Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 9
(1993)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |
UBG hs. III/77
Nevele 10 Februari 1876.
Lieve Paul, Ik heb daar zooeven uwen brief ontvangen (half vier namiddag) ik ben u zeer dankbaar voor uwe moeite en ten uwen dienste indien ik ook iets voor u zou kunnen doen. Dezen morgen heb ik de Flandre teruggezonden, zooals ik u geschreven had. De manier waarop ik het gedaan heb is niet zeer beleefd; maar het is nu te laat. Indien het bij A. CallierGa naar eind(1) ter sprake kwam, gelief hem in mijnen naam te zeggen, dat wij hier onder een te groot moreel bedwang staan om regelmatig de Flandre te durven ontvangen, wij krijgen ze van Onkel Charles later en met zekere voorzorgen, echter verwacht ik den deken alle dagen. Ik moet u overigens bekennen, dat ik niets nooder heb dan een tijdschrift of dagblad voor niet, dat beneemt de vrijheid als men er dan in schrijven moet, en doet men het niet zoo zit men met eenen bestendigen remords. Ik zit aldus ook al weder met de Toekomst, nadat ik paardewerk gedaan heb om er van af te zijn. Het kan wel zijn, dat ik dus iets aan het Volksbelang zou geven, maar dan moet ik één nummer krijgen, anders heb ik er geen genoegen van. Als ik iets zou maken zou ik het aan u zenden, maar ik ben nog niet hersteld van mijne déconfitureGa naar eind(2). | |
[pagina 149]
| |
Mama is beter en houd[t] zich warm, maar eet bijna niet, zij is zeer flauw, zegt ze, en durft niet veel gebruiken omdat uw vader het niet goed vindt zonder smaak te eten, mij dunkt, dat ze sedert beter is. Ik zou schrijven indien het verslechtte. Het spijt mij zeer dat Lia en Véronique niet wel zijn, en zit te denken of ik niets voor haar kan doen. Onze meid is gisteren naar den pastoor van VosselaereGa naar eind(3) gaan zien: er was niemand der familie bij - gij weet dat een doode pastoor ten toon ligt met zijne kleederen aan en de deur open - heel de kamer woelde vol kleine jongens, het is révoltant om hooren hoe onbetamelijk het daar toeging. Zij gaven hem kleine kaakslagen en trokken aan zijnen neus, een Spellekens, die maar eenen muizentuimel hoog was en onder de linker arm een brood hield, gaf hem met de rechterhand zooveel kruiskens dat er een blauwe vlek op zijn voorhoofd kwam. ‘Triste Dauw ge ligt er’ riepen ze. Vandaag hebben wij gehoord, dat men hem zijne schoenen uitgetrokken en zijn kruisken uit de handen genomen heeft. Kunt gij u een gedacht maken van zulke gediertachtigheid: staan beven van ontzag voor eenen levenden pastoor en hem insulteeren na zijne dood! Ik heb vergeten u het geld voor ThysGa naar eind(4) ter hand te stellen, gelief het te verschieten, zoodra ik u zie, geef ik het weder. Ik ben bezig met het artikel van den H. LaveleyeGa naar eind(5) te lezen, morgen, denk ik, zal ik u de revue weerzenden. Veel complimenten van Grand'Mama. Als gij Tante Mathilde of LisaGa naar eind(6) ziet, gelief haar te zeggen, dat de vulgaire haar zeer bedanken voor de geschenken en zeer blijde waren; maar dit moet gij alleen doen bij gelegenheid. Vaarwel.
|
|