| |
| |
| |
Kroniek
Cyriel Buysse oktober 2002-september 2003
‘Stormloop voor Gezin van Paemel’, kopte De Gentenaar op vrijdag 10 januari 2003, zowat twee weken vóór het stuk in première ging op 23 januari 2003, precies honderd jaar na de allereerste opvoering door de Multatuli's Kring in Gent. Om heel precies te zijn: op 23 en 24 januari waren er ‘try outs’, en de officiële première, met de honderdste verjaardag, was op 25 januari.’ Het gezin Van Paemel dat is de Ronde van Vlaanderen van de Vlaamse toneelliteratuur’, zei Dirk De Corte, algemeen directeur van het Gentse Publiekstheater in zijn interview met Karel van Keymeulen. In oktober al waren alle voorstellingen bijna volgeboekt, de jacht op de overblijvende tickets was al een feit in november. ‘Het stuk van Cyriel Buysse blijft het doen. Het kon wel vier maanden lopen’, voegt De Corte eraan toe. De stormloop was al aan de gang toen er nog nauwelijks promotie was gevoerd en toch kon er van verlenging geen sprake zijn: de planning van het gezelschap is te strak. Wel zijn er wat extra voorstellingen, vooral matinees, ingelast in de voorziene (veel te korte) periode van 25/01 tot 22/02/2003, wat dan betekende dat de acteurs op sommige dagen twee keer moesten spelen. Meer zat er dus niet in. Maar in het seizoen 2004-2005 wordt het stuk wellicht hernomen.
Vanwaar die stormloop, ook zonder promotie? De Corte: ‘Het gezin Van Paemel is voor de Vlamingen wat Hamlet is voor de Engelsen’. En Herwig De Weerdt, de regisseur, in het programmaboekje: ‘het is een schoon triestig stuk’.
Het was al van het seizoen 1990-1991 geleden dat het toenmalige NTG het stuk speelde, in een memorabele regie van Dirk Tanghe. Toen werd op de brede scène van het Tolhuis een heus korenveld gemonteerd en werd de atmosfeer mee bepaald door veel klank- en lichteffecten (met muziek van Samuel Barber). Regisseur De Weerdt heeft geopteerd voor een totaal andere aanpak. Hij heeft om te beginnen het stuk ‘bewerkt’: hij heeft vooral in functie van de hoofdfiguur, gespeeld door de Limburgse Nederlander Bert André, gekozen voor een algemeen Vlaamse versie. ‘Een soort tijdloze hedendaagse volkstaal’, noemt Jef Aerts het in de Tijd/Cultuur (22
| |
| |
januari 2003). Het is een ingreep gebleken die bij veel Oost-Vlamingen, gewend als ze zijn aan het Nevelse dialect van de oorspronkelijke boer Van Paemel, nogal bevreemdend overkwam. Maar het is juist deze stap die er in sterke mate heeft toe bijgedragen dat het stuk los werd gemaakt uit zijn oorspronkelijke, naturalistische tijd en context, waardoor het een nieuw leven als tijdloze klassieker kan beginnen. Niet-Oost-Vlamingen hebben overigens geen enkel probleem met het verdwijnen van het dialect.
Herwig De Weerdt is erin geslaagd Het gezin Van Paemel heel sterk te actualiseren, en dat heeft niet alleen te maken met het gebruik van een ‘algemeen Vlaams’. In het interview met Michiel Hendryckx dat in het programmaboekje is afgedrukt (ook in Knack van 22/1/2003) legt hij ook juist daarop de klemtoon: ‘het stuk is wonderbaarlijk actueel’, zegt hij. En: ‘De feodale macht en ellende zijn weliswaar voorbij voor de boeren, maar er zijn nieuwe, andere baronieën in de plaats gekomen: (over)investeringen en leningen. Denk aan Renault, Alcatel en Philips [vandaag zou De Weerdt er ongetwijfeld Ford Genk aan toevoegen, denkt hierbij uw kroniekschrijfster]. We weten dat met één pennenstreek duizenden mensen in de werkloosheid worden gejaagd. Als je de sociale drama's daarachter bekijkt, is er eigenlijk zeer weinig veranderd.’
