Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 13
(1997)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 286]
| |
-72-(44) den Haag 4 Febr. 1898.
Zeer Geëerde Mejufvrouw!
Door eene ongesteldheid, die ik in Belgi[ë] opdeed, ten gevolge van het natte, mistige weer, werd ik belet vroeger uw gewaardeerde letteren te beantwoorden, - waarvoor ik u thans ten zeerste bedank. De vriendelijke woorden van iemand met zulke geniale gaven en welverdienden, gedistingueerden naam, hebben voor mij meer dan gewone beteekenis. In uw schoon boek, getiteld ‘Sophie’[,] geven talent, moed en levenskennis elkander als t'ware de hand. Het is een werk dat nog lang nadat wij allen van dit tooneel zijn verdwenen, met eerbied en belangstelling zal worden gelezen. Zulke werken zijn symbolisch schoone bloemen op het graf, die niet verwelken. Wanneer ik weer in Gent mogt komen, zal ik niet nalaten mij het genoegen te geven, u te komen bezoeken. Het speet mij zoo, dat uw interessante heer BroederGa naar eind(1) niet wel [] was toen ik in zijn gastvrij huis logeerde. Had ik ook de lijdende toestand gekend van Mejufvrouw AnnaGa naar eind(2), voorzeker zou ik uit discretie de last niet hebben veroorzaakt, die een logé wel moet geven aan de huisvrouw. Ik heb zeer veele vrienden, doch ga uit beginsel nooit bij een hunner logeren. Steeds ga ik in een hotel. -Ditmaal had ik het echter bepaald aan Uw Broeder beloofd- Mij steeds ten zeerste aanbevelende in uw hooggeschatte vriendschap, vereer ik mij zeer geachte Mejufvrouw, met de meeste onderscheiding te zijn[.]
Uw zeer dienstw. dienaar, Tromp |