| |
| |
| |
Kroniek
Cyriel Buysse oktober 1999 - september 2000
Na het goedgevulde Buyssejaar 1999, waarin tal van activiteiten konden worden vermeld in het kader van ‘140 jaar Cyriel Buysse’, zijn we het afgelopen jaar wat minder verwend geweest. We beginnen de kroniek van dit nieuws-luwe jaar dan ook op een enigszins ongewone manier: met een rubriek errata.
Wij hebben namelijk attente lezers, die deze Mededelingen aandachtig bekijken en dan ook zo vriendelijk zijn te signaleren dat ze een onduidelijkheid, onvolkomenheid, of eenvoudig een fout hebben aangetroffen. Neen, we willen natuurlijk niet alle tik- en andere fouten die werden opgemerkt hier ook rechtzetten. Dit wordt dus geen jaarlijkse rubriek, maar toch willen we erop wijzen dat er in Mededelingen XV, in het artikel van Joris van Parys over de moeder van Cyriel Buysse (‘De derde zuster Loveling’) een verwarring is gebeurd in het onderschrift bij de bekende foto van de drie zusters Loveling, afgedrukt op bladzijde 108. Van de drie zusjes was Pauline, later moeder van Cyriel Buysse, inderdaad de oudste: zij was 22 in 1854, zoals correct is aangegeven. Niet correct is dat Virginie op dat moment 20 was en Rosalie 18; dat moet omgekeerd zijn: in 1854 was Rosalie 20 en Virginie 18. Virginie was dus de jongste. Om nooit meer te verwarren.
En nog zo eentje, nu we toch bezig zijn. Een andere, even attente lezer, die Mededelingen XIV onder de loep heeft genomen met het oog op een recensie, werd ook daar getroffen door een anomalie, met name in brief 3 van Anton Bergmann. Op p. 61, regel 6 e.v., worden enkele getallen opgegeven die niet correct kunnen zijn. Bergmann vermeldt dat 2/5 van de Lierse bevolking in het jaar 1789 enig onderwijs genoten had, en 3/5 geheel ongeletterd was. Dat ‘enig onderricht’ wordt nog genuanceerd: 3021 personen konden lezen en schrijven, 904 bezaten meer onderricht. Dit kan niet kloppen met het uitgangspunt, zo wordt pienter opgemerkt, dat is namelijk dat de bevolking in dat jaar 5981 inwoners telde. Klopt inderdaad niet. Een snelle berekening leert ons dat 3021 en 904, samen 3925, veeleer in de buurt komt van drie vijfden dan van twee vijfden van 5981.
| |
| |
Omdraaien dus, Anton. Of liever: dit is een tip voor Ludo Stynen of voor een latere annotator. In ieder geval met dank aan Mario Baeck, voor zijn trouwe lectuur en voor zijn recensie.
Wij hebben nog meer van hetzelfde. In de uitvoerige, geannoteerde uitgave van de correspondentie rond Virginie Lovelings roman Sophie, verzorgd door Sylvie Engels in Mededelingen XIII, zijn een aantal raadsels ingebouwd die we bij deze graag onze lezers meegeven. Ze kregen de aandacht van onze penningmeester Jan Hoeckman, die zich nu ook heeft ontpopt als een alert genealoog. Hier gaan ze:
- Op blz. 137 lezen we: ‘Uit haar eerste huwelijk met Jacques Fredericq (1778-1824) had Marie Comparé vier zonen en drie dochters’. Bij A. van Elslander, in diens bijdrage over ‘De gezusters Loveling’ in de reeks Oostvlaamse Literaire Monografieën, nr 57, blz. 135, lezen we dat er zes kinderen waren, ‘waaronder twee dochters’. Dat laatste klopt ook met de stamboom die we in deel X van de Mededelingen hebben afgedrukt, overgenomen uit H. van Werveke, Paul Fredericq in de spiegel van zijn dagboek (zie Mededelingen X, blz. 32-33); zullen we het in dit geval bij twee dochters houden? Of heeft iemand het bewijs van een derde?
