Correspondentie van de gezusters Loveling
Brieven van en aan Frans de Cort (1869-1875)
uitgegeven door Anne Marie Musschoot
Inleiding
Het pedagogisch en taal- en letterkundig tijdschrift De toekomst (1857-1898) huldigde een Vlaamsgezind standpunt en zou in de cruciale jaren van de schoolstrijd liberale opvattingen inzake openbaar onderwijs verdedigen. Hoofdredacteur, de dichter Johan M. Dautzenberg, trok vanaf het begin Prudens van Duyse en Jacob F. Heremans in de redactie aan. Dat de medewerking van de gezusters Loveling zou worden gevraagd, lag dan ook voor de hand: zij bewogen zich in Gent in de kring van liberale en Vlaamsgezinde intellectuelen en waren graag geziene gasten bij de Heremansen.
Het contact werd gelegd door Frans de Cort (1834-1875), schoonzoon van Dautzenberg en bestuurder van het tijdschrift van 1864 tot 1875. Eerder had hij geadviseerd dat enkele gedichten van Rosalie en Virginie zouden worden opgenomen in de bloemlezing Uit Zuid-Nederland. Vlaamsche verzen en versjes (1868) van de Groningse onderwijzer L. Leopold, die medewerker was aan De toekomst en die op zijn beurt bemiddelde bij het tot stand komen van de boekuitgave van de Gedichten van de gezusters Loveling, gepubliceerd bij Wolters te Groningen in 1870.
Ondanks hun aanvankelijke terughoudendheid hebben Rosalie en Virginie Loveling verscheidene bijdragen in De toekomst geplaatst. Interessant vanuit hedendaags ‘genderperspectief’ is dat Virginie Loveling zich en haar zus ‘zoals de meeste vrouwen’ niet zeer geschikt acht om recensies re schrijven. Zij vinden het ook ongepast hun bijdragen te ondertekenen. Zoals al werd opgemerkt door Ludo Stynen (Rosalie en Virginie. Leven en werk van de gezusters Loveling, Tielt 1997) vertolkt zij hiermee de toen nog algemeen aanvaarde mening dat vrouwen ondergeschikt zijn aan mannen, hoewel Rosalie daar dan weer zo haar bedenkingen bij had, zoals blijkt uit haar laatste opstel, een reactie op Stuart Mill (zie brief 16). Deze brieven