|
| |
| | | |
Kroniek
Cyriel Buysse oktober 1991 - september 1992
Hét nieuws van het afgelopen jaar is natuurlijk het opduiken van een exemplaar van Goeverneur's Oude Huisvriend uit 1890, met daarin twee onvindbaar geworden teksten van Buysse: Beter laat dan nooit en Op den Senegal Maar dat wist u inmiddels al en misschien hebt u ze zelfs al gelezen. Daarom keren we even terug naar het punt waar we in onze vorige kroniek waren gebleven: de aankondiging van een bundel reisverhalen van Buysse. Reizen van toen. Met de automobiel door Frankrijk, samengesteld en ingeleid door Luc van Doorslaer is begin 1992 verschenen (Antwerpen-Amsterdam, Manteau). De bundel bevat de drie ‘reisboekjes’ De vrolijke tocht (1911), Per auto (1913) en De laatste ronde (1923), aangevuld met Super-indrukken van Parijs in 1923 en Buysses laatste reiservaringen, Rivièra-impressies (1932). De teksten zijn overgenomen uit deel 6 van het Verzameld werk maar hebben hier een heel lezenswaardige inleiding meegekregen over ‘Cyriel Buysse en de automobiel’.
Het genre van het reisverhaal was in Buysses eigen tijd al populair: De vrolijke tocht werd herdrukt in 1915 en 1926; en Per auto kreeg in 1920 een herdruk die door niemand minder dan Willem Kloos lovend werd onthaald. Maar ook nu wordt in de pers nog positief gereageerd op deze onderhoudende anekdotische stijl. Buysses verteltrant kan nog boeien - dat zal voor de trouwe Buysse-lezer geen verrassing zijn - maar deze verhalen worden ook gewaardeerd als tijdsdocument én omdat ze het al te beperkte beeld verruimen dat ons door de literatuurgeschiedenis werd opgedrongen: ‘hier spreekt niet langer de meedogenloze naturalist uit de vorige eeuw, maar wel de rijpere observator op het hoogtepunt van zijn vertelkunst’ (De cirkel 15.4.1992). Het publiek voor deze literatuur is dan ook heel breed: zowel het Belgische Touring Club Magazine als het Nederlandse ‘Cultureel Supplement’ van het NRC Handelsblad stelden het boek uitgebreid voor (resp. in het meinummer 1992 door F.A. Bolle en op 19.6.1992 door Birgit Donker). In het Radio 3 programma ‘De kunstberg’ kon Yves van Durme op woensdag 22 april 1992 zijn appreciatie van de bundel formuleren met de volgende
| | | | bewoordingen:
En ik genoot er met volle teugen van. Dit boekje laat een heel andere Buysse kennen dan de grauwe naturalist van werken als Het gezin Van Paemel of van de roman Het recht van de sterkste b.v. Ik heb hier een heel andere Buysse ontmoet en ik moet eerlijk toegeven dat het mij nog eens plezier deed een boek te lezen waarin op weliswaar klassieke maar toch treffende wijze een verhaal wordt verteld.
Op de vraag wat deze verhalen nu zo aantrekkelijk maakt, gaf dezelfde Yves van Durme deze omstandige repliek:
Vooreerst is er het gegeven: we reizen door Frankrijk, per auto en dat in het begin van deze eeuw. Ik hoef er niet aan toe te voegen dat het verschil met onze ervaringen als automobilist groot is. In die tijd was er nog geen verkeersinformatie nodig. De ene tocht is Buysse vergezeld van drie dames, terwijl hij een andere keer met drie heren op reis gaat. Niet alleen de reisroute maar ook de relatie tussen de reisgezellen wordt hier fijnzinnig geschetst.
Een tweede aantrekkelijke zijde aan zijn reisverhalen is zijn sterk impressionistische stijl: verwacht geen nauwkeurige beschrijvingen van het landschap, de natuur, de wegen en de steden. Wat je wel krijgt is de weergave van de indrukken en de emoties welke de schrijver en zijn charmant en grappig gezelschap ondervonden toen ze met hun automobiel door Frankrijk tuften. Buysse hecht ook veel belang aan sfeerschepping.