- Nog op blz. 137 lezen we dat Louis-Auguste Fredericq, die de vader werd van de politicus Albert Fredericq, leefde van 1818 tot 1853. In dezelfde bron van Van Elslander wordt als geboortejaar 1815 opgegeven (eveneens bevestigd in de hierboven vermelde stamboom). Zullen we ook hier Van Elslander (en de stamboom in X) volgen? Of heeft iemand... enz.;
- Noot 10 op blz. 24 luidt: ‘Tante Mathilde is Mathilde Albrecht, de echtgenote van Charles Loveling (1825-1911), de zevende zoon van Marie Comparée’. Hier kunnen we meteen rechtzetten: Marie Comparée is natuurlijk Marie Comparé (de vervrouwelijking is een vergissing die wel meer te zien is bij mensen die de Franse grammaticaregels beheersen); en Charles (ook Karel genoemd) is het zevende kind, niet de zevende zoon van Marie Comparé: er kwamen immers twee dochters vóór hem (of waren het er toch drie? en was Karel het achtste kind?). Hier wordt eigenlijk al bevestigd dat er niet drie, maar wel twee dochters waren in het eerste huwelijk: als Karel namelijk het zevende kind was (en het eerste uit het tweede huwelijk), kunnen er dus maar zes kinderen in het eerste huwelijk geweest zijn en is het eerste raadsel
| |
| |
op blz. 137 opgelost: er waren vier zonen en twee dochters dus;
- Op blz. 214 (onderaan) en op blz. 284 (noot 3) wordt respectievelijk Felix Vandervennet en Felix van der Vennet gespeld. Een nauwelijks op te lossen onduidelijkheid, lijkt ons dit. Voelt iemand zich toch geroepen?
- Op blz. 207 staat dat Leonie (of Leetje) Fredericq, de tweede dochter van Joseph Fredericq, geboren was in 1852, maar in noot 1 op blz. 232 staat als geboortejaar 1859. Wellicht is dat laatste onjuist?
- En tot slot van al dit geraadsel een precisering: Julius Mac Leod, de enige zoon van Sophie Fredericq, werd geboren te Oostende op 19.02.1857 en stierf te Gent op 03.03.1919. De sterfdatum is hier dus correct 1919 (zoals ook op blz. 7, noot 3 (in de bijdrage van Van Parys) en niet 1934 (een evidente vergissing op blz. 137). Is hierbij rechtgezet: er zijn dus toch nog enkele zekerheden.
De vermelding van de roman Sophie, waarrond de correspondentie werd gevoerd die we zojuist nog eens onder de loep hebben genomen, brengt ons overigens al iets dichter in de sfeer van onze klassieke kroniek. Maar eerst gaan we nog even verder met detailkritiek, in omgekeerde richting nu. Joris van Parys signaleert ons dat Cyriel Buysse vermeld wordt in de gids van Hans Heesen, Harry Jansen en Ed Schilders, Waar ligt Poot? Over de dood en de laatste rustplaats van Nederlandse en Vlaamse schrijvers, Baarn 1997, p. 56-57. Buysse wordt daar voorgesteld als een ‘schrijver van naar het naturalisme en realisme neigende romans als De laatste ronde’, en verder hebben de auteurs het ook over ‘zijn roman Zomerleven’. Twee keer fout. De heren blijken ook niet te weten dat de Tieltstraat in Nevele al meer dan veertig jaar Cyriel Buyssestraat heet. Een uiterst betrouwbare gids lijkt Waar ligt Poot? dus niet te zijn.
