willemsfonds werd, evolueerde de vereniging in strijdend-vrijzinnige richting. Als reactie werd van katholieke zijde in 1875 het Davidsfonds gesticht met dezelfde doeleinden. Het lidmaatschap in zowel Willems- als Davidsfonds bedroeg 5 frank per jaar. Daarvoor ontving men de publicaties van de fondsen. De oplagen van het Willemsfonds evolueerden van 5.000 stuks in 1884 tot 2.500 in 1903, het Davidsfonds telde in 1877 4.276 leden, in 1914 waren dat er bijna 13.000.Ga naar voetnoot(16) De uitgevers probeerden particuliere kopers te lokken met literaire series. Dat was een nieuw fenomeen op de negentiende-eeuwse boekenmarkt. De boeken in die series waren doorgaans goedkoop omdat men op de kwaliteit van het papier spaarde, maar daardoor steeg de omzet. Ook bood de serie aan een nog onervaren koper een houvast bij zijn keuze uit een al maar groeiend aanbod. Om dezelfde reden waren verzamelde werken in trek.Ga naar voetnoot(17) Oplagen van 2.000 tot 10.000 exemplaren voor literaire series waren niet uitzonderlijk.Ga naar voetnoot(18) | |
[pagina 186]
| |
Zowel in Nederland als in Vlaanderen bleef in de negentiende eeuw het boek lange tijd te duur voor arbeiders. Wanneer hun materiële omstandigheden verbeterden en zij zich lectuur konden aanschaffen, lazen zij kranten.Ga naar voetnoot(19)
Buysses eerste publicatie in boekvorm, Guustje en Zieneken (1887), is in feite een derivaat uit het tijdschrift Nederlandsch Museum, uitgegeven door Adolf Hoste, en waarin de fine fleur van het Gentse liberalisme aan het woord kwam. Guustje en Zieneken werd erin opgenomen na een aanbeveling van Virginie Loveling. Er moeten vrij vlug afspraken voor een uitgave als boek gemaakt zijn, want Hoste kon gebruikmaken van hetzelfde zetsel.Ga naar voetnoot(20) Op de versozijde van het achterplat in de boekuitgave maakt Hoste reclame voor de werken van Virginie Loveling in zijn fonds, een hele bladzijde vol. Aan de hand van de daar vermelde prijzen en in aanmerking genomen de omvang van Guustje en Zieneken (56 blz.) neem ik aan dat het werk 0,50 frank (of 50 centimes) kostte. Buysse blijft in hetzelfde goedkope segment van de markt met Het huwelijk van neef Persyn (1893). Dat verschijnt als nr. 44 in ‘Warendorf's Novellen-Bibliotheek’, een initiatief van de Amsterdamse uitgever S. Warendorf van de firma Van Holkema & Warendorf. In hetzelfde jaar geeft Versluys te Amsterdam Het recht van den sterkste uit. Dat ziet Buysse te koop in februari 1894 bij Hoste tegen de prijs van 4,80 frank en naar hij hoort, levert Vuylsteke het boek voor 4 frank. In een brief aan Versluys noemt hij die prijzen voor Vlaanderen ‘excessief’.Ga naar voetnoot(21) Voor een boek met die omvang (237 blz.) is dat ongeveer het dubbel van wat de Vlaamse lezer gewoon is. De Biezenstekker, eerst verschenen in De Nieuwe Gids (1890), wordt in 1894 bereikbaar voor de Vlaamse beurzen doordat Hoste de tekst publiceert als nr. 6 in de ‘Bibliotheek van Nederlandsche Letteren’, een reeks die onder de leiding staat van Pol de Mont. Elk nummer kost slechts 0,25 frank.Ga naar voetnoot(22) | |
[pagina 187]
| |
[pagina 188]
| |
In de volgende jaren geeft Buysse bij verschillende Nederlandse firma's uit, steeds bedacht op maximaal gewin. Als goedkope uitgaven in serieverband zijn te noteren: De zwarte kost (1898) in ‘Warendorf's Novellen-Bibliotheek’ (nr. 107) en Aan 't strand (1903). Dit laatste werkje verschijnt te Gent bij uitgeverij Plantyn van Hippoliet Meert als nr. 30 in de reeks ‘Flandria's Novellen-Bibliotheek’. Een deeltje kostte slechts 0,15 frank.Ga naar voetnoot(23) In 1905 neemt Buysse contact met C.A.J. van Dishoeck, die tot 1920 zijn voornaamste uitgever zou worden. In juni 1905 verschijnt In de natuur.Ga naar voetnoot(24) Buysse heeft een honorarium van 125 gulden bedongen (en de helft daarvan voor een herdruk). Het boek kost 2,90 gulden ingenaaid en 3,50 gulden gebonden. Dezelfde prijzen gelden voor 't Bolleken (1906) en Lente (1907), hoewel Buysses honoraria voor beide boeken niet identiek zijn: voor 't Bolleken incasseert hij 300 en voor Lente 250 gulden.Ga naar voetnoot(25) De verkoop van die laatste twee titels valt tegen. Buysse verzucht in een brief aan zijn uitgever: ‘Mooier en gunstiger gerecenseerd dan die twee boeken, in alle tijdschriften en couranten, is niet mogelijk. Als dit niet helpt dan, zou ik zeggen heeft kritiek geen invloed op den verkoop’.Ga naar voetnoot(26) Het leven van Rozeke van Dalen, een roman in twee delen, viel natuurlijk duurder uit: 4,25/5,50 gulden. Ook zijn honorarium (500 gulden) bedraagt het dubbel van zijn ‘normaal’ tarief. Daartussen is nog eens plaats voor een goedkope Vlaamse uitgave. In 1906 publiceert Buysse 't Verdriet van Meneer Ongena in de serie ‘Nederlandsche Volksbibliotheek’ van de Brugse drukker-uitgever Camiel Moeyaert.Ga naar voetnoot(27) | |
[pagina 189]
| |
[pagina 190]
| |