Een derde reden waarom dit boekje zo heerlijk is om lezen is de lichtvoetigheid, de humor en de ironische knipoogjes waarmee Buysse verslag uitbrengt van zijn autotochtjes, waarbij zijn oorspronkelijke adoratie voor de auto na een tijdje wat getemperd wordt: de eerste zin van het eerste verhaal luidt: ‘De auto vliegt door 't land’, maar het derde verhaal eindigt met autopech, ‘een panne’.
We konden voor onze jaarlijkse kroniek ook weer wat kleinere nieuwsberichten sprokkelen. In Toerisme Oost-Vlaanderen. Tijdschrift voor recreatie en cultuur, 40ste jg., nr. 4, sept.-okt. 1991 werd aandacht besteed aan ‘Het land van Cyriel Buysse. Flaneren in Groot-Nevele’. Daniël de Moor stelt de vijf fusiegemeenten Landegem, Merendree, Hansbeke, Poesele en Vosselare voor als een ‘aantrekkelijk verkenningsgebied voor ééndagstoerisme’, een landschap gekenmerkt door een zachte afwisseling van hoge, droge kouters en lage, natte beekdalen.
| | | |
Er zijn natuurlijk ook de langzamerhand klassiek geworden heruitzendingen. Tantes was te zien op zondag 17 november 1991 in de reeks ‘Made in Vlaanderen’. In De Gentenaar van 16-17.11.1991 werd naar aanleiding van deze uitzending opgemerkt dat deze tv-film uit 1984 rechtstreeks aansluit bij ‘De bossen van Vlaanderen’, want de film is een werkstuk van dezelfde tandem: producer Winnie Enghien en scenarist Rudy Geldhof. Van producer Enghien werd deze uitspraak genoteerd: ‘Soms wordt Buysse gevolgd en het is verbazend om te zien hoe filmisch zijn eigen beelden, associaties en strukturen werken. Het is geen kleine prestatie om zestig jaar na datum modern te zijjn’. Tantes van Buysse blijft een modern verhaal, inderdaad, zoals trouwens zovele andere van zijn hand. Datzelfde Tantes verscheen overigens nog als feuilleton in Het Belang van Limburg, eerste aflevering 31 maart 1992. Het boek kreeg er de appreciatie mee: ‘“Tantes” is een fijnzinnige ontmaskering van de schijnwaarden van de petit-bourgeois.’
Op zondag 24 november 1991 (verkiezingsavond!) werd ook nog de tv-film Lente, geregisseerd door Dré Poppe naar de gelijknamige novelle en een scenario van Rudy Geldhof uitgezonden, in dezelfde reeks ‘Made in Vlaanderen’; en Het gezin Van Paemel, de film van Paul Cammermans uit 1986, was te bekijken op TV 1 op zondag 19 juli 1992.
We blijven in de tv-sfeer met het volgende bericht. In Dag allemaal. Weekblad met Radio en TV-gids nr. 52 van 24 december 1991 werd ons een rubriek gesignaleerd ‘Bekende Vlamingen kijken terug op 1991’. Deze ‘terugblik’ werd georganiseerd rond een aantal vragen van het type ‘Wat was voor jou ... van het jaar?’ De vraag ‘Wat was voor jou het beste boek van het jaar?’ werd door acteur Jo de Meyere beantwoord met: ‘Ik heb dit jaar het “Verzameld werk” van Cyriel Buysse herontdekt. Dat is van het hoogste niveau wat onze literatuur ooit heeft voortgebracht’. Waarvan akte. Ter vergelijking: twee van de zestien ondervraagden zegden ‘geen enkel boek’ te hebben gelezen; één van die twee specificeerde nog: hij leest nooit boeken, alleen kranten en tijdschriften. Wij gaan door naar het volgende punt.
In het november-decembernummer 1991 van Literatuur. Tijdschrift over Nederlandse letterkunde (8ste jg., nr. 6) werd onder de titel ‘Terug naar de bron’ een aantal korte bijdragen gebundeld
| | | | waarin aandacht wordt besteed aan het directe contact met de primaire bronnen van de Nederlandse literatuur. Ondergetekende schreef voor die gelegenheid een stukje over ‘De Nevelse handschriften van Cyriel Buysse’ en de rol die Antoine Janssens heeft gespeeld bij de ‘redding’ van deze unieke verzameling manuscripten.
