Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 13
(1997)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd188UBG hs. 111/77
SKANDINAVISK HOTEL
KJØBENHAVN, d. 8 Sept. 1891.
Beminde tante Virginie, Ik ben hier gisteren met Pirenne goed aangekomen na Roermond, Dusseldorp, Münster, Osnabrück, Bremen, Hamburg, Kiel en Roeskilde bezocht te hebbenGa naar eind(1). Tot hiertoe is het weder heerlijk en Pirenne de bloem van de reisgenooten. Zelden heb ik mij zoo goed op reis vermaakt. Te Kiel herinnerde ik mij op eens, dat Klaus Groth daar woont, en wij besloten hem te gaan bezoekenGa naar eind(2). Wij vonden zijn huis, eene kleine villa in 't groen, iets als Heremans' huis op de Visscherij, gelegen op de Klaus Groth-Platz. Op mijn kaartje schreef ik met potlood. | |
[pagina 106]
| |
en zond er de meid mee bij Klaus GrothGa naar eind(3). Aanstonds werden wij binnengeleid in zijne kleine gezellige eetplaats bij de keuken (soort van souterrain). Het was zondag morgen omstreeks 10 uren. Dit kamerken noemde hij lachend zijne ‘Kajüte’. Hij is een lange bijna magere man met uitstekende kakebeenen en een litteeken over het voorhoofd. Zeer kalm en goedig, zoowat 70 oud. Een groene papegaai zat op eenen stok aan zijne linkere zijde en verroerde noch schreeuwde. Ik herkende Klaus Groth overigens naar zijne photographie, die Gij hebt. Hij sprak dadelijk over zijn bezoek te Nevele in 1861 en met welgevallen van Grandmama, tante Rosalie en U. Hij zegde, dat eene der tantes hem in goed Platduitsch aansprak: ‘Wij moeten eens fermen koffie drinken.’ Hij was alsdan naar Antwerpen gegaan voor een groot kunstfeest en zoo bezocht hij Brugge, Gent, Nevele en Brussel. Hij zegt, dat hij lid is der Kon. Vlaamsche Academie en daardoor in betrekking blijft met de Vlaamsche bewegingGa naar eind(4). Aan Hansen heeft hij de bouwstoffen geleverd voor eene studie over hemzelven, verschenen in de Ned. Dicht- en Kunsthalle en ook in brochuurGa naar eind(5). Hansen embêteert hem sedertdien herhaaldelijk om zijn stuk in het Duitsch te doen vertalen, maar het is te Vlaamsch voor eenen Duitschen lezer. Ik zeg hem, dat Benoit op Hansen's vertaling van Min Modersprak een uitstekende muziek geschreven heeft en dat dit lied onlangs te Blankenberghe met eenen kolossalen bijval werd gezongen in den Kursaal op een groot concert. Hij wist het niet en verneemt zulks met veel genoegenGa naar eind(6). Hansen bedong een honorarium voor die vertaling bij den uitgever der muziek: 100 fr. en liet ook zooveel aan Groth zenden. Deze vond het nog al vreemd. - ‘Had ik honorarium gekregen voor de honderd liederen van mij, die op muziek werden gezet, dan zou ik rijk zijn’, zegt hij glimlachend. Wij vragen hem hoe het staat met de Platduitsche letterkunde en beweging. Hij antwoordt: | |
[pagina 107]
| |
- ‘De Beweging duurt voort. Alom richt men Plattdütsche Vereine op, zelfs buiten ons taalgebied als te Dresden, Leipzig, Bazel, Amerika, Berlijn (waar er vier zijn!), enz. Maar in de school spreekt de schoolmeester slechts Hoogduitsch en in de kerk evenzeer de Predikant... Maar sedert eeuwen staan de zaken slecht voor onze taal, en toch is onze taal niet uit te roeien. Wat de letterkunde betreft, Reuter en ik worden veel gelezen. Daarbuiten is er niet veel. In het dialect van Kiel heeft men dichter Meyer. In dat van Meklemburg schrijft Brinkmann, die een meesterstuk voortgebracht heeft: Kasper oom un' ik; in dat van Münster heeft Giese En Münsternsch Kind geschreven. Die twee romans zijn zoo goed en fijn als Reuter. Buiten dat, weinig goede letterkundige voortbrengselsGa naar eind(7). Te Kiel zijn er veel Hoogduitschers komen wonen. Maar te platten lande houdt de oude moedertaal het goed uit. Ook de Oostfriezen op de eilanden Sylt en FönGa naar eind(8) en op 't vasteland, hoe klein ook in getal, houden het uit. De boeren bij die Friezen zijn zeer beschaafd. Zij spreken en verstaan drie talen: Friesch, Platduitsch en Hoogduitsch.’ Groth spreekt dan van Hansen's polemiek tegen Prayon over Dietschlandisme, waarin hij zich gemengd heeft. Hij toont ons Hansen's werkje, waarop een drietal regels opdracht aan het hoofd staatGa naar eind(9). Hij toont ons ook een nr van het Friesch Volksblad van Leeuwarden, waarop hij geabonneerd is, en spreekt over de Hollandsche Friezen: Johan Winkler, Halbertsma, enz.Ga naar eind(10) Als wij opstaan om te vertrekken, toont hij ons zijnen souterrain en de eerste verdieping zijner villa, ‘opdat Gij ervan zoudt kunnen vertellen aan Virginie Loveling.’ Zijne studeerkamer is eene soort van salon met portretten. Een groot schrijfbureau staat er in en eene glazen kast met boeken. Daarnaast een kleiner salon met vleugelpiano. - ‘Houdt Gij U met muziek bezig? vraag ik hem. - O ja. - Kent Gij onze oude Vlaamsche liedjes? - O ja. Ik heb de verzamelingen van Willems, Snellaert, enz. - Ik beloof hem het laatste Liederboek van het Willems-Fonds te zendenGa naar eind(11). Een derde salon paalt aan de tweede eerste. Hij is gemeubeld met fluweelen canapé en zetels. ‘Das ist das Zimmer meiner leider längst dahin gegangene Frau....’Ga naar eind(12) Sedert 1851 woont Klaus Groth te Kiel, waar hij professor aan de Hoogeschool is. Nu geeft hij geene lessen meer. | |
[pagina 108]
| |
Hartelijk drukt hij ons de hand bij 't afscheid nemen. - ‘Wij danken U voor uw zoo gulhartig onthaal en zijn fier de hand van Klaus Groth gedrukt te hebben - Meine beste Grüße an Fräulein Loveling, an das schöne Gent, an das schöne Brügge...’Ga naar eind(13) Zoo namen wij afscheid. Groth is de minzaamheid en de ‘Gemütlichkeit’ in persoon, ten minste gedurende ons kort bezoek. Hij vertelde ons, dat de Duitschers in Oostenrijk zijn vredelievend lied Min Modersprak als een strijdlied tegen de Slawen hebben aangenomen! Hij glimlachte daar hartelijk om. Hij zegde ons ook, dat Blauwaert enkele zijner liederen in Frankrijk gezongen heeft en dat men daar meende, dat 't Platduitsch geene Germaansche taal is en daarom die liederen zeer goed onthaalde. - ‘Die dumme Kerls!’ zegde hij zonder bitterheid met een opgeruimd lachjeGa naar eind(14).- Ik wilde U dit bezoek reeds denzelfden dag beschrijven; maar wij hebben ons dadelijk op den stoomboot ingescheept naar Korsør (eiland Sjaelland, Seeland) en daar was alles zoo schoon en zoo interessant, dat ik geenen tijd heb gevonden. Münster heeft mij veel geïnteresseerd. Het Rathhaus op de Principalplatz met de gothische arkaden onder de huizen, de kerken, de drie ijzeren muiten der AnabaptistenGa naar eind(15), veel oude huizen, alles heeft er veel karakter. Osnabrück is in denzelfden trant. Bremen is moderner, maar heeft eene oude markt en schoone monumenten er op. Hamburg is heerlijk. Binnen- en Buiten-Alster met de bruggen en kaden zijn van het schoonste, dat men in Europa zien kan. Iets als Stokholm. Nu zijn wij te Kopenhagen, waar wij gisteren Georg Brandes zijn gaan bezoeken. Heden zal hij ons wat rondleidenGa naar eind(16). Maar ik babbel te veel. Hartelijken handdruk uit de verte.
Paul Fredericq
Geef dezen brief aan Simon, die hem dan aan Nica zenden zalGa naar eind(17). Ik heb geenen tijd om hem uit te schrijven. Mijn volgend adres: Magdeburg, poste restante. |
|