Herwig De Weerdt heeft verder geopteerd voor soberheid - geen Bokrijk, en geen korenveld op scène - en heeft zijn visie op het drama, met de nadruk op de intermenselijke relaties, zeer sterk gestileerd en suggestief, op bepaalde momenten ook komisch en zelfs poëtisch-esthetiserend weergegeven. Het niet-verbale spel, waarin vooral Tania Van der Sanden in de rol van moeder Van Paemel uitblonk, is in die enscenering dan ook zeer bepalend geweest voor de totaalindruk van het spel. ‘Met eerbied voor wat was en is, maar toch een tikkeltje anders’, noemt Liv Laveyne het in haar recensie in De Morgen van 27 januari 2003. En haar oordeel wordt zo samengevat: ‘Een voorstelling waar de kracht van de taal het heeft moeten afleggen tegen de kracht van het beeld, maar die daarom niet minder hard aankomt’. En de acteurs zelf? Bert André, en zijn dochter Sandrine André die naast hem op de planken stond in de rol van Romanie, zien het niet anders dan de regisseur: het gaat ook in hun beider ervaring om een generatieconflict, om de zoon die een andere visie heeft op het leven dan de vader, daarover zijn de acteurs het eens (De Standaard, Zipp-bijlage 22 januari 2003).
| |
| |
De geactualiseerde opvoering van Het gezin Van Paemel voor uitverkochte zalen heeft - terecht - veel aandacht gekregen in de pers, waarbij de regisseur uitvoerig in de gelegenheid werd gesteld zijn visie toe te lichten. ‘Wie Het gezin Van Paemel zegt, denkt in de eerste plaats aan “An't wirk, nondedzu! Tot da'k er bij cravere”’, zegt De Weerdt in een interview met Tom Rummens (De Morgen, 22 januari 2003). Maar, zo voegt hij eraan toe: ‘In de tweede plaats is het vooral een bijzonder sterke en dramaturgisch goed onderbouwde theatertekst’. En het is vooral dat tweede aspect dat hem mateloos boeide. Door het karakteristieke Oost-Vlaamse dialect te vervangen door een meer hedendaags Nederlands kan hij de aandacht vestigen ‘op de echte kwaliteiten van het stuk’, meent hij. Meer over De Weerdts visie en interpretatie is te vinden in het interview dat Laurens De Vos voor ons bezorgde, elders in deze Mededelingen. Het interview met Hilde Sabbe, gepubliceerd in Het Laatste Nieuws van 18/19 januari 2003 verdient hier nog een vermelding apart. Herwig De Weerdt verklaart er zich heel tevreden met de productie van het Gentse Publiekstheater, maar zegt ontgoocheld te zijn over twee zaken. ‘Ik had gehoopt dat deze opvoering de aanleiding zou zijn voor een heruitgave van Het Gezin Van Paemel, maar bij de uitgeverij was er geen interesse. En het tweede betreft de speelperiode: van 25 januari tot 21 februari, dat is veel te kort. Alle voorstellingen zijn zo goed als uitverkocht’. Dat was nog een week vóór de première.