In het decembernummer 1991 van Kruispunt (32ste jg., nr. 141) is een opstel over ‘Cyriel Buysse, een miskend kunstenaar’ opgenomen van de hand van Luc Vandaele. De auteur wijst erop dat Buysse, net als Streuvels, behoorde ‘tot het kruim van de literatoren die de faam van onze letteren tot ver buiten de landsgrenzen uitdroegen en enkele meesterwerken - sans doute - aan de literatuur toevoegden.’ Toch moest Buysse, in tegenstelling tot Streuvels, het succes ontberen dat de Westvlaamse ‘grootmeester’ wel werd betoond. Dat Buysse zijn leven lang in Vlaanderen impopulair is gebleven heeft, zoals bekend, niet alleen te maken met het naturalisme in zijn werk. L. Vandaele gaat in op de antiklerikale aspecten in dit werk en behandelt vervolgens, met de nodige nuancering, Buysses gewraakte uitspraken over flamingantisme en flaminganten.
In het lentenummer 1992 van het tijdschrift De brakke hond (9de jg., nr. 33, maart 1991 [= 1992]) verscheen onder de titel ‘Het oordeel van het verschil’ de tekst van de eerste van twee openbare lezingen die Monika van Paemel hield in de Aula van de Rijksuniversiteit Groningen, waar ze in oktober en november 1991 als gastschrijfster was uitgenodigd. Monika van Paemel heeft het er o.m. over haar eigen kunstervaring en haar houding tegenover de traditie waarin ze zichzelf situeert: ‘Ik schrijf over wat is naar iets wat nog moet worden, me ervan bewust dat ook ik gevormd ben door een traditie, maar alert voor de vernieuwing en er op uit iets van mezelf daar aan toe te voegen’ (p. 90). De traditie waarop ze als schrijfster terugviel was die van Buysse - Buysse over wie haar grootmoeder ‘vol afkeer’ sprak maar die de auteur was van haar streek en die ze toch kan waarderen, ofschoon de visie van L.P. Boon haar meer ligt (‘het persoonlijke in de algemene cultuur-politieke context en het engagement inhoudelijk of vernieuwend’). Buysse ontleent voor haar zijn belang aan het feit dat hij ‘niets ontziende milieuschetsen’ heeft geschreven; hij heeft in Vlaanderen ook een rol gespeeld doordat hij, anders dan zijn vriend Maeterlinck, ‘koos voor het Nederlands’.
| | | |
We kunnen dit jaar ook weer enkele nieuwe ensceneringen van Buysses toneelklassieker signaleren. Toneelvereniging ‘Elck 't Syne’ bracht op vrijdag 27, zaterdag 28 en zondag 29 maart, vrijdag 3 en zaterdag 4 april, telkens om 19u30, een opvoering van Het gezin Van Paemel in het gemeenschapscentrum Berghine, Dendermondsesteenweg 439 te Destelbergen. De regie was in handen van Daniël van Durme.
Toneelkring ‘De Constleerende’ te Schellebelle, een vereniging die een verre voorgeschiedenis heeft die teruggaat tot het begin van de 17de eeuw maar daarna in een lange sluimerperiode terecht is gekomen waaruit ze pas in de jaren '30 van deze eeuw ontwaakte, is in het recente verleden aan een duidelijke opbloei toe. Een nieuw toneeltijdperk werd ingeluid in 1972, onder impuls van Jef de Bock. Twee decennia later wordt deze herleving luister bijgezet met een opvoering van Het gezin Van Paemel, waarin Jef De Bock de rol van Vader Van Paemel vertolkte. De hoofdregie en de algemene leiding berustten bij Paul van de Wielle. Er werden acht openluchtvoorstellingen gegeven ‘op een echt boerenerf’: 3, 4, 5, 6, 10, 11, 12 en 13 juli 1992, telkens om 20 u. Lokatie: hoeve ‘Bij den eierkluts’, Biesakker te Serskamp (bij Wetteren). De eigenlijke voorstelling werd voorafgegaan door een sfeerbeeld ‘Kermis in 't dorp’, een woordloos spel dat nogal langdradig uitviel. Deze misschien wel iets te scherpe beoordeling kan echter mede veroorzaakt zijn door de bakken regen die uit de lucht vielen toen uw verslaggeefster zich ter plekke bevond (weliswaar op een overdekte tribune). Voor het overige een enscenering waar heel veel mensen zich ontzettend voor ingezet hebben en die dan ook heel veel lof verdient.