In 1908 verschijnt bij Van Dishoeck Het volle leven, verkrijgbaar tegen de ‘gewone’ prijs van 2,90/3,50 gulden. Het jaar nadien kost 'k Herinner mij... dat minder omvangrijk (170 blz.) is dan de vorige boeken bij Van Dishoeck 1,90/2,50 gulden. Het volle leven bracht Buysse 300 gulden op, 'k Herinner mij.... 150 gulden.Ga naar voetnoot(28) Terug naar Vlaanderen voor een reeds benutte serie. In 1909 komt het bundeltje De eenzame van de pers als nr.105 van ‘Flandria's Novellen-Bibliotheek’. De prijs is, als bij Aan 't strand, 0,15 frank. In november 1910 komt Het ezelken op de markt tegen de klassieke prijs van 2,90/3,50 gulden. Van Dishoeck meldt een slabakkende verkoop, waarop Buysse als volgt reageert: ‘Wat u mij schrijft over den slechten verkoop van 't Ezelken is mij een ander raadsel. Voortdurend toch word ik zeer gunstig gerecenseerd; het kan haast niet beter. Worden er dan heelemaal geen hollandsche boeken gekocht, en zou de oorzaak hierin niet liggen dat ze te duur zijn? Ik heb daar herhaaldelijk over nagedacht, of het toch niet beter zou zijn, èn voor auteurs, èn voor uitgever, als de boeken veel goedkooper worden’.Ga naar voetnoot(29) Als mogelijk alternatief biedt hij zijn uitgever De vroolijke tochten, een bundel reisverhalen. Het dunne boek (135 blz.) kost slechts 0,90/1,25 gulden en zou drie drukken beleven. Het juiste bedrag van het honorarium is onbekend, maar Buysse rekent op iets tussen 50 en 100 gulden. Stemmingen, een volgend werk in 1911, telt ook minder pagina's dan gewoonlijk (172 blz.) en dat is merkbaar aan de prijs: 1,90/2,50 gulden. Buysse verwacht er 150 gulden voor, en geen 100, zoals Van Dishoeck had aangeboden, en refereert aan 'k Herinner mij... als vergelijkingspunt.Ga naar voetnoot(30) In 1911 worden zowel Cyriel Buysse als Virginie Loveling gehuldigd, Buysse te Antwerpen op 9 april, Loveling te Gent op 28 april. Te Antwerpen wordt de propaganda rond Buysse zo goed verzorgd, dat de boekhandel 't Kersouwken van Edward Joris in die maand wel 800 exemplaren van diens werk weet te plaatsen.Ga naar voetnoot(31) Ter | |
[pagina 191]
| |
gelegenheid van het feest ter ere van Loveling verschijnt Levensleer in boekvorm. Deze tekst hadden Buysse en Loveling eerst gepubliceerd onder het pseudoniem Louis Bonheiden in Groot Nederland (1907). Het boek wordt verspreid door Adolf Herckenrath die dan al zowel het fonds van Vuylsteke als de boekhandel van Hoste overgenomen heeft.Ga naar voetnoot(32) In 1913 meldt een advertentie in het dagblad Het Volksbelang dat de prijs van het boek 3,50 frank bedraagt.Ga naar voetnoot(33) In 1912 verschijnt De nachtelijke aanranding. Het boek blijft beneden de 200 pagina's (183 blz.) en de prijs is iets lager dan voor Het ezelken en zijn verwanten: 2,25/2,90 gulden. Toch heeft hij voor dit werk een hoger honorarium (350 gulden) gevraagd en gekregen.Ga naar voetnoot(34) In datzelfde jaar begint Van Dishoeck al met het zetwerk van Per auto. Als nieuwe bundel reisverhalen is dat werk te vergelijken met De vroolijke tocht. Het contract voorziet 125 gulden honorarium en de prijs is identiek met die van zijn voorganger: 0,90/1,25 gulden. Per auto verschijnt in 1913, het jaar waarin ook Van hoog en laag uitkomt. Buysse voorziet dat het werk ‘niet zeer lang’ zal worden - de roman telt uiteindelijk 156 pagina's - en vergenoegt zich met 290 gulden honorarium.Ga naar voetnoot(35) In 1915 komt een tweede druk van Het ezelken uit. Zoals gebruikelijk is die verkrijgbaar tegen een lagere prijs dan de eerste druk: 2,25/2,90 gulden. Zomerleven en Oorlogsvisioenen worden in dat jaar geprijsd als De nachtelijke aanranding. 2,25/2,90 gulden. Van een verloren zomer verschijnt nog in juli 1917 bij Van Dishoeck (in 1920 kost dat boek bij boekhandel Van Goethem te Gent 8,75 frankGa naar voetnoot(36), maar op 4 april 1918 schrijft Buysse hem dat De strijd bij Nijgh & Van Ditmar gepubliceerd wordt.Ga naar voetnoot(37) In zijn onderhandelingen met uitgevers ‘blijkt hij zich keihard op te stellen in het behartigen van zijn belangen’.Ga naar voetnoot(38) Vandaar dat De roman van den schaatsenrijder | |
[pagina 192]
| |
(1918) bij de Wereldbibliotheek uitkomt, De twee pony's (1919) bij Meulenhoff en Zooals het was (1921) weer bij Nijgh & Van Ditmar. De uitgaven bij Nijgh & Van Ditmar verkopen zo moeizaam, dat die uitgeverij ze in 1929 aan Van Dishoeck zou overdoen.Ga naar voetnoot(39) Zooals het was zou 20 frank gekost hebben.Ga naar voetnoot(40) Plus-Que-Parfait gepubliceerd als nummer 1 in de ‘Lectura-Reeks’ in 1919-1920.Ga naar voetnoot(41) De samenwerkende vennootschap Lecturawas in 1919 opgericht te Antwerpen door Victor Resseler. Voor die tijd | |
[pagina 193]
| |