Het punt dat Herwig De Weerdt maakte in verband met het gebrek aan interesse bij de uitgeverij - gebrek dat in schril contrast staat met de massale belangstelling bij het publiek en daardoor des te onbegrijpelijker is - willen wij hier nog eens extra in de verf zetten. We kunnen er namelijk nog aan toevoegen, sprekend uit eigen ervaring, dat noch bij Manteau (uitgever van het Verzameld werk, die hieruit ook verschillende herdrukken van afzonderlijke werken op de markt bracht) noch bij Houtekiet enige bereidheid tot het herdrukken van Het gezin Van Paemel losgemaakt kon worden, en dit terwijl de heruitgave van de roman 't Bolleken, een privé-initiatief van de Nevelse notaris A. Duerinck (en nota bene gedrukt bij Houtekiet) naar aanleiding van de zeventigste verjaardag van Buysses overlijden (2002) ook al op zeer veel belangstelling kon rekenen. Deze niet-commerciële uitgave wordt samen met deze aflevering van de Mededelingen gratis verspreid onder de leden van het Cyriel Buysse Genootschap en heeft onze telefoon enkele dagen na elkaar,
| |
| |
na het verschijnen (tot twee keer toe) van een interview met de notaris, rood gloeiend doen staan. En dat was niet alléén omdat het boek gratis verspreid werd. De beschikbare oplage (500 exemplaren) verdween in een mum van tijd als sneeuw voor de zon.
Te weinig opvoeringen? Te kleine oplage? Ja: er wordt méér gevraagd. En: er is wél belangstelling bij een blijvend en steeds nieuw publiek. Leuk in verband met dat ‘nieuwe’ en ‘vernieuwende’ is dat deze opvoering ook het world wide web haalde. Laatstejaarsstudent Germaanse talen Maarten Vanheuverswyn plaatste zijn reactie op de lopende voorstelling op het internet. Te lezen op: http://www.vonk.org/CallReadOnly.asp?artikelID=837. En ja: ook hij vindt het goed en merkt op hoe actueel het stuk wel is.
Het gaat dus goed met Buysse en met Het gezin Van Paemel. En het ziet ernaar uit dat het naar aanleiding van deze nieuwe injectie, ook verder goed zal gaan. ‘Een eeuw oud, maar springlevend’, kopte De Standaard op zaterdag 25 januari 2003. Het stuk behoort immers tot het collectieve geheugen, niet alleen dankzij de grote momenten in het officiële theatercircuit en in de film, maar ook en vooral dankzij de talloze opvoeringen in amateurgezelschappen waarover we hier jaarlijks in de mate van het mogelijke berichten. Geert Sels heeft voor zijn bijdrage aan De Standaard van 25 januari er zelfs de recentste cijfers van de auteursrechtenmaatschappij Sabam bijgehaald en dat is het resultaat van de telling: ‘Van 1994 tot nu, vroegen elk jaar vijf tot tien amateurkringen de rechten om Het gezin Van Paemel op te voeren. De voorbije jaren dook het op in onder meer Leest, Beernem, Zillebeke, Oedelem, Rumbeke, Berlare en Dudzele. Het succes van de vernieuwende productie van het Gentse Publiekstheater zal natuurlijk nog voor een nieuwe belangstellingsgolf zorgen. Zelfs de ultieme vorm van succes en navolging, met name de pastiche of parodie, was al meteen aanwezig. Het Backstage Muziek Theater in Gent kwam met een schitterende vondst voor de proppen: Het gazon Van Pymel, te zien/horen elke donderdag, vrijdag en zaterdag in Gent van 7/03 tot 24/05 (dat is een behoorlijk wat langer dan het stuk zelf liep). Vermeldenswaard als reactie is ook de defensieve reflex van het Nieuw Gents Volkstoneel, dat voor juli 2004 tijdens de Gentse feesten maar liefst 16 voorstellingen belooft van Het gezin Van Paemel ‘in de originele versie’, in een regie van Willy Verbeke. En in onversneden, authentiek dialect dus.