Maar nu terzake. De vermelding van Sophie zette ons al op het juiste spoor. We kunnen onze berichtgeving inderdaad opnemen met de vermelding van een paar interessante publicaties. In 1998 realiseerde het Liberaal Archief de tentoonstelling ‘Om de schone ziel van 't kind’ in het kader van het Museum van de Vlaamse Sociale Strijd van de Provincie Oost-Vlaanderen. In het verlengde van deze tentoonstelling (waarbij, tussen haakjes, een schitterende catalogus werd uitgegeven) heeft het Liberaal Archief ook een herdruk bezorgd
| |
| |
van Virginie Lovelings ophefmakende roman over de schoolstrijd. Sophie werd voor de gelegenheid in moderne spelling omgezet door Sylvie Engels en werd voorzien van een inleiding door Daniël Vanacker. Dit opstel is een grondig bewerkte en geactualiseerde versie van zijn veelgeciteerde artikel over ‘Virginie Loveling en de schoolstrijd’, dat verscheen in Mededelingen III (1987) van ons Genootschap. Hier past een open vorm van reclame: het boek is te verkrijgen bij het Liberaal Archief, Kramersplein 23, 9000 Gent (tel.: 09/221.75.05), of door overschrijving van BEF 695,- (+ 100 F. verzendingskosten) op het rekeningnummer 000-1519870-74 van het Liberaal Archief, met vermelding ‘Sophie’.
Nog een aanbeveling. Stefan Van den Bossche, die eerder al Het Pajottenland door schrijvers heen heeft beschreven (Antwerpen-Dronten, Facet, 1992: een geheel van literaire portretten, onder meer van Karel van de Woestijne in diens Pamelse maanden), heeft nu een aantrekkelijk literair reisboek uitgebracht, getiteld De adem van Mistral. Een reis door de geschreven Provence (Amsterdam-Antwerpen, Atlas, 1999). Het is een boek ‘dat de lezer geen rust gunt’: hij/zij wordt meegenomen door het landschap van de Provence en geconfronteerd met flarden literatuurgeschiedenis en reisbeschrijvingen. Onder meer van Cyriel Buysse, wiens De vrolijke tocht een veel geciteerde gids is. Van den Bossche heeft zich gebaseerd op de aan de Buysse-lezer en aan de lezer van deze kroniek wellicht vertrouwde bundel Cyriel Buysse, Reizen van toen. Met de automobiel door Frankrijk (1992), samengesteld en ingeleid door Luc van Doorslaer. Met dank aan Eddy Vaernewyck, die ons het boek van Stefan van den Bossche heeft aanbevolen. Diezelfde Eddy Vaernewyck die het in Het Land van Nevele, jaargang XXXI, afl. 2 (juni 2000), heeft over ‘Van Bachte-Maria-Leerne tot Merendree. Geboorte en bloei van de Vlaamse Poëziedagen’ en elders in deze Mededelingen schrijft over de molenaar en de chauffeur die in Buysses hart en in diens werk zo'n grote plaats hebben ingenomen, diezelfde Eddy Vaernewyck dus, heeft in het Jaarboek XXVIII van de ‘Heemkring Scheldeveld’ (Sint-Martens-Latem 1999) een fraai opstel gepubliceerd over ‘Deurle in de literatuur. Een topografische verkenning in het Vlaamse literair landschap’ (p. 73-89). Uiteraard komt ook Buysse in het stuk voor, met enkele nieuwe, topografische details. Molenaar Serafien komt ook nog elders ter sprake, met nieuwe informatie over Buysse. Harry van Royen,
bestuurssecretaris a.i.