had hij onder de naam 't Kersouwken en onder eigen naam gedrukt, zo het links-liberale weekblad De week (1909-1912), waarin hij onder het pseudoniem Segher Rabauw het werk van Buysse verdedigde. Ter gelegenheid van de Buysse-hulde in 1911 had hij zelfs een volledig ‘feestnummer’ aan de auteur gewijd en in samenwerking met Van Dishoeck ook in dat jaar de studie van Herman van Puymbrouck, Cyriel Buysse en zijn land, gepubliceerd. Lectura was gericht ‘op het uitgeven van periodieken en boeken op allerlei gebied, en in de eerste plaats van reeksen kleinere en goedkoope werkjes zooals bv. het buitenland die kent’.Ga naar voetnoot(42) Gezien zijn enthousiasme voor Buysse is het geen wonder dat hij deze als eerste van de ‘Lectura-Reeks’ wil laten figureren. Op het omslag van Plus-Que-Parfait wordt werk aangekondigd van twaalf auteurs, onder wie Maurits Sabbe (nr. 2), Virginie Loveling (nr. 3), Max Rooses (nr. 5), Siska van Daelen (pseudoniem van zijn echtgenote Fanny Resseler-Delvaux) (nr. 6), Victor de Meyere (nr. 7), Domien Sleeckx (nr.10) en - opvallend - twee Franse grootheden als Alphonse Daudet (nr. 4) en Guy de Maupassant (nr. 12). Elk deel zou 2 frank kosten: de complete reeks verwierf men tegen de prijs van 20 frank. In 1923 leert het omslag van Herman Teirlincks Het lied van Peer Lobbe dat de ‘Lectura-Reeks’ enigszins anders geëvolueerd was dan eerst voorzien. Ook had de toenemende inflatie tot hogere prijzen genoopt. In de kop van de reeks blijven Buysse, Sabbe, Loveling, Rooses, Siska van Daelen en De Meyere gehandhaafd; Willem Elsschot vervangt Sleeckx; de Franse novellisten Daudet en Maupassant zijn verdwenen. Al deze nummers kosten nu 2,50 frank. Nummers 9-12, tegen 4 frank, worden werk van Victor Fris, Lode Baekelmans, Piet van Assche en Herman Teirlinck. De eerste ‘Reeks’ van twaalf nummers kost compleet 33,50 frank. Per abonnement en bij vooruitbetaling wordt dat 25 frank. Apart (nr. 1 van een volgende ‘Reeks’) staat Fritz Francken tegen 5,50 frank. Resseler geeft blijk van een goed commercieel inzicht: van vier auteurs (Francken, Baekelmans, Van Assche en Teirlinck) zijn hun teksten ook verkrijgbaar in luxe-editie (25 genummerde exemplaren op gevergeerd papier) tegen de prijs van 10 frank per stuk. Dat is een goede zet: in tegenstelling tot wat men misschien verwacht, verkoopt een luxe-oplage vrij vlot; zij is doorgaans veel vlugger uitgeput dan de gewone uitgave. | |
[pagina 194]
| |
Rond 1920 lijkt de productie van Buysses werk duidelijk verdeeld. De romans verschijnen in boekvorm bij Nederlandse uitgevers tegen voor Vlamingen horribele prijzen, terwijl in Vlaanderen zelf enkele novellen, doorgaans in goedkope series, beschikbaar zijn. Toch behoort Buysse naar het woord van Lode Monteyne tot de meest gelezen auteurs.Ga naar voetnoot(43) Dat komt door de verspreiding van zijn oeuvre binnen het vrijzinnig circuit van socialistische volksbibliotheken, de bibliotheken van het Willemsfonds en progressieve boekhandels. Ook als feuilleton in de kranten Het Volksbelang en Vooruit (met het Zondagblad van Vooruit) bereiken teksten van Buysse een publiek. Katholieke critici stonden van bij de aanvang zeer afwijzend tegenover het werk van Buysse en de relatie is er na het verschijnen van Het ezelken zeker niet op verbeterd.Ga naar voetnoot(44) Die stugge houding belet een mogelijke aankoop van zijn boeken door katholieke bibliotheken. Gewoonlijk denkt men aan deze reactie, wanneer Buysse in brieven aan Fritz Francken schamper spreekt over de verkoopcijfers van zijn werk in Vlaanderen. Zo schrijft hij op 20 september 1917: ‘Weet ge hoeveel er doorgaans van mijn werken in België verkocht worden? Mijn uitgever heeft mij meegedeeld dat dit varieerde van de 17 tot de 23. Rozeke v. Dalen had het record met 23 exemplaren!’ En op 16 juli 1918 luidt het: ‘Het doet mij lachen dat die knullen ginder zich nog altijd moeite blijven geven om mij en mijn werk af te breken. [...] Ze moesten mij dood blijven zwijgen, zooals ze steeds gedaan hebben. Dan blijft de verkoop van mijn boeken in België varieeren tusschen de 18 en 26 voor elke uitgave: een totaal dat weinig kwaad kan stichten en waarmee ik, van mijn kant, volkomen tevreden ben.’Ga naar voetnoot(45) Hierbij moet opgemerkt worden dat die cijfers niet noodzakelijk slaan op het jaar van uitgave. Het is normaal dat bij het verschijnen van een werk de verkoop sterk kan aantrekken, terwijl in volgende jaren het debiet inderdaad slechts enkele (tientallen) exemplaren bedraagt. Ook is het merkwaardig dat in de reeds vermelde brieven aan zijn Nederlandse uitgevers Versluys en Van Dishoeck - toch geen katholieken - de trage verkoop van zijn boeken, ondanks de gunstige kritieken, geweten wordt aan de hoge prijs, en niet aan | |
[pagina 195]
| |
