| |
| |
| |
Kroniek
Cyriel Buysse, oktober 1988-september 1989
Op woensdag 5 oktober 1988 werd de succesrijke verfilming van Tantes, ‘Vlaams TV-spel van Rudy Geldhof naar een roman van Cyriel Buysse’, uitgezonden door de Nederlandse televisie, derde net. Nog in oktober, op vrijdag 28, sprak ondergetekende in het kader van de literaire cyclus ‘Graanzolderavonden’, georganiseerd door het Davidsfonds te Essen in de Kiekenhoeve over ‘Cyriel Buysse. Vlaming en kosmopoliet’.
Het Colloquium dat door het Cyriel Buysse Genootschap op 14 december 1988 werd georganiseerd aan de Gentse Rijksuniversiteit, werd druk bijgewoond. Op het programma stond een lezing van S.A.J. van Faassen (Hoofd van de afdeling Documenten in het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's-Gravenhage), over Buysse en zijn Nederlandse uitgevers. De tekst van deze lezing zal worden gepubliceerd in het Nederlandse tijdschrift Het oog in 't Zeil. We onthielden er alvast uit dat Buysse bij de keuze van zijn uitgevers zich liet leiden door pragmatische, veeleer dan door principiële overwegingen. C.A.J. van Dishoeck, wiens betekenis voor Buysse uitvoerig werd belicht voor de lezers van de Mededelingen (IV en V), is Buysses voornaamste uitgever geweest.
De levendige uiteenzetting van Chris Vandenbroeke (wetenschappelijk medewerker R.U.G.), ‘Buysse: een sociaal-historische verkenning’, kende grote bijval bij het publiek. Dr. Vandenbroeke staat bekend als auteur van een aantal studies over de sociale geschiedenis van Vlaanderen en situeerde het werk van Buysse dan ook in die context. Centraal in deze benadering zijn: 1. het beeld dat Buysse ophing van arbeid en tewerkstelling en 2. Buysse als sociaal-demograaf. De tweede industriële revolutie die zich in Vlaanderen ook op het platteland voordeed op het einde van de 19de en het begin van de 20ste eeuw, komt niet aan bod in Buysses werk. Kenmerkend voor de door hem geschetste maatschappelijke verhouding is het overheersen van het kleinschalige bedrijf en de huisnijverheid. In de nog dominant agrarische maatschappij werden de werkuren in de lente- en zomermaanden opgedreven. Overbevolking leidde
| |
| |
(o.m.) tot het stijgen van de pachtprijzen en, hiermee samenhangend, tot groeiende interne concurrentie en uitbuiting. Een ‘typisch voorbeeld’ van deze laatste toestand is te vinden in Het gezin Van Paemel. Ook als sociaal-demograaf doet Buysse de historicus ‘interessant materiaal’ aan de hand: vooral de gedragspatronen inzake huwelijk en vrijage (de sexualiteit binnen en buiten het huwelijk) en de gezinsstructuren zoals die in zijn werk worden beschreven, blijken relevant te zijn omdat ze ook elders worden bevestigd. Zo wordt, onder meer in de roman Tantes, geïllustreerd dat het celibaat in het derde kwart van de 19de eeuw een hoogconjunctuur kende. De gemiddelde huwelijksleeftijd van de vrouw was zeer hoog (30 à 31 jaar) en over het algemeen ‘bleven de mensen langer thuis’. Als gevolg van het sociaal-economische gebeuren was er immers een sterke behoefte om de kinderen bij zich te houden als goedkope arbeidskracht. Als alle kinderen het huis uit waren bleven de ouders vaak hulpeloos achter (vgl. Het gezin Van Paemel).
Buysse was, zo stelde Vandenbroeke verder, een typische plattelandsbeschrijver, een agrariër: de boerenmensen die hij beschreef waren, in tegenstelling met de ‘elitaire’ milieus van dezelfde periode, nog niet aan anticonceptief gedrag toe. Ook wat de gezinssociologie betreft heeft Buysse slechts een partieel beeld van de maatschappij gegeven. We kunnen eraan toevoegen dat dit uiteraard slechts geldt voor dat gedeelte van Buysses werk waarin hij een landelijk milieu beschrijft. Het onderzoek zou nog moeten uitgebreid worden tot het geheel van zijn oeuvre.
Als derde spreker van het colloquium trad naturalisme-specialist Romain Debbaut op. De tekst van zijn lezing over Buysse en het naturalisme is integraal in deze Mededelingen V opgenomen, nog uitgebreid met een analyse van Het recht van de sterkste als naturalistische roman. We kunnen verder signaleren dat de in deze rubriek al eerder aangekondigde studie van R. Debbaut, Het naturalisme in de Nederlandse letteren, in oktober 1989 bij Acco te Leuven verschijnt.