| |
| |
van de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon vzw (Carnotstraat 47 b3, 2060 Antwerpen), heeft in het tweemaandelijkse blad van de vereniging, Land in zicht, 2000 (69), nr.1, onder de titel Zooals het was... (naar de roman van Buysse uit 1921), een bijdrage gewijd aan de grote staakmolen waar Buysse zo op gesteld was. De molen werd zoals bekend vernield door enkele Duitsers in 1918, maar Buysse liet met zijn oorlogsschadevergoeding in 1922 een kleinere windmolen oprichten, een staakmolen op halve grootte, die door Serafien nog tien jaar werd gebruikt als graanmolen. De vzw Molenzorg-Molenecho's heeft inmiddels de bescherming van deze graan- en waterpompmolen aangevraagd als monument, wegens zijn hoge socio-culturele waarde. Er is nog meer nieuws in dit verband, heet van de naald. In de gratis krant-bij-de-bakker, De Zondag, verscheen op 8 oktober 2000 het bericht dat het beroemde molentje onlangs door de minister op de voorlopige lijst van te beschermen monumenten is gezet. In het zelfde zondagse berichtje valt ook nog te lezen dat het drie hectaren grote familiedomein achter de kerk van Deurle (waarop de molen dus nu staat te verkommeren) door Nadine Buysse, kleindochter van de schrijver, wordt overgedragen aan de gemeentelijke trust Latem-Deurle. Goed nieuws voor toekomstige bezoekers is dat. En we blijven nog even bij de bijdrage van Harry van Royen in Land in zicht. Deze opent als volgt: ‘Cyriel Buysse is niet alleen een stuk Vlaams cultureel erfgoed maar was ook een van de pioniers van Natuur- en Stedenschoon. Als Oostvlaming was hij bestuurslid van onze vereniging’. In een brief die Harry van Royen ons stuurde (wij correspondeerden over de foto die gebruikt werd voor de kaft van aflevering 2000/1) meldt hij ons dat Cyriel Buysse voorzitter was van de vereniging, maar dat er over deze periode geen archief bewaard is. De informatie over Buysses
activiteiten in de Koninklijke Vereniging voor Natuur- en Stedenschoon wordt wel nog bevestigd in een artikel van Lieven Tittillion, die in 1999 een licentiaatsverhandeling heeft gemaakt over de geschiedenis van de vereniging. In Land in zicht 2000 (69), nr.5, p. 4-10 geeft Tittillion een kort overzicht: de KVNS werd gesticht in Antwerpen in 1910; de Oost-Vlaamse afdeling werd opgericht op 18 februari 1923 onder het voorzitterschap van Cyriel Buysse. Waarvan akte, met dank aan onze informanten H. van Royen, Mario Baeck en Yves T'Sjoen.
| |
| |
Nog wat publicatienieuws: via Roeland Raes, senator en lid van het Buysse Genootschap, kregen we een fraai synthetisch stuk over Buysse toegestuurd van de hand van de Normandische schrijver Jean Mabire, auteur van de rubriek ‘Que lire’ in het weekblad National-Hebdo (nummer 835, verschenen op 20 juli 2000). Mabire eindigt zijn artikel met deze waardering: ‘On apprécie que toute son oeuvre soit dominée par le combat des hommes opprimés pour accéder à une existence plus digne. Ainsi, sans être un militant nationaliste au sens étroit du terme, il n'en a pas moins donné une image très fidèle du Flamand de son temps, dans sa complexité et dans sa diversité’.