enige klerikale boycot. Een begin van appreciatie aan katholieke zijde merkt men sporadisch bij Jules Persyn en vooral bij Joris Eeckhout, ‘de eerste priester onder de bewonderaars van Buysse’.Ga naar voetnoot(46) Recentelijk is in Mededelingen XXVII een ander kanaal aangewezen, waarlangs bekendheid met Buysses werk ook in het katholieke milieu mogelijk was. Het betreft hier de bekende bloemlezing Zuid en Noord opgezet door de jezuïet Evarist Bauwens. Reeds in 1908 worden daarin stukken van Buysse opgenomen. Van de auteur wordt gezegd: ‘Hij [...] bekleedt als romanschrijver een allereerste plaats in België’Ga naar voetnoot(47) - hoewel er gewaarschuwd wordt voor de lectuur van zijn werk: enkel Uit Vlaanderen is toegelaten. Zelfs uit Het ezelken neemt Bauwens in Zuid en Noord 1912 een fragment op, maar in 1915 is dat verdwenen. Waarschijnlijk was er toch te veel tegenkanting binnenshuis. Maar aangezien de totale oplage van Zuid en Noord (tot 1983) het miljoen exemplaren ruimschoots overschrijdt,Ga naar voetnoot(48) moet de naam van Buysse en een (zij het streng selectieve) keuze uit zijn werk een aanzienlijk literair geïnteresseerd leerlingenaantal bereikt kunnen hebben. In latere jaren heeft Buysse opgemerkt dat de banbliksems van zijn vroege critici en de zedelijke quoteringen in het Lectuur-Repertorium van Joris Baers toch niet de enig mogelijke reacties van een katholieke monoliet waren. Dan schrijft hij aan Paul Wijnants: ‘De Hollandsche Katholieke wereld negeert mij totaal. Met vele Vlaamsche Katholieken kan men praten; met [H]ollandsche Katholieken onmogelijk’.Ga naar voetnoot(49) Op 2 oktober 1921 zet Buysse een belangrijke stap inzake de uitgave van zijn werk. Dan reageert hij op een voorstel van de Gentse uitgeverij en boekhandel Van Rysselberghe & Rombaut: ‘Wat uw plan tot uitgave van een werk van mij betreft, hoe zoudt gij er over denken als ik er 75 een timen per exemplaar vroeg voor een oplage van 2000? Dat zou dan iets minder zijn dan wat ik voor dergelijke uitgaven in Holland ontvang, maar ik zou het er voor over hebben, omdat ik meen dat Vlaamsche werken in Vlaanderen moeten verschijnen.’Ga naar voetnoot(50) Paul van | |
[pagina 196]
| |
Rysselberghe en Willem Rombaut hadden in 1907 de zaak van Emiel van Goethem overgenomen. Van Rysselberghe zou zich toeleggen op de Franstalige afdeling van de boekhandel, terwijl aan Rombaut het Nederlandse boek was toevertrouwd.Ga naar voetnoot(51) Rombaut verwerft het algemeen depot van de uitgaven van het Willemsfonds en onderhoudt goede contacten met het liberale intellectuele milieu. Dat Rombaut Buysse benaderd heeft, is dan ook gezien hun gemeenschappelijke ideeën en Rombauts dynamische natuur, niet verwonderlijk. Zo verschijnt Uit de bron in 1922 bij Van Rysselberghe & Rombaut. Zeshonderd exemplaren worden gedrukt met, naast hun adres, het imprint van Van Dishoeck.Ga naar voetnoot(52) Bovendien worden tweeduizend exemplaren aan het Willemsfonds geleverd, dat het boek in de reeks eigen uitgaven voor leden opgenomen heeft. Aan Buysses voornemen zijn werk voortaan in Vlaanderen te laten uitgeven, ligt naast de door hem vermelde ideële beweegreden tevens een puur economische realiteit ten grondslag. In de naweeën van de Eerste Wereldoorlog is de Belgische frank - en niet alleen hij - sterk gedevalueerd. In het interbellum vormt Nederland een duurte-eiland in West-Europa, terwijl de munten van België, Frankrijk en Duitsland devalueren. De Franse romans blijven dan ook hun plaats op de Belgische markt handhaven, maar de Nederlandse boeken worden werkelijk onbetaalbaar. Van Dishoeck geeft dan ook na de oorlog aanzienlijk minder Vlaams werk uit dan daarvoor.Ga naar voetnoot(53) Terwijl in 1894 een Gentse textielarbeider over een jaarloon van circa 750 frank beschikte, verdient een werkman in 1922 meer dan het dubbele, ongeveer 2.000 frank.Ga naar voetnoot(54) De gulden, die in 1885-1914 2,1 frank waard was, is in 1923 meer dan verdriedubbeld.Ga naar voetnoot(55) | |
[pagina 197]
| |
Begrijpelijk is dan ook dat in 1924 Van Holkema en Warendorf de tweede uitgave van Het recht van den sterkste lanceren als nummer 72 van een goedkope serie, de ‘Daalders Editie’.Ga naar voetnoot(56) Een boek uit deze reeks kost, zoals de naam het aangeeft, één rijksdaalder ofte 2,50 gulden. Eveneens in 1924 verschijnt Tantes. Van Dishoeck neemt zeshon-derd exemplaren voor zijn rekening. De prijs bedraagt 15 frank voor een ingenaaid en 25 frank voor een gebonden exemplaar. Ook de volgende boeken bij Van Rysselberghe en Rombaut liggen in deze prijsklasse: Typen (1925): 15/25 frank, Emile Claus (1925): 10/20 frank, Uleken (1926): 15/25 frank, Kerels (1927): 15/25 frank, De schandpaal (1928): 18/28 frank. Van al deze werken neemt Van Dishoeck zeshonderd exemplaren, behalve van Kerels: daar volstaan vijfhonderd stuks. In 1930 verschijnt de eerste jaargang van Het boek in Vlaanderen, ‘Jaarboek van de Vereeniging van Letterkundigen en de Vereeniging van het Vlaamsche Boekwezen’. Van deze laatste vereniging is Rombaut een van de initiatiefnemers en wordt hij in 1929 de eerste vicevoorzitter. In Het boek in Vlaanderen 1930 stelt hij zijn fonds voor op maar liefst twaalf bladzijden.Ga naar voetnoot(57) De eerste twee zijn geheel aan Buysse gewijd. Naast twee illustraties (de bekende portrethoutsnede van Frans Masereel voor de Buyssestudie van Achilles Mussche en een recente foto van de auteur) kondigt Rombaut het verschijnen aan van Het Gezin Van Paemel met nog drie andere toneelstukken (22,50 frank) en Uit het leven (20 frank). In hetzelfde jaarboek biedt De Nederlandsche Boekhandel te Antwerpen een ‘Portret-editie’ aan, ‘Uitgave der werken met het portret op de banden’.Ga naar voetnoot(58) Naast Gezelle en anderen wordt ook voorgesteld: ‘Cyriel Buysse, Werken 3 Series, onderscheidelijk van 7, 9 en 8 deelen. Per serie fr.295.-; de 3 series bijeen fr.850.-’. Titels van deze licentie-uitgaven worden niet meegedeeld. L.H. Smeding, directeur van De Nederlandsche Boekhandel en eerste voorzitter van de Vereniging ter bevordering van het Vlaamse boekwezen, moet ervan overtuigd geweest zijn dat sommige Vlamingen deze investering zouden aandurven. | |