| |
| |
Buiten de grenzen van de provincie Oost-Vlaanderen is de behoefte aan de ‘echte’, in authentiek Nevels vloekende boer Van Paemel kennelijk toch niet zo groot. In Wijnendale (bij Torhout) bracht het volkstheatergezelschap 't Fonteintje dertien opvoeringen: op 2, 3, 8, 9, 10, 16, 17, 22, 23, 24, 30 november en op 1 en 7 december 2003 (met dank aan Stijn Vanclooster voor de tip). Uw kroniekschrijfster kon er niet bij zijn, maar Joris van Parys liet weten dat hij in de Torhoutse parochiezaal was, waar hij een zeer degelijke voorstelling heeft gezien, in een West-Vlaams dat minder rauw en grimmig klonk dan het Nevels en dat voor een interessante ervaring zorgde. Er werden nog twee extra voorstellingen gepland, wat met een nokvolle zaal van 250 plaatsen algauw 3500 belangstellenden betekent van alle leeftijden, zo constateerde Van Parys. Of het ook in Lier, aan de andere kant van Vlaanderen, zo zal zijn? Er is geen reden om eraan te twijfelen. De productie van Het gezin Van Paemel door Kon. Lyra Toneel in een regie van Herman Fabri gaat in première op 29 november 2003. Speeldata zijn: 3, 5, 6, 12, 13, 17, 19 en 20 december. Locatie: mini theater ‘De Spaanse Poort’, Bril 6 te Lier. Voor wie het nog haalbaar is: bestellen kan op 03/480.07.81 of jerre@skynet.be. De affiche is alvast heel mooi. En er is nóg een Gezin Van Paemel op komst: de toneelvereniging ‘Nut en vermaak’ in Mariakerke bij Gent, die vroeger al een Driekoningenavond heeft gebracht, kondigt voorstellingen van Het gezin aan op 21, 22, 28 en 29 november en 5 en 6 december, net iets te vroeg om via deze weg nog publiek te kunnen werven (wij verschijnen in december). Maar we komen hier uiteraard in onze volgende kroniek nog op terug.
Het past in dit overzicht van Buysse-voorstellingen ook wat langer stil te staan bij een bijzonder fraaie, gestileerde productie van de novelle Lente, bewerkt voor toneel en geregisseerd door Jef Depaepe in O.C. De Wervel in Bellegem (bij Kortrijk). Jef Depaepe, huisregisseur van de Bellegemse toneelvereniging ‘De gebroken spiegel’, heeft met deze primeur het dertigste speeljaar van zijn vereniging extra glans gegeven. Hij bracht een heel geslaagde voorstelling, met bijzonder sterke acteurs, in een zorgvuldig afgewerkte regie en in een zeer suggestief decor. De taferelen die voor de dramatisering van de novelle werden uitgekozen lieten feilloos zien wat de kracht is van Buysses proza: zijn levendige dialogen en het typerende detail dat de personages tot leven brengt. Zoals hier weer blijkt heeft de bekende
| |
| |
novelle, die eerder ook al werd verfilmd, inderdaad alle kwaliteiten die nodig zijn voor een dramatische uitbeelding. Regisseur Depaepe, die we feliciteerden met deze smaakvolle productie, deelde ons mee dat de opvoeringen bij oud en jong in de smaak vielen en bij velen zelfs de zin opriepen om Buysses novelle, en wellicht ook ander werk, te gaan lezen. Ook de lokale pers reageerde enthousiast. Uit het theaterkrantje van de toneelvereniging ‘De gebroken spiegel’ plukten we nog (uit het nummer 2 van jaargang 4, april 2003) dit: ‘“Lente” is theater van het volk en voor het volk, door de nostalgie naar het verleden, door het opgeroepen milieu, door de types die erin worden getekend, en door de kracht van het alledaagse, die de essentie van het leven blootlegt.’
