Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 22
(2006)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd30[Brief van Virginie Loveling aan Jan en Adolphine van Rijswijck. AMVC L863] Gent 8 januari 1900.
Zeer lieve vrienden,
Sedert mijn terugkomst ben ik nog niet weder beneden geweest. Voortdurend ongesteld. Vandaag schijnt beterschap in te treden. Mijn eerste werk moet zijn aan u te schrijven. Ik deed niets, ontving geen bezoek, aldus kon ik aan alles denken. De vele vriendschapsbewijzen, al het genot, dat ik bij u en door u had. De onvergetelijke dagen! De heerlijkheden van den Kerstboom, de blijvende herinneringen er aan, waarvan dit blad papier zelf een sprekend - of liever een geschreven bewijs is. Hoe kan ik u danken? Hoe moet ik u danken? Ik weet het niet. | |
[pagina 221]
| |
Alleen zal ik u dit zeggen, dat uw vriendschap mij gelukkig maakt, zoo gelukkig dat ik er door de treurige eenzaamheid dezer laatste dagen schier niet heb gevoeld, steeds in phantasie voortlevend in uw midden. Nu hoop ik op de Paaschvacantie, omdat ze mij uw bezoek aanbrengen zal. Aldus is het leven: verlangen, genot - dikwijls, maar niet in dit geval, teleurstelling - blijde of droevige herinneringen, altijd met melancholie vermengd. Van naar het diner bij Mme RogghéGa naar eind(1) te gaan, kon geene quaestie wezen, ofschoon ze denzelfden dag nog tweemaal om mij zond. Van mijne zuster is het nieuws niet goed.Ga naar eind(2) Zij heeft nu eene non bij zich en zal minstens drie maanden te bed moeten liggen, zegt de dokter. Gelukkig, dat zij het zelve niet weet. De illusie is op aarde misschien nog het hoogste goed. Ik zal u een boek zenden, zoodra ik op het bovenste van 't huis er om kan gaan. Handdruk van dankbaarheid, kus van verkleefdheid.
Virginie Loveling. |
|