[pagina 198]
| |
In Het boek in Vlaanderen 1931 adverteert Rombaut als in het jaar daarvoor. Buysse staat weer op kop van het fonds, met twee volle bladzijden. Op de eerste pagina komt een aankondiging van Twee werelden en met als illustratie het daarbij horend portret van Buysse door Jenny Montigny. In de lijst van de beschikbare uitgaven (vanaf Tantes) valt op dat van dit boek enkel de gebonden versie aangeboden wordt, en van alle volgende titels enkel de ingenaaide exemplaren. In dit jaarboek biedt De Nederlandsche Boekhandel zijn ‘Portret-editie’ weer aan en stelt ‘Lectura-uitgaven’ van Resseler Dierenliefde voor (12,50 frank).Ga naar voetnoot(59) Buysse is tevreden met de verspreiding van zijn werk door Van Rysselberghe en Rombaut. In 1929 zegt hij daarover tijdens een interview met Van Puymbrouck: ‘Mijn werk wordt in Vlaanderen zeer veel verkocht. En nog meer gelezen. [...] Van ieder van mijn werken worden er nu drie of vier duizend gedrukt. En ze zijn spoedig uitverkocht’.Ga naar voetnoot(60) Maar dan slaat het noodlot toe. Willem Rombaut overlijdt schielijk op 28 juni 1931, amper 47 jaar oud. Zijn weduwe zet de boekhandel nog een tijd voort onder de naam Rombaut-Fecheyr, maar op een veel minder expansieve manier. De firma adverteert niet langer in Het boek in Vlaanderen. Daarin komen in 1932 dan ook slechts de aanbiedingen van De Nederlandsche Boekhandel en Lectura voor tegen dezelfde voorwaarden als in 1931. Het jaar nadien wordt de ‘Portret-editie’ voor het laatst aangeboden. In datzelfde jaar 1933 kondigt Het Kompas te Mechelen een goedkope letterkundige reeks ‘De Feniks’ aan, ‘zes meesterwerken voor 75 frank.’Ga naar voetnoot(61) Een eerste reeks zou werk bevatten van August Vermeylen, Aart van der Leeuw, Herman Teirlinck, Knut Hamsun, Karel van de Woestijne en Cyriel Buysse. Dat wordt Het volle leven. Nog in dat jaarboek van 1933 stelt Van Dishoeck de Vlaamse auteurs uit zijn fonds voor. Uiteraard neemt Buysse tussen hen een belangrijke plaats in. Met het oog op de Vlaamse markt worden de prijzen voor ingenaaide en gebonden exemplaren in Belgische franken berekend: ‘ 't Bolleken (25/37,50), Lente (idem), Rozeke van Dalen (50/62,50), Het Ezelken, Het volle | |
[pagina 199]
| |
Leven, 'k Herinner mij (telkens 25/37,50), Per Auto (10/20), De Vroolijke tocht (12,50/22,50), In de Natuur, Stemmingen, De nachtelijke aanranding, Van hoog en laag, Zomerleven (telkens 25/37,50), De laatste ronde (12,50/22,50), Van Arme Menschen (25/37,50), Tusschen Leie en Schelde (idem), De Strijd (35/47,50), Zooals het was (idem), Wat wij in Spanje en Marokko zagen (25/37,50).’Ga naar voetnoot(62) Die prijzen liggen duidelijk boven het Belgisch niveau. Vooral het bindwerk is excessief duur: de prijs voor Per auto wordt erdoor verdubbeld! In 1934 laat Van Dishoeck dezelfde advertentie opnemen, maar in 1935, 1936 en 1937 biedt geen enkele uitgever boeken van Buysse aan. In 1938 komt De Nederlandsche Boekhandel met de Salamanderreeks (per stuk 20/26 frank). Daarin zijn veertig werken opgenomen in acht groepen van vijf titels. Tantes zit in de derde groep, samen met werk van A. den Doolaard, Anna van Gogh-Kaulbach, Leonhard Frank en Marcellus Emants. Per groep is de prijs 85/106,25 frank. In 1939 en 1940 ontbreekt Buysse totaal in het Vlaamse aanbod.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog neemt de leescultuur sterk toe: andere vormen van ontspanning zijn nauwelijks voorhanden. Het aantal gepubliceerde titels stijgt en de oplagen worden zo groot als de papiervoorraad toestaat. Ook gevestigde uitgeverijen werpen volksuitgaven op de markt.Ga naar voetnoot(63) In Het boek in Vlaanderen 1946noteert André Demedts dienaangaande: ‘Bijna alle boeken werden zonder onderscheid grif gekocht en gelezen [...] Het aantal en de oplage der nieuw verschijnende boeken bereikten een peil, dat wij in ons land nooit hadden gekend.’Ga naar voetnoot(64) In Het boek in Vlaanderen van 1941 is er nog geen sprake van Buysse, in 1942 kondigt Van Ditmar's Boekenimport als nummer 3 in de serie ‘Van Ditmar's Boeken-keur’ de vierde druk van Het leven van Rozeke van Dalen aan tegen de prijs van 28 frank. De serie is opgezet als een reeks volksuitgaven van oorspronkelijke en vertaalde romans, vertellingen en reisbeschrijvingen. Het jaar nadien blijkt de editie al uitverkocht te zijn.Ga naar voetnoot(65) De uitgeverij De Lage Landen, | |
[pagina 200]
| |