Opmerkelijk is ook een verhaal van Jean-Pierre Rondas, de duizendpoot van cultuurzender radio 3. Hij schreef ons dat de lectuur van onze vorige rubriek hem eraan herinnerde dat hij in 1998 een heel serieus landbouwcolloquium, georganiseerd door Wervel, moest afsluiten. Hem werd gevraagd de hele dag aanwezig te zijn, goed te luisteren en op het einde van de dag een soort summa te brengen van wat hij had ervaren en gehoord. In de loop van de namiddag begon hij in te zien dat de besprekingen eigenlijk de verklarende achtergrond vormden van het verhaal van boer Van Paemel, dat hierdoor structureel en landbouwhistorisch een plaats kreeg. Ergens rond 1920 ontstond namelijk een cesuur tussen twee belangrijke types landbouwbedrijven: ‘het agro-ecosysteem [sic] dat het tot na de eerste wereldoorlog nog net kon uithouden kende nog geen kunstmest’, schrijft Rondas in de Verslagkrant van het colloquium ‘Naar een duurzame landbouw’ (30 maart 1998) en: ‘Op de overgang van het ene systeem naar het andere staat de Vlaamse boerenliteratuur. Op het snijpunt staat Cyriel Buysses Boer van Paemel. Hij staat daar niet alleen: de halve Vlaamse literatuur bestaat uit agrodiscussies’. Volgt een illustratie van het probleem aan de hand van de scène met het ‘oale voeren’ in Het gezin Van Paemel (tijdens het bezoek van de baronsfamilie) en de verontwaardiging van boer Van Paemel als hem het gebruik van ‘chimique vette’ wordt aanbevolen: voor hem is ‘semiek’ inderdaad onbetaalbaar. Rondas vult voor ons nog aan met de volgende anekdote: hij heeft zijn tekst naderhand gebruikt voor het programma Wereldbeeld. Deze aflevering, met de Van Paemel-citaten, werd door Oost-Vlaamse landbouwers uit Aalter en Nevele op cassette opgenomen, en, naar ze hem verzekerden, beluisterd op de walkman terwijl ze op hun tractor het land aan het bewerken waren.
Het gezin Van Paemel op radio 3 via de walkman op de
| |
| |
tractor: moet kunnen. Ook voor Rondas kan dat tellen: hij heeft nooit hoger lof geoogst, zegt hij.
De rubriek ‘opvoeringen’ vertoont dit jaar geen rijke oogst. Maar we sommen trouw op wat we hebben gevonden. In het streekblad Hét Blad - Ninove van woensdag 1 september 1999 werd een openluchtopvoering aangekondigd van Het gezin Van Paemel op de binnenkoer van de ‘prachtige historische hoeve Baele (voorheen Abbeloos) Vreckem te Denderwindeke, door de toneelkring “De Ware Vrienden” uit Denderwindeke, met de medewerking van het stadsbestuur en de plaatselijke VVV’. De opvoering, in een regie van Paul Cieters, werd voorzien voor de periode augustus-september 2000. Verdere sporen van deze opvoering zijn ons echter niet ter ore of onder de ogen gekomen. Toch met dank aan Erna de Moor. Meer zekerheid leverde het volgende bericht op in Het Volk voor Gent en Gent Rand: op woensdag 6 oktober 1999 verscheen daar een aankondiging van ‘Een avondje Buysse in Gavere’. Het gaat om het programma ‘Och Hiere, God toch’ van Jo Decaluwe, dat werd aangeboden door de drie plaatselijke cultuurfondsen op vrijdag 8 oktober. Een blik in de folder van Arca voor het seizoen 2000-2001 brengt de bevestiging dat Jo Decaluwe ook dit toneelseizoen zijn drie bekende Buysse-programma's op zijn repertoire houdt (dus ook nog ‘De raadsheeren van Nevele’ en ‘Typen’).
