Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 26
(2010)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 157]
| ||||||
Nog eens Levensleer
| ||||||
[pagina 158]
| ||||||
mannelijk pseudoniem om het dilemma tussen haar auteurschap en haar vrouwelijkheid te ontlopen of een serieuze behandeling van critici te krijgen [...] maar opteert voor een pseudoniem uit angst voor politieke gevolgen of reacties in haar devote Nevelse omgeving.’Ga naar voetnoot3 Mogelijks speelde dit alles in 1906, toen Cyriel Buysse met zijn tante Virginie samen ging zitten om Levensleer te schrijven, nog geen rol. Virginie Loveling woonde toen nog steeds in Gent. Hoe dan ook: er kon worden gevreesd dat dit ‘frivole’ boek, met zijn scène in het ‘Glazen Straatje’ of het hoerenkwartier nabij de Vlaanderenstraat in Gent, toch enige ophef zou maken. Wat inderdaad ook gebeurd is, getuige een bespreking van priester Joris Eeckhout waarin de kwalificatie ‘zulk vuil geschrift’ valt. Joris van Parys noteert hierbij in zijn Buysse-biografie: ‘Mogelijk is beduchtheid voor dit soort reacties van katholieke kant een van de redenen waarom boekhandelaar-uitgever Herckenrath, medeorganisator van het Lovelingfeest, geen haast maakt met het uitbrengen van deze roman, die alle inschrijvers cadeau zouden krijgen.’ Na de ondertekening van het contract begin november 1911 is er een jaar verlopen vóór het boek in de handel kwam.Ga naar voetnoot4 Ook voor de toneelbewerking die Buysse zelf maakte was de belangstelling kennelijk zeer gering. Ze werd voor zover we weten niet opgevoerd en ze werd ook niet uitgegeven. De tweede bewerking, van de hand van Henri van Daele (met één bedrijf van de hand van Buysse), werd wel opgevoerd maar ook niet gepubliceerd.Ga naar voetnoot5 Uit zijn correspondentie met Virginie Loveling blijkt dat ‘de’ toneelbewerking - of althans een deel daarvan - in aanmerking kwam voor uitvoering ter gelegenheid van het feestjaar 1912. Maar dat ging dui- | ||||||
[pagina 159]
| ||||||
delijk niet door: ‘stilzwijgend[...] afgevoerd’, volgens Buysses biograaf Joris van Parys (p. 432). Maar we beperken ons hier verder even tot wat we wél met zekerheid weten en we vullen dit aan met enkele nieuwe gegevens. Nieuw, dat wil zeggen, tot dusver onbekend gebleven maar nu opgedoken in een veronachtzaamd handschrift. Het is bekend dat Levensleer is ontstaan uit de notities die Virginie Loveling had gemaakt van allerlei Gentse, in het bijzonder Gents-Franse uitdrukkingen. Zij heeft hierover zelf een uitvoerige verklaring afgelegd in een nota die gedeeltelijk werd gepubliceerd door Maurits Basse. We nemen ze hier (nogmaals) integraal over:Ga naar voetnoot6 Sedert meer dan dertig jaren schreef ik Belgisch-Fransche spreuken op. Ik stelde eens voor aan Cyriel daar een werk over te schrijven. Samen een plan ontworpen in het Posthotel, zonder aan iemand iets mede te deelen. De één zou deze, de andere gene kapittels schrijven. Na maanden was elk gereed. Gedurende eene week te Afsné brachten wij alles bijeen, verwerkten het geheel in elkaar en gaven het ter opname in Groot Nederland. Geen enkele daarin voorkomende Fransche uitdrukking is uitgevonden. De roman is dus ontstaan met een satirische bedoeling: hij moest vooral het krakkemikkige en hilarische Frans in de verf zetten dat werd gehanteerd door de kleine Gentse bourgeoisie. Gentse uitdrukkingen werden (en worden soms nog) letterlijk in het Frans vertaald, zoals bijvoorbeeld in ‘il ne faut pas regarder trop étroit’ voor ‘ge moet niet te nauw kijken’ of in deze ‘gemengde’ uitleg: Oui, ça va comme ça va: il dort bien, il mange bien, il a de l'ouverture dans son corps, hij goa noar achter op zijnen tijd; moar de sproake, zie je, dàt es 't. De sproake et son une main, sa gauche, qui reste encore toujours un peu (zij vond het woord niet) un peu slapkes.Ga naar voetnoot7 | ||||||