opgericht te Brussel in 1941, meldt in Het boek in Vlaanderen van 1943: ‘In 1943 publiceerde onze firma een aantal volksedities, waarvan de totale oplage de 250.000 exemplaren overtreft.’Ga naar voetnoot(66) Naast een viertal buitenlandse auteurs (onder wie Knut Hamsun en R.L. Stevenson) omvat hun programma van volksedities Tille van Baekelmans, drie titels van Maurits Sabbe, maar vooral ‘een achttal werken van den grooten prozaïst en verteller Cyriel Buysse’: Het [sic] Bolleken, Lente, 'n Leeuw van Vlaanderen, Zomerleven, Sursum cordal, Tusschen Leie en Schelde, Van arme menschen en De nachtelijke aanranding. De boeken zijn op miserabel oorlogspapier gedrukt, maar hebben een ongemeen groot publiek bereikt, ook door de extreem lage prijs.Ga naar voetnoot(67) In 1944 en 1945 verschijnt Het boek in Vlaanderen niet, wel in 1946. In zijn reeds geciteerde inleiding moet Demedts na de leeswoede in de voorbije jaren vaststellen: ‘Die voordeelige toestand kon na de bevrijding niet gehandhaafd blijven. Gedurende de eerste maanden deden andere zorgen de literatuur vergeten; er was weinig papier en slechts enkele boeken zagen het licht. Toen langzamerhand naar een normaler bestaan kon teruggekeerd worden, bleek het dat de kooplust van het publiek zeer sterk was verminderd. Sedert lang gevestigde boekhandelaars verzekeren dat zij nooit zulk een diepe inzinking in hun zaken hebben gekend’.Ga naar voetnoot(68) Tot 1958 ontbreekt Buysse totaal in het aanbod van de Vlaamse uitgeverij, afgezien van een schooluitgave van Plus-Que-Parfait bij De Nederlandsche Boekhandel in 1948. Zou het publiek de zozeer verspreide uitgaven van De Lage Landen te zeer associëren met deplorabele oorlogsomstandigheden? In 1958 verschijnt dan nog geen werk van Buysse zelf, maar wordt bij Manteau de monografie Cyriel Buysse door Richard Minne aangekondigd in de reeks ‘Monografieën over Vlaamse letterkunde’ (20 frank). Die komt uit in het volgend jaar. In oktober 1959 lanceert Heideland de serie ‘Vlaamse Pockets’ tegen 25 frank per stuk, 't Bolleken verschijnt als nummer 2 van de reeks, na Baekelmans' Mijnheer Snepvangers en vóór Ernest Claes' Daar is een mens verdronken. Verder maken van de eerste lichting | |
[pagina 201]
| |
(acht nummers) deel uit: Bert Decorte, Bert Ranke, August van Cauwelaert, Hugo Verriest en Lode Zielens.Ga naar voetnoot(69) Dat is een opmerkelijk initiatief want de uitgeverij heeft sinds haar oprichting in 1945 een uitgesproken christelijkprofiel.Ga naar voetnoot(70) Directeur Lou Nagels achtte Vlaamse auteurs ondervertegenwoordigd in Nederlandse pocketreeksen. De nieuwe reeks zou belangrijke Vlaamse auteurs (her)uitgeven en ze zou pluralistisch zijn. Dat voornemen wordt in de keuze van de eerste acht namen gerealiseerd: links en rechts, katholiek en vrijzinnig zijn vertegenwoordigd. Bij de latere uitbouw van de serie was er wel een praktische moeilijkheid: Heideland beschikte niet over een groot eigen literair fonds, zodat men op zoek moest naar rechtenvrije werken of naar teksten, waarvan de uitgevers de rechten wilden afstaan.Ga naar voetnoot(71) Per titel is telkens wel een oplage van meerdere duizenden exemplaren verspreid. In 1960 annonceert Heideland in Het boek in Vlaanderen een nieuwe lichting ‘Vlaamse Pockets’ en roept daarbij de eerste acht nummers in herinnering. Dat doet de uitgeverij ook in 1961. Uitgeverij Ontwikkeling, die een duidelijk socialistisch stempel draagt, brengt in 1963 in een reeks ‘Onze goedkope uitgaven’ (85 frank) naast werk van Gerard en Carla Walschap en de Lazarillo de Tormes-vertaling van Bert Decorte een herdruk van Het ezelken op de markt.Ga naar voetnoot(72) In 1966 wordt het plots erg druk. Bij Desclée De Brouwer verschijnt in de reeks ‘Ontmoetingen’ als nummer 67 Cyriel Buysse door Mare Galle (30 frank), bij Heideland als nummer 194 van de ‘Vlaamse Pockets’ De schandpaal (35 frank) en DAP-Reinaert Uitgaven neemt een dubbel initiatief. In de ‘Reinaert Romanreeks’ (negen romans tegen 60 frank met reductie) komt naast werk van Stijn Streuvels, Felix Timmermans, Antoon Thiry en Antoon Coolen ook Tantes uit. Dat boek wordt aangekondigd voor januari 1967. Maar nog in 1966 is de Cyriel Buysse Omnibus beschikbaar.Ga naar voetnoot(73) DAP-Reinaert Uitgaven, opgericht in 1945 vanuit de christelijke arbeidersbeweging onder de naam De Arbeiderspers (niet te verwarren met de gelijknamige | |
[pagina 202]
| |
Nederlandse uitgeverij), heeft sinds 1950 werk van populaire Vlaamse auteurs verspreid (Emiel van Hemeldonck, Aster Berkhof, Ernest Claes) met als beoogde doelgroep het arbeiderspubliek.Ga naar voetnoot(74) Reeds in 1954 komt een ‘Conscience cassette’ uit: drie romans voor 95 frank. In 1961 worden de eerste Reinaert Omnibussen (Aster Berkhof, Toon Kortooms, Jean du Pare) gepubliceerd: telkens drie romans in één band (75 frank). Het verschijnsel omnibus is gekopieerd van Nederland. Daar verscheen de eerste verzameluitgave in één band reeds in 1937 bij Em. Querido (vier romans van A.M. de Jong), maar de formule werd pas een succes toen De Arbeiderspers (Amsterdam) in 1951 een omnibus van Simon Carmiggelt uitbracht. Elsevier, Het Spectrum en De Bezige Bij volgden met omnibussen van veelgelezen vertellers in