Inleiding
De zevenentwintigste aflevering van onze Mededelingen brengt enkele verrassingen: er zijn auteurs die hier nog niet aan bod zijn gekomen en drie uitvoerige bijdragen die wonderwel bij elkaar aansluiten. Vooraan staat de blikvanger over ‘Het verschil van een medeklinker. Over lezen en leven in het proza van Cyriel Buysse’, van de hand van Yvan de Maesschalck. Deze heeft vroeger al zeer gewaardeerde opstellen geschreven waarvan de inzichten ook zeer inspirerend zijn gebleken. Hier toont hij aan dat Buysse, behalve een bevlogen schrijver, ook ‘een bijzonder gewetensvol lezer’ was die leesnotities maakte en ‘voor hem betekenisvolle passages graag herlas’. We vergeten natuurlijk niet dat Buysse als redacteur van het tijdschrift Groot Nederland zeer goed op de hoogte was van de eigentijdse literatuur, maar in dit opstel worden de sporen nagegaan die Lemonnier, Maupassant, Zola, vriend Maeterlinck en vele anderen in zijn eigen proza hebben nagelaten zonder dat er sprake is van invloed. Ook als essayist blijft Buysse een rasecht verteller, die tekende voor doorleefde, authentieke portretten. De literaire appreciatie van Buysse had vooral en in de eerste plaats te maken met zijn waardering voor de man (een enkele keer ook de vrouw) achter het werk.
Bart Veeckmans van zijn kant, een gepassioneerd Buysse-lezer die hier voor het eerst van zijn fascinatie getuigt, heeft vastgesteld dat het verhalend proza van Buysse een sterke eenheid vertoont en dat in iedere roman het gehele oeuvre wordt gespiegeld. In zijn opstel over ‘Oorlog en vrede in het proza van Buysse’ (1996) heeft Yvan de Maesschalck eerder al opgemerkt dat de minder bekende roman De Strijd (1918) in narratief opzicht een synthetiserend karakter heeft en uitnodigt tot een ‘intertekstuele’ lectuur. Dit sporenonderzoek in het oeuvre van Buysse wordt hier door Bart Veeckmans gedetailleerd en overtuigend uitgevoerd, met verwijzingen niet alleen naar eigen werk maar ook naar dat van vele anderen. De analyse zal volgend jaar in een tweede deel nog worden voortgezet.
En dan is er nog een studie van Romain van de Maele, eveneens een toegewijd lezer van Buysse, die zijn cultuurhistorische benadering deze keer heeft toegespitst op de zelfdoding in het werk van Buysse. Ook hier valt de brede, verrijkende lectuur op, die het werk van Buysse in een intertekstuele en culturele context plaatst. Een derde ‘nieuwe’ Buysse-studax is Marc van Kerchove, die aan de Katholieke Universiteit Leuven