[pagina 160]
| ||||||
Het gaat in Levensleer echter om veel meer dan om een humoristische persiflage van het taalgebruik in Gent. De parodiërende elementen zijn in de roman verwerkt in een vrij ingewikkeld liefdesverhaal met enkele tragische momenten. Bovendien worden enkele straten en locaties met een topografische nauwkeurigheid beschreven of opgeroepen, zodat een zeer precies beeld wordt gegeven van (delen van) de stad. Levensleer is dan ook een door en door ‘Gentse roman’ geworden. Opvallend is het verschil tussen de weergave van het Gents in de oorspronkelijke uitgave in Groot Nederland en de boekuitgave van 1912. Wij wezen er al op in de inleiding bij het Verzameld werk (deel 3, p. XXXI) dat in de oorspronkelijke versie een poging werd gedaan om de platte Gentse dialectklanken, zoals die te horen waren bij de burgerfamilie Verpoest, accuraat weer te geven. Precies deze voor een niet-Gentse lezer vrijwel onbegrijpelijke transcriptie werd in het boek vervangen door vormen die de algemene verstaanbaarheid niet (of minder) hinderen. Zo bijvoorbeeld werden ‘ih’ en ‘iw’ voor ‘u’ en ‘uw’; ‘nih’ voor ‘nu’ en ‘eite’ voor ‘eten’, ‘thaais’ voor ‘thuis’, en ‘kuine’ voor ‘kunnen’ weggewerkt. Wie deze oppoetsbeurt of oefening in transparantie heeft uitgevoerd zal wellicht onachterhaalbaar blijven. Waar we nu wel meer over weten is het respectieve aandeel van beide auteurs. In de nalatenschap van Antonin van Elslander bevond zich een enveloppe met (naast een drukproef) een pakje Levensleer in het handschrift van Virginie Loveling, waarbij ook enkele bladzijden in het handschrift van Cyriel Buysse zitten. De inhoud van de enveloppe is op de buitenkant aangegeven in het handschrift van Maddy Buysse, schoondochter van de schrijver. Het handschrift werd dus (samen met vele andere) door haar bewaard en aan Van Elslander gegeven voor verdere bestudering. Waarom het pas nu is opgedoken is een verhaal dat voor wat volgt niet zo relevant is; belangrijk is hier alleen dat het handschrift bewaard werd in het archief van het Cyriel Buysse Genootschap en voortaan deel zal uitmaken van de rijke collectie Loveling-handschriften van de Universiteitsbibliotheek Gent. | ||||||
Wat is bewaard in het handschrift van Buysse?Het pakket handschriften van Loveling bevat ook enkele bladzijden die geschreven zijn door Cyriel Buysse:Ga naar voetnoot8 | ||||||
[pagina 161]
| ||||||
Daarnaast zijn er, in de tekst van Loveling, correcties van de hand van Buysse. Zo wordt bijvoorbeeld ‘voorders’ gecorrigeerd in ‘vuurs’. | ||||||
[pagina 162]
| ||||||
[pagina 163]
| ||||||
Buysse verbeterde ook ‘huis’ in ‘haais’, wat in het boek dan toch weer ‘huis’ is geworden. Bij p. 261 (paginering van het handschrift) is een passage op links herschreven door Buysse. Op p. 262 heeft hij een zin ingevoegd. Dergelijke correcties komen slechts sporadisch voor. Maar ze wijzen er wel op dat Cyriel Buysse de tekst van zijn tante nog eens heeft doorgenomen voor hij het geheel doorstuurde naar Groot Nederland. De titel ‘Levensleer/door/Louis Bonheyden’, geschreven door Cyriel Buysse op een los blaadje dat werd bijgeplakt bij de inleiding tot hoofdstuk I van het derde deel (vgl. het overzicht hieronder), wijst erop dat dit handschrift de legger was voor de publicatie in Groot Nederland. In de linkermarge, in blauw potlood en in de hand van Cyriel Buysse, staat: ‘drukproef C. Buysse. 11 Laan v. Meerdervoort’. Dit is een aanwijzing die veel voorkomt in de handschriften van Buysse. | ||||||