hoge oplagen.Ga naar voetnoot(75) Wanneer DAP-Reinaert Uitgaven de Buysse Omnibus uitbrengt, is de formule al goed ingeburgerd: van Conscience, Aster Berkhof en Jean du Pare zijn bij dezelfde uitgeverij al twee omnibussen voorhanden, van Claes, Louis Couperus en Filip de Pillecyn telkens één. Opmerkelijk is de Buysse Omnibus dus niet als editieproject, maar wel om het feit dat de katholieke arbeidersbeweging de vrijzinnige auteur populariseert. Naast een grotere openheid op het ideologische vlak kan daarvoor een meer actuele factor meespelen: in datzelfde jaarboek 1966 wordt de heruitgave van Tantes als volgt aanbevolen: ‘Een ongenadige schildering van een harteloos achterlijke mentaliteit. En dat Cyriel Buysse dit aan kan, weet U sinds U zijn T.V.toneelstuk “Het gezin van Pamel [sic]” hebt gezien’.Ga naar voetnoot(76) Het valt niet te ontkennen dat de tv-uitzending van de indrukwekkende KVS-productie met Robert Maes in de hoofdrol Buysse terug op het literaire voortoneel heeft gebracht. De Buysse Omnibus bevat De nachtelijke aanranding, Grueten Broos, Greutmoeder Renske, Op het kleine gehucht, Uleken, De steunpilaren der ‘Ope van vrede’ en Lente. Het boek kost 145 frank. | |
[pagina 203]
| |
In 1967 verschijnt in de reeks ‘Heideland Paperbacks’ Het recht van de sterkste (120 frank) met als commentaar: ‘Een generatie na zijn overlijden wordt het verhalend proza van Buysse [...] meer dan ooit naar waarde geschat’.Ga naar voetnoot(77) En DAP-Reinaert Uitgaven gaat verder met een Tweede Buysse Omnibus (145 frank) bevattend: De roman van de schaatsenrijder, 't Beeldeken, Het roomwitte koetje, Het gezin Van Paemel, Paatros, Het huwelijksaanzoek, De plaatsvervangende vrederechter en Twee werelden. Nog meer: in de reeks ‘Reinaert Literaire Paperbacks’ is Het volle leven (85 frank) beschikbaar.Ga naar voetnoot(78) DAP-Reinaert Uitgaven behoudt zijn elan in 1968: naast Tantes en Het volle leven komt een Derde Buysse Omnibus met Het leven van Rozeke van Dalen, Het hofje, Het advertentiebriefje, De terugkomst en De operatie. De drie omnibussen kosten nu 165 frank elk. Ook in 1970 wordt het bestaande aanbod nog vergroot met een Vierde Buysse Omnibus (165 frank). Daarin zijn opgenomen: De strijd, De wraak van Permentier, De honderdjarige, Driekoningenavond, Sususususut en Zomerleven.Ga naar voetnoot(79) Dat complete aanbod wordt gehandhaafd tot in 1973. Eveneens in 1970 biedt J.B. Wolters (Leuven) in de reeks ‘Kort en goed’ als cursorische schoollectuur Krachten aan. In oktober 1974 komt dan het eerste deel van Buysses Verzameld werk op de markt in een oplage van 2000 exemplaren.Ga naar voetnoot(80) In Het boek in Vlaanderen plaatst uitgeverij Manteau dit project terecht in de rij van soortgelijke, door haar tevoren ondernomen edities van Karel van de Woestijne (8 delen, 1947-1950), August Vermeylen (6 delen, 1950-1955) en Herman Teirlinck (9 delen, 1955-1973). Tegelijk met het eerste deel verschijnt een brochure, Boeketje Buysse, geredigeerd door Karel Jonckheere. Dat zou ‘alle gegevens over het Verzameld Werk van Cyriel Buysse’ bevatten.Ga naar voetnoot(81) Dat laatste valt tegen. Afgezien van een voorlopige inhoudsopgave van de zes voorziene delen, wordt over de editorische werkzaamheid enkel meegedeeld: ‘Samengesteld en van aantekeningen voorzien door prof. dr. A. van Elslander’.Ga naar voetnoot(82) Over Anne Marie Musschoot, die het wetenschappelijk onderzoek | |
[pagina 204]
| |
en het leeuwendeel van de redactionele arbeid geleverd heeft, wordt niet gerept. Ook voor de prijs moet men teruggrijpen naar Het boek in Vlaanderen. De eerste twee delen kosten 985 frank. Deze hoge prijs - zeker in vergelijking met de Omnibussen - en de daarmee samenhangende eerder voorzichtige oplage bestemmen het Verzameld werk voor een uitgezocht publiek van verstokte Buysse-adepten of leden van de culturele elite. Net in datzelfde jaar 1974 houdt DAP-Reinaert Uitgaven de Buysse Omnibussen niet langer aan. Maar de uitgeverij wordt Buysse niet ontrouw: sinds 1973 figureert Het ezelken in de reeks ‘Reinaert bestsellers’ en blijft dat doen tot in 1975. Manteau verhoogt dan de prijs van het Verzameld werk (behalve voor het eerste deel) tot 1.285 frank.Ga naar voetnoot(83) In 1976 publiceert Reinaert Uitgaven een Omnibus Vlaamse parels 1900-1940 (275 frank), een zeer representatieve keuze van werk uit die periode: naast Sabbe, Vermeylen, Streuvels, Claes, Toussaint van Boelaere, Baekelmans en Van Ostaijen is ook Buysse van de partij met De bedevaart naar Sint-Cornelius-ten-Hove.Ga naar voetnoot(84) Manteau propageert het Verzameld werk dat jaar niet in Het boek in Vlaanderen, en evenmin in 1977. Wel verschijnt dan in haar reeks ‘Cursorisch lezen’ voor schoolgebruik Meester Gevers (120 frank), bezorgd door Anne Marie Musschoot.Ga naar voetnoot(85) De arbeid aan het Verzameld werk verloopt intussen in alle stilte. In Het boek in Vlaanderen 1978-1979 wordt dan het verschijnen van deel 5 aangekondigd op 15 februari van dat laatste jaar (1.325 frank).Ga naar voetnoot(86) In vorige jaren is op deel 3 (1975) en deel 4 (1977) niet geattendeerd. Het jaar daarop brengt Tjeenk Willink/Noorduijn, een onderdeel van de uitgeversgroep Kluwer, in de reeks ‘Klassieken der Nederlandse letterkunde’ een wetenschappelijke uitgave van ‘De Biezenstekker’ gevolgd door het toneelstuk ‘Driekoningenavond’ (465 frank), geannoteerd door Antonin van Elslander en Anne Marie Musschoot.Ga naar voetnoot(87) In maart 1980 komt deel 6 van het Verzameld werk van de pers. Tevens geeft Elsevier Manteau - want Manteau maakt | |