In Ons Erfdeel, 31ste jg., nr. 5, november-december 1988, p. 739-743, publiceerde Luc van Doorslaer een bijdrage over ‘Cyriel Buysse in Duitsland’. De auteur - die een proefschrift over dit onderwerp voorbereidt - verantwoordt hier de zin van ‘een onderzoek naar de receptie van Buysse in een rigide, conservatieve en extreem- | |
| |
burgerlijke samenleving als het Duise Keizerrijk van rond de eeuwwisseling’. In deze bijdrage vraagt hij aandacht voor enkele Duitse vertalingen van Buysses werk - vertalingen waarover Buysse zelf, zoals bekend, ‘allesbehalve opgetogen’ was. Nader onderzoek zal moeten uitwijzen in hoever de periode en de keuze van de vertalingen te verklaren zijn uit politieke - veeleer dan literaire - motieven. Verder wijst Van Doorslaer erop dat in de receptie van de vertalingen tal van ‘omvormingen’ optraden. Titels als Flämische Dorfgeschichten, Geschichten aus Flandern, en Arme Leute wijzen erop dat ook Buysse het slachtoffer was van de op zijn minst eenzijdig te noemen visie, die de Vlaamse literatuur vereenzelvigt met landelijke verhalen en novellen. Het blijkt hoe dan ook heel interessant en revelerend te zijn om de oorzaken van de ‘welwillende’ receptie van Cyriel Buysse in Duitsland verder te onderzoeken.
In december 1988 stond Buysse weer volop in het centrum van de belangstelling van de media: de televisiefilm Het Bolleken, in de regie van Marc Didden, werd uitgezonden door de BRT in de reeks ‘Made in Vlaanderen’ op zondag 18 december, om 20 u. 50. Het scenario is van Johan Kerkhof. Tot de ‘cast’ behoren: Johan Leysen (Meneer Vital), Ingrid de Vos (Irma), Karen Vanparijs (Valéry), François Beukelaers (baron en vader van Valéry), Caroline Bardijn (Sientje), Karina van der Sande (Netje) en Antje de Boeck (Eleken). Nonkelken werd gespeeld door Willy Vandermeulen, dokter Vandermuyt door Ugo Prinsen, Philemon door Jan Steen en De Reu door Marc Peeters.
De televisiebewerking van 't Bolleken werd door de pers niet unaniem op gejuich begroet. Hugo Meert (Het Laatste Nieuws 17-18 december 1988) was ‘niet helemaal opgetogen’ bij de persvisie, omdat de tv-film volgens hem de nodige spanning mist: die is in de film ‘vervangen door karakterontleding en haarscherpe relatie-tekening’. Waarbij dan nog komt dat de hoofdvertolker ‘af en toe zijn theaterafkomst niet kan verdoezelen en schaamteloos in de val van de overdrijving trapt.’ Jan Temmerman van zijn kant noteerde (De Morgen 17-18 december 1988) de uitspraak waarin regisseur Didden zijn visie op de hoofdfiguur, meneer Vital, weergeeft: ‘Het tragische aan de figuur is dat wanneer hij zijn zoektocht naar liefde suksesvol beëindigt, hij juist fysiek ten onder gaat’. Temmerman
| |
| |
voegt eraan toe: ‘Dat kan allemaal best zijn, maar voor de kijker is het eerder tragisch dat het hem nauwelijks kan schelen, het rààkt hem niet. Misschien komt het omdat Vital steeds opnieuw, als het ware met open ogen, als de levend geworden naïviteit in allerlei, vaak voorspelbare emotionele en sociale valkuilen trapt, om tenslotte in de bodemloze put van de fysieke aftakeling te vallen. Het heeft wellicht ook met de casting van Johan Leysen te maken, die in feite te oud is en te schrander oogt om zo'n jonge beunhaas te vertolken’. En verder: ‘Daarnaast is er het storende feit dat de zogenaamde epoque-rekonstruktie toch wel met biezonder schaarse middelen geproduceerd lijkt. Bij bepaalde buitenopnamen b.v. voelt men bijna lijfelijk hoe de camera zich bekneld weet om toch maar geen anakronistisch detail in beeld te halen. Eigenlijk zijn het vooral de flarden Billie Holiday-songs die af en toe voor de noodzakelijke sfeer zorgen.’
In De Standaard en in De Gentenaar van 17-18 december werd de film door J.D.P. aangekondigd onder de kop: ‘TV-film “Het Bolleken” van Buysse: een goede mayonaise’. De omschrijving mayonaise is afkomstig van Didden zelf, die voor de pers verduidelijkte: ‘Alle ingrediënten zijn perfekt gedoseerd’. Didden heeft het gegeven verplaatst naar de (rand)stad en koos ‘mondaine’ lokaties omwille van hun ‘esthetische kwaliteiten’. In een interview met Roland Rentmeesters voor TV Ekspres (jg. XX, nr. 50, 12 december 1988) verklaarde hij verder:
Wat me bij Buysse intrigeert is zijn verbondenheid met land en stad, zijn kijk op de bourgeoisie en niet de boeren, meiden en knechten uit die tijd. Streuvels bijv. bekijkt het leven vanuit het standpunt van de landmens, Buysse daarentegen bekijkt z'n wereld vanuit de salons. Neem nu die Vital, die jongeman die z'n eigen ondergang tegemoet gaat, terwijl hij op zoek is naar het geluk. Hij heeft alles om te slagen, maar de drank en zijn amoureuze avontuurtjes worden hem fataal. Na vier keer hopeloos verliefd te zijn geweest, is hij fysiek afgetakeld. Mijn bedoeling was een tv-film te maken die de privé-tragedie volgt van iemand die ontzettend verliefd wordt en ontzettend destruktief leeft. Met andere woorden: geen letterlijke verfilming van de roman, die hangt wel als een schaduw over het verhaal van een jongeman terwijl het drankprobleem van Vital een soort secundaire plot vormt.