De aanzuigkracht van het succes is groot: Jo Decaluwe, intussen een vaste waarde geworden met zijn éénmanstoneel met werk van Buysse, herneemt dit jaar niet alleen al de lang lopende producties van Typen en van Och Hiere, God toch, maar speelt na twintig jaar opnieuw zijn grootste succes, de onverwoestbaar komische De raadsheeren van Nevele. Er waren voorstellingen in februari, maart, april en mei 2003. En de reeks wordt in het seizoen 2003-2004 gelukkig weer in de goede oude traditie voortgezet. Over de speeldata, meestal op vrijdag en op zaterdag, kan men inlichtingen krijgen bij Theater Tinnenpot, Tinnenpotstraat 21, 9000 Gent, tel. 09. 225.18.60 en tinnenpot@pi.be. Het loont zeker de moeite om het (nog eens) te gaan zien! Ook hier horen we een variant van wat Herwig De Weerdt ons voorhield: ‘hoe een jong stuk van een oude meester een klassieker wordt’. Of nog: ‘even fris en actueel’.
Graag vermelden we in deze rubriek opvoeringen nog een ‘hartverwarmende literaire avond’, ingericht door de Latemse Kunstkring op donderdag 19 december 2002 in het restaurant 't Boldershof, Dorp te Deurle. Voor de genodigden, geschaard rond het haardvuur, werd afwisselend door Eddy Rosseel, door Yvette Verbauwen en door Freya Malfait voorgelezen, ‘bij kaarslicht’ om de sfeer helemaal intiem te maken. Aan bod kwamen Nederlandstalige, Franstalige en Gentstalige schrijvers ‘die zich verwant voelden met het kunstenaarsdorp Latem, die er vrienden hadden of er hebben gewoond en gewerkt’. Tot het patchwork dat uit hun poëzie en proza werd samengesteld behoorde werk van Cyriel Buysse, naast dat van K. van de Woestijne, M. Maeterlinck, R. Minne, J. de Belder, L. Lambert, G. van Steenkiste en Piet Bekaert.
| |
| |
Tussendoor een bericht van een heel andere orde. De leden van het Cyriel Buysse Genootschap die in september vorig jaar mee hebben gewandeld in Deurle, langs plekjes die voortaan verbonden zijn met het oeuvre van Buysse, zullen zich herinneren dat de molen in de tuin van de familie Buysse er niet al te fraai meer uitziet. Intussen is de officiële erkenning van de molen als beschermd monument een feit. In Monumentenzorg en Cultuurpatrimonium. Jaarverslag van de Provincie Oost-Vlaanderen 2001, Provincie Oost-Vlaanderen, 2002, p. 223 (in het hoofdstuk 5. Het wettelijk beschermd monumentaal patrimonium), lezen we in een notitie van M[artine] P[ieteraerens]: ‘De houten windmolen van Cyriel Buysse met inbegrip van de restanten van een waterpomp en een teerling van de staakmolen uit 1592 werden op 6 juni 2001 wegens hun industrieel-archeologische en historische waarde beschermd als MONUMENT’. Mevr. Pieteraerens geeft een korte schets van de lange geschiedenis van de molen (vanaf 1592!) en over de betekenis van Buysse voor de molen (en vice versa) noteert ze het volgende:
In 1918 onderging de Warandemolen het lot van zovele andere molens in ons land. De enige overblijvende windmolen van Deurle werd door de Duitse bezetter vernield.
Geraakt door het verlies van dit voor Deurle uniek stukje patrimonium richtte de bekende Vlaamse auteur Cyriel Buysse in 1922 op dezelfde plaats een schaalmodel van de molen op. De houten staakmolen op halve grootte werd naar type zeer realistisch heropgebouwd als graan- en pompgemaal op de overgebleven gemetselde teerling van de vernielde staakmolen uit 1592. Naast zijn afmetingen op schaal, heeft de molen nog volgende specifieke kenmerken: een doorboorde staak, een doorgaande ijzeren spil met een gietijzeren conisch kamwieltje en de aanwezigheid van een steenkoppel op een houten platform op de maalzolder met graan- en meelbak.