[pagina 205]
| |
sinds 1 januari 1978 deel uit van het Elsevier-concernGa naar voetnoot(88) - als ‘Grote Marnixpocket nr. 221’ Tantes uit (265 frank). In september 1982 wordt het Verzameld werk gecompleteerd met deel 7, dat 1.485 frank kost. Heideland (sinds 1969 Heideland-Orbis)Ga naar voetnoot(89) neemt de draad van 1966 weer op: zij geeft Het recht van de sterkste uit (245 frank) en propageert het werk tot 1986 (285 frank).Ga naar voetnoot(90) In 1983 lanceert Em. Querido in de reeks ‘Salamanders’ Het leven van Rozeke van Dalen (240 frank). Als derivaat van het Verzameld werk geeft Manteau in 1984 Zoals het was, Het recht van de sterkste en Het gezin Van Paemel afzonderlijk uit.Ga naar voetnoot(91) Kluwer-Deurne komt met 't Bolleken onder de eerste 24 nummers in de serie ‘Amstel Klassieken’ (240 frank), een reeks ‘meesterwerken uit de Nederlandse en Wereld Literatuur’.Ga naar voetnoot(92) Beide uitgeverijen vermelden datzelfde aanbod in hun programma voor 1985-1986. In 1986 brengt het Davidsfonds als nr. 666 in de ‘Romanreeks’ Romans en verhalen van Cyriel Buysse. Deze omnibus (745 frank) bevat De biezenstekker, Een levensdroom, De wraak van Permentier, Lente, Tantes en Uleken. Het is tot nu toe de laatste omnibus, die het werk van Buysse op grote schaal verspreid heeft. Manteau zet ook in 1986 zijn initiatief van het vorige jaar voort en bezorgt afzonderlijke drukken van Schoppenboer (395 frank) en Het gezin Van Paemel (245 frank). In 1987 en 1988 komen daar nog respectievelijk De beste verhalen van Cyriel Buysse (645 frank) en Het leven van Rozeke van Dalen (695 frank) bij.Ga naar voetnoot(93) Daarna heerst er een paar jaar windstilte. Pas in 1992 waagt Manteau, nog steeds op basis van het Verzameld werk, een uitgave van Reizen van toen. Met de automobiel door Frankrijk (695 frank, een heruitgave van de drie ‘reisboekjes’ (De vrolijke tocht, Per auto en De laatste ronde), ingeleid door Luc van Doorslaer, en in 1996 brengt | |
[pagina 206]
| |
dezelfde uitgever als nummer 2 in de nieuwe reeks ‘Klassieken uit Vlaanderen’ ook nog een forse bloemlezing, samengesteld door A.M. Musschoot en ingeleid door Monika van Paemel.
Aanvankelijk betekende het een buitenkans voor Buysse, dat hij zijn werk in Nederland kon publiceren. Dat feit verschafte literair aanzien en het financieel aspect viel niet te onderschatten: systematische publicatie, eerst in goed betalende tijdschriften en daarna in boekvorm bij geziene uitgeverijen was niet te versmaden. Maar het systeem werkte ook negatief: de hoge prijs van Nederlandse boeken vormde een bijna onoverkomelijke barrière voor de verspreiding ervan in België. Voeg daarbij de ideologische tegenstellingen in het land, zoals die zich in en na de schoolstrijd (1879-1884) in volle hevigheid ontwikkeld hadden. De afwijzing door de Vlaamse katholieke kritiek resulteerde in een beslotenheid binnen het vrijzinnig circuit. Na de Eerste Wereldoorlog bracht Buysse inderdaad een financieel offer door niet langer in Nederland uit te geven, maar hij won er een publiek mee: tot dan toe hadden Vlaamse uitgeverijen enkel zijn novellen in de aanbieding. De samenwerking met de energieke Willem Rombaut begon beloftevol, maar eindigde ontijdig door diens plotse dood. Buysse zelf stierf een jaar later, waarna elke inzet voor zijn oeuvre spoedig verdween. Als verteller werd Buysse pas een volksschrijver tijdens de Tweede Wereldoorlog dankzij de massale uitgaven van de uitgeverij De Lage Landen, maar die lectuur droeg geen blijvende vruchten. Er volgde een dorre tijd tot 1959, wanneer de ‘Vlaamse Pockets’ een hernieuwde belangstelling inluidden. Ook werd toen een eerste bres in de muur tussen katholiek en vrijzinnig geslagen. Die verruiming vond een gelukkig vervolg in de omnibussen van DAP-Reinaert Uitgaven: die hebben het meest bijgedragen tot de algemene bekendheid van Buysses werk. De belangstelling werd aangewakkerd door tv-producties rond de auteur, met vertoningen van Het gezin Van Paemel en Tantes als uitschieters. Het verschijnen van het Verzameld werk was dan weer van een andere orde: dat werd een baken voor het latere wetenschappelijk onderzoek, maar bleef een exclusieve publicatie. Het grote publiek werd dan weer bediend door de omnibus van het Davidsfonds. Te weten dat Heideland, Davidsfonds en zeker DAP-Reinaert Uitgaven zich ooit zo voor zijn boeken zouden inzetten, zou de auteur, gezien zijn sympathie voor de daensistische christendemocratie, geplezierd hebben. |
|