Wij willen hier ook even de aandacht vestigen op een kleine studie die niet onbelangrijk is voor het Buysse-onderzoek. In het septembernummer 1992 van het driemaandelijks tijdschrift van de Heemkundige Kring Het Land van Nevele (23ste jg., afl. 3) is een opmerkelijk artikel opgenomen van Antoine Janssens over ‘Sociale toestanden in Nevele op het einde van de 19e eeuw’. Hieruit blijkt dat de sociale toestanden die Buysse beschreef in ‘zijn Zeistraat’ inderdaad erbarmelijk waren en dat het niet zo is - zoals sommigen beweren - dat Buysse die straat opzettelijk in een ongunstig daglicht heeft geplaatst waardoor ze dan een slechte naam heeft gekre- | | | | gen. De stroperijen, vechtpartijen en aanrandingen die Buysse beschreef o.m. in Het recht van de sterkste en Schoppenboer zijn dus niet uit de lucht gegrepen. Illustratief hiervoor zijn in ieder geval de gegevens die A. Janssens opdiepte in een bevolkingsregister (in het gemeentearchief Nevele) van de jaren 1880-1900. Een aandachtige studie van dit document leverde cijfermateriaal op waarin voor iedere straat afzonderlijk de bewoners van de verschillende huizen werden geteld evenals de (apart vermelde) onwettige geboorten en waarbij ook het beroep en de leeftijd van de jonge moeder werden genoteerd. Een drietal Nevelse straten leverde een veel hoger aantal onwettige geboorten op dan alle andere samen: de Zeistraat met 299 inwoners en 10 onwettige kinderen ingeschreven; de Blasiusdriesstraat (in het verlengde van de Zeistraat) met 426 inwoners en 13 onwettigen, de Vaart Rechts en Links richting Deinze en Landegem met 479 inwoners en 12 onwettige geboorten. Procentsgewijs steekt de Zeistraat inderdaad ‘torenhoog’ boven de andere uit.
Nog iets opmerkelijks: Ant. Janssens tekende bij de jonge moeders zeven beroepen op, waarvan de kantwerksters veruit het hoogst in aantal waren, gevolgd door de ‘meiden’. De meeste onwettige kinderen werden gebaard door moeders tussen de 19 en 23 jaar. Deze jonge moeders waren meestal afkomstig van gezinnen waar beide ouders buitenshuis gingen werken: de vader was landbouwhelper, werker, aardewerker, dokwerker of metselaar; de moeder landwerkster, werkster, helpster of bode. De thuiswerkende kantwerkster, zo stipt Ant. Janssens aan, diende met ‘klossen’ het kleine gezinsinkomen te vermeerderen, maar was dan ook veel alleen thuis en aan ‘gevaren’ blootgesteld. Janssens besluit: het is duidelijk dat de Zeistraat van Cyriel Buysse iets aparts was: ‘De auteur heeft het heel goed bekeken en die sociale toestanden geromanceerd in zijn werken vastgelegd.’
Ten slotte nog een vooruitblik die al een terugblik is als u dit leest. Op vrijdagen 9, 16 en 23 oktober 1992 brengt Belleman Julien Pauwels, samen met Radio 2-medewerkster Yvette Verbauwen, een voorstelling ‘in café-stijl’ onder de titel ‘Met Cyriel Buysse tussen pot en pint’. Dit duo brengt, resp. ‘galmt’ enkele Buysse-teksten die in verband te brengen zijn met Buysses verblijf (eigenlijk verblij- | | | | ven) in Amerika nu 100 jaar geleden. Plaats van het gebeuren: de drie Nevelse gemeenten Hansbeke, Landegem en Nevele.
Voor Arca-Gent blijft Cyriel Buysse een vaste waarde. Na de succesvolle soloprogramma's De raadsheren van Nevele en Typen (een voorstelling waarmee Jo Decaluwe trouwens nog rondreist; zo was hij op vrijdag 28 augustus 1992 om 20u. in d'Ouwe Hoeve op Deurle kermis) kondigt het gezelschap voor het seizoen 1992-1993 een nieuwe Buysse-bewerking aan, getiteld Het koekoeksjong. Het wordt een gecombineerde versie die regisseur Achiel van Malderen en acteur Jo de Meyere maken van de novelle De biezenstekker en het toneelstuk met hetzelfde onderwerp, Driekoningenavond. Jo de Meyere zal spelen. Dat belooft dus goed te worden.
A.M.M.
|
|
|