De emotionele verbondenheid van Cyriel Buysse met deze molen blijkt niet alleen uit zijn literaire teksten, maar ook uit de tekst die de auteur zelf schilderde op de steenbalk: ‘De molen van Deurle heeft eeuwen bestaan / de molen van Deurle moet blijven bestaan’.
| |
| |
Op het ogenblik van de bescherming was de molen fysisch in zeer slechte staat. De eigenaars hebben de intentie de molen te restaureren en de site, een privé-tuin, opnieuw toegankelijk te maken voor het publiek. Met het gemeentebestuur werden hierover reeds gesprekken gevoerd. De bescherming van de molen als monument betekent zeker een duw in de goede richting voor het verdere behoud en de ontsluiting van het belangwekkend stukje cultuurhistorisch erfgoed dat ons molenbestand vormt.
Rest ons nog deze kroniek af te ronden met een kort bericht over publicaties. We beginnen met een mea culpa. Reeds vorig jaar verschenen maar in onze vorige kroniek ten onrechte niet gesignaleerd is de bijdrage van S. de Groote, ‘Cyriel Buysse (Nevele) en Maurice Maeterlinck (Gent): een literaire vriendschap met verreikende invloed’, in Het Land van Nevele, jg. XXXIII, afl. 1, maart 2002, p. 59-76. Graag vermelden we hier ook dat in de bundel Ken ik u niet? Over het vreemde en de vreemdeling in de Nederlandse literatuur, uitgegeven door Elke Brems, Geert Claassens en Jan Lensen (Leuven, Peeters, 2003), een uitgebreid en goed gedocumenteerd stuk is opgenomen van Piet Couttenier, ‘Hoe ik bijna een Robinson werd. Vlaamse reisverhalen uit de negentiende eeuw’ (25-64). Zoals in de ondertitel wordt aangegeven geeft Piet Couttenier een overzicht van het reisproza; niet meteen zichtbaar maar niet te verwaarlozen zijn de bladzijden over Virginie Lovelings Een winter in het Zuiderland en over de (voornamelijk Amerikaanse) reisverhalen van Cyriel Buysse.
We vermelden natuurlijk met uitbundige graagte de bijzonder fraai en uitvoerig geïllustreerde bijdrage van Joris van Parys, ‘“Dat moeten wij absoluut spelen”. Bij de honderdste verjaardag van Het gezin Van Paemel (1903-2003)’, in Brood en Rozen. Tijdschrift voor de Geschiedenis van Sociale Bewegingen, 2003, nr. 1, p. 6-25. Van Parys is in het archief van het AMSAB en in het AMVC-Letterenhuis gedoken en heeft er foto's uit opgediept die nog niet eerder vertoond noch afgedrukt zijn. Hij heeft de honderdste verjaardag van het stuk aangegrepen om, zoals we van hem gewend zijn, het drama zelf en zijn eerste opvoering in een brede, eigentijdse context te situeren. Hij laat fijntjes zien dat Buysse zich niet stoorde aan de literaire codes en modes van zijn tijd en staat ook stil bij enkele memorabele momenten in de opvoeringsgeschiedenis van het werk.
| |
| |
Nog in de periode die we hier bespreken verscheen ook Cyriel Buysses romanwereld, een uitvoerige studie van Romain John van de Maele, een auteur die ook in deze Mededelingen al sporen heeft gezocht in Buysses romanwereld. Deze nieuwe bijdrage vult vrijwel het volledige septembernummer van het tijdschrift Kreatief 2003. We kregen het nummer pas in oktober in handen en stellen de bespreking dus even uit tot onze volgende kroniek. We kijken ook uit naar onze studiedag van 3 december e.k. Ook dan zal Buysse als reiziger (in Nice) worden voorgesteld en we vernemen meer over zijn verhaal Monsieur Hardamour, dat de eer kreeg opgenomen te worden in de bloemlezing Het land van de mosseleters. 150 jaar Vlaamse vertelkunst, samengesteld door Benno Barnard en Paul de Wispelaere (Amsterdam/Antwerpen, Contact, 2002).
A.M.M.
|
|