Inleiding
Deze omvangrijke eenentwintigste aflevering van de Mededelingen brengt een gevarieerd aanbod aan studies en brievenedities. De brievenpublicaties in de vorige aflevering hebben heel veel waarderende commentaar gekregen en we hopen hier dus opnieuw de aandacht te kunnen vestigen op belangrijke correspondenties. Wij hebben kunsthistoricus Johan de Smet, auteur van een monografie over de schilder Emile Claus (1997), bereid gevonden om de brieven en kaartjes die de vrienden Buysse en Claus wisselden uit te geven. Het is een publicatie die al lang in het vooruitzicht werd gesteld, maar die nu een uitgebreide en rijkelijk geïllustreerde inleiding heeft gekregen waarin een heel ‘netwerk’ rond de artiesten wordt gesponnen. Het is bekend dat Cyriel Buysse een fraaie monografie over Emile Claus heeft geschreven (Mijn broeder in Vlaanderen) en dat hij een grote bewondering had voor de persoonlijkheid van de schilder. De inleiding van Johan de Smet en de brieven zelf, waaronder ook enkele die nog niet bekend waren, vullen het beeld aan van twee verwante kunstenaarszielen. Op die manier vormt de brieven-publicatie tevens een welkome aanvulling voor de biografie.
Natuurlijk komt ook de biograaf zelf weer aan het woord. Joris van Parys staat deze keer een hoofdstukje af over de periode 1911-1914, met nog wat ontspannen en ontspannende momenten net voor de Grote Oorlog uitbreekt. Claus is uiteraard ook hier aanwezig, zodat deze twee voorop geplaatste bijdragen mooi bij elkaar aansluiten.
Er volgen nog twee minder omvangrijke maar wel interessante brievenpublicaties. De brieven van Buysse aan Victor de Meyere werden recent ontdekt door Hans Vandevoorde in het KADOC te Leuven en worden hier uitgegeven in samenwerking met Joris van Parys, die zelf ook nog heeft gezorgd voor een korte inleiding bij en de annotatie van de correspondentie tussen Buysse en Baekelmans, bewaard in het AMVC-Letterenhuis te Antwerpen. Zowel De Meyere, auteur van de eerste (in het Frans gestelde) monografie over Buysse (1904), als de Antwerpse auteur en bibliothecaris Lode Baekelmans, hebben een belangrijke positieve rol gespeeld in de ‘moeilijke’ receptie van Buysses werk.
In een derde onderdeel zijn twee studies bij elkaar gebracht. Elke van Nieuwenhuyze, een jonge onderzoekster die aan de Universiteit Gent een