Overzicht van het aandeel van beide schrijvers[Eerste deel]Hoofdstuk I-XXI (p. 1-163): vermoedelijk Buysse (hs. niet bewaard) | ||||||
Tweede deel
| ||||||
Derde deelHoofdstuk I-VIII (275-354): Loveling, met uitzondering van de eerste alinea, die geschreven is door Buysse (hs. bewaard). | ||||||
[pagina 164]
| ||||||
[pagina 165]
| ||||||
Het overzicht laat vrij duidelijk zien hoe ‘deze en gene kapittels’ verdeeld werden. Cyriel Buysse schreef deel I, Virginie Loveling deel III, en voor het tweede deel namen ze afwisselend enkele hoofdstukken voor hun rekening. Dat laatste kan alleen met een intense samenwerking en/of duidelijk afspraken zijn gebeurd. Het gaat om een verhaal vol gebeurtenissen en er moest dus verder verteld worden waar de andere ophield. | ||||||
Wat kunnen we verder nog uit deze ‘taakverdeling’ afleiden?In het uitvoerige eerste deel (bijna de helft van de hele roman), geschreven (vermoedelijk) door Buysse, zijn alle elementen van het tragi-komische verhaal aangebracht: Euzeke, naaister bij de familie Verpoest (die in Sint-Amandsberg woont), wordt het hof gemaakt door de ‘brave’ en sportieve zoon Florimond (hij roeit in de ‘Club Nautique’ aan de Henleykaai), die haar uiteindelijk ‘kamert’ maar haar verlaat als blijkt dat ze zwanger is. Het bordeelbezoek dat Buysse in zijn toneelbewerking zal uitwerken in een volledig bedrijf, is in het boek slechts een korte scène in hoofdstuk XVI. Opvallend zijn de details over de ‘Club Nautique’ die Buysse uit eerste hand had: hij was zelf een fervent roeier. Maar voor de rest merken we vooral op dat Buysse bij de parodiërende weergave van het Gentse Frans helemaal op gelijke golflengte zit met zijn tante Virginie in het tweede en derde deel van het boek. In het tweede deel zien we dat Buysse de openingsscène voor zijn rekening heeft genomen: vier vrouwen ‘uit den arbeidersstand’ zitten rond de tafel in de eetkamer van het ‘Moederhuis’ (= in het toenmalige Bijlokehospitaal) in Gent en vertellen openlijk over hun wedervaren (hun ‘gevoarte’, p. 173). De openlijke manier waarop verteld wordt over hoe ze ‘gepakt’ zijn, herinnert aan de destijds aanstootgevende scène van de wiedsters in Het recht van de sterkste. Het is echter Virginie Loveling die in acht korte, aansluitende hoofdstukken het verblijf van Euzeke in het ziekenhuis vertelt. Het gaat om zeer scenisch uitgewerkte taferelen, waarin ook de jonge Florimond op de hoogte wordt gebracht en zijn verwarring wordt beschreven. Het derde, sterk satirische deel, met de uitvoerige enscenering van de protserige begrafenis van meneer Verpoest op het Gemeentekerkhof aan de Brugse Poort, is - enigszins verrassend - geheel van | ||||||
[pagina 166]
| ||||||
de hand van Virginie Loveling. Ironie van het Lot? Het is op dit kerkhof dat beide schrijvers later - naast elkaar - een graf zouden krijgen. Op hun begrafenis is het er wellicht wat ingetogener aan toegegaan. | ||||||
BesluitHet opgedoken handschrift geeft een duidelijk beeld van de samenwerking van neef en tante, die het werk gelijk verdeeld hebben en wat het realiseren van de hoofdbedoeling betreft - het ‘vastleggen’ van het Gents-Franse taalgebruik en het beschrijven van stadstaferelen als decor van de handeling - niet noemenswaardig van elkaar verschillen. Maar dé verrassing is misschien wel dat Virginie Loveling qua satirisch talent beslist niet onderdoet voor haar neef Cyriel Buysse. Of is het geen verrassing maar een bevestiging? |
|