Niet een opvoering, maar een aantrekkelijke ‘voorleesavond’ uit het oeuvre van Cyriel Buysse, ook omschreven als een ‘ludieke Cyriel Buysse-gebeurtenis’, werd aangeboden door de Latemse Kunstkring op zaterdag 11 december om 19.30u in de gerestaureerde schuur van ‘De Oude Brouwerij’, Dorp 24 te Sint-Martens-Latem. Het ging om een literaire activiteit die werd gerealiseerd in samenwerking met de Heemkundige Kring ‘het Land van Nevele’. Jan Luyssaert liet de toehoorders kennis maken met het oeuvre van Cyriel Buysse dat werd geschreven in Deurle en Afsnee, uit de teksten werd voorgelezen in het Nevelse dialect door Julien Pauwels, de Gentse Belleman, en Yvette Verbauwen, bekend als ‘de zachte radiostem’ van radio 2 Oost-Vlaanderen, heeft proza en poëzie voorgedragen. Uw verslaggeefster was goed geattendeerd op deze gebeurtenis, zowel door Freya Malfait, voorzitter van de Latemse Kunstkring, als door de Heer A. Metdepenninghen - waarvoor heel veel dank - maar heeft de avond helaas niet kunnen bijwonen. Eddy
| |
| |
Vaernewyck signaleerde ons ook nog een ‘thematentoonstelling’ Cyriel Buysse achterna in 't Boldershof te Deurle van 5 december 1999 tot en met 15 januari 2000, met een presentatie van tekeningen van Jo Clauwaert. Nevele bleef niet achter: de drukke herdenkingsfestiviteiten van 1999 kenden nog een vervolg op 11 juni 2000: van 14.30u tot 18.30u werd de dorpssfeer uit de tijd van Buysse opgeroepen met een ‘klas van toen’, een beestenmarkt, een paardenringsteking, vlegeldorsen, retro-voertuigen, een fanfare anno 1900, het optreden van volkszangers, een processie en demonstraties van oude ambachten. Bij dit alles konden fragmenten uit Buysses werk niet ontbreken: ze werden gezegd en gelezen door Jo Decaluwe en door Yvette Verbauwen. De dynamische voorzitter van het feestcomité was Paul de Stoop (met dank voor de uitnodiging).
De laatste vermelding van een opvoering doet ons al vooruitlopen naar volgend jaar. Peter Lambert meldde ons dat hij een eenmansvoordracht brengt van De biezenstekker, aangekondigd als de ‘driekoningen-novelle’ van Buysse, met muzikale begeleiding van Christine Coryn en in een regie van Hubert Mestdagh. De tekst die wordt gehanteerd bij deze theatermonoloog is een getrouwe weergave van de oorspronkelijke versie. Peter Lambert is momenteel actief als speler en regisseur bij Theaterpunt in Zulte. Hij heeft zijn vertelling al enkele keren in openbare voorstellingen gebracht (de laatste was voor de VTB-VAB afdeling Deinze op 14 januari 2000), maar trad ook nog op in de beperkte kring van verschillende verenigingen (18, 21 en 28 januari 2000). Er zijn nog voorstellingen gepland op 12 december 2000 en 23 januari 2001 en het is de bedoeling met de productie door te gaan in het theaterseizoen 2001-2002. Wij hopen u de data nog tijdig te kunnen meegeven. Voor wie daarop niet kan wachten: het adres van Peter Lambert is bekend bij de redactie.
We ronden af met twee weetjes. Eddy Vaernewyck stuurde ons een zoekertje in De Gentenaar van 31 maart 2000, met de aankondiging van een veiling op dinsdag vier april 2000. Daar werd overgegaan tot een openbare verkoop van ‘een nalatenschap’, waarin zich ‘een gedenkplaat in brons van Cyriel Buysse’ bevond. Eddy dacht meteen aan het gestolen medaillon op de Deurlese Molenheuvel. Heeft iemand meer gegevens?
Helemaal tot slot nog een opstekertje. In de Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en letterkunde, 1999, aflevering 1, is een bijdrage te lezen van F.
| |
| |
Heymans, die aan het hoofd staat van de Centrale Openbare Bibliotheek te Gent. Heymans heeft wat hij zelf noemt ‘een bescheiden onderzoek’ gedaan naar de aanwezigheid en de uitleencijfers van ‘Klassieke werken uit de Nederlandse literatuur in de openbare bibliotheek’ (p. 57-68). Op p. 61 kunnen we zien dat Het recht van de sterkste van Cyriel Buysse helemaal bovenaan staat in de top-twintig van de uitleningen van 1992 tot maart 1999 in de COB-Gent: de 21 aanwezige exemplaren werden samen 361 keer uitgeleend. Buysse wordt nog steeds gelezen: wij wisten het al maar horen het graag bevestigen.
A.M.M.
|
|