| |
| |
In antwoord op de vraag of Buysse, zoals wel eens wordt gezegd, een vrouwenliefhebber was, verduidelijkte Didden nog:
Misschien was het eerder zo dat de vrouwen liefhebber waren van Buysse. Zoals hij er over schrijft, krijg je de kans om er een subtiele tekening van te maken. Vital wordt graag verliefd, hij houdt er van verliefd te zijn. Velen hebben de indruk dat Buysse en zijn tijd altijd synoniem staan voor somberheid, landelijk leven, een pastorale tijd die lang verleden is. Maar als je Buysse goed leest en hem beter leert kennen, wordt dat beeld tegengesproken. Buysse was een bereisd man. Op zijn vierentwintigste was hij voor zaken naar Amerika gestuurd, na zijn huwelijk met de Nederlandse Nelly Dyserinck ging hij in Den Haag wonen. Hij reed met z'n eigen auto naar Italië...
Er waren dingen die mooi waren in die tijd, er was zichtbare welstand, auto's en radio's bijvoorbeeld. O.K., nog lang niet voor iedereen, maar dat is nog geen reden om andermaal uit te pakken met grote boerenpetten en ribfluwelen jassen. De vrouwen droegen mooie kleren en hun huizen horen zeker niet in Bokrijk!
Je moet niet vergeten dat Buysse het Vlaanderen van het begin van de twintigste eeuw beschrijft en dat had ook z'n - letterlijk - mooie kanten. Bouwwerken waarvan kan worden gezegd dat ze tot in de kleinste details aangenaam waren om te bekijken en lang niet zo pauperistisch van aspekt als we denken. De herbergen bijvoorbeeld waren proper, schoon.
In het afgelopen jaar waren er ook twee heel opmerkelijke produkties van Het gezin Van Paemel door amateurgezelschappen. Ze getuigden, elk op hun manier, van een uitzonderlijke originaliteit. Toneelvereniging ‘Voor elk wat wils’ te Melle-Centrum bracht vijf voorstellingen, op zaterdag 26 november, vrijdag 2, zaterdag 3, zondag 4 en zaterdag 10 december 1988 in de Parochiezaal van Melle-Centrum. Deze produktie werd geregisseerd door Jo Maes, die een heel eigen visie op het stuk naar voren bracht. Hij maakte bijvoorbeeld gebruik van diaprojecties en van muziek; hij liet de baronsfamilie uit de zaal komen en laste ook kleine pauzes in met ‘tableaux vivants’.
Aan regisseur Jo Maes vroegen we dan ook zijn visie toe te lichten. Hij verschafte ons, welwillend, de volgende antwoorden:
Het is normaal dat de regie probeert het stuk een eigen profiel te geven. De bedoeling van elk van de te bespreken elementen heeft te maken
| |
| |
met: origineel willen zijn; motivatie van de vereniging; praktische oplossingen creëren.
Het gebruik van diapositieven commentarieert de regisseur als volgt:
Een originele vondst, inderdaad. Er zijn bij mijn weten nog geen dia's gebruikt bij de opvoering van dit stuk. Het is gedurfd een modern element te lassen tussen de in hun tijd gesitueerde bedrijven. Daarom toonden de dia's - buiten de natuurgezichten - de spelers zelf, in de kledij van de opvoering, met zoveel mogelijk dezelfde grime en dezelfde accessoires. Daarenboven werden de spelers geplaatst in hun omgeving van actie - het gezin op het erf - en in hun roltypering: de brutale werkkracht Cordule melkt een koe, de tengere Romanie sprokkelt hout, de werkloze ijzergieter Eduard staat te dromen over een ijzeren hek, de ijverige Désiré vult een mand met aardappelen, die werkelijk op de scène gebracht wordt tijdens de opvoering.
Dit opzet heeft de ganse vereniging sterk gemotiveerd: maanden op voorhand was iedereen betrokken bij het gebeuren en kon ernaar toe leven. Zichzelf te zullen zien op de dia's en telkens opnieuw geprojecteerd worden, streelt de dosis positieve ijdelheid, die elke toneelspeler heeft. Ook was het een verrijkende ervaring voor de mensen die de baronsfamilie vertolkten, om in een echt kasteel-decor te mogen evolueren: hoe fier was de toneel-baron toen hij door de echte barones gekleed werd!
En dan is er de praktische kant! Tussen het eerste en het tweede bedrijf wisselt het decor van de huiskamer naar het erf; tussen het derde en het vierde bedrijf wisselt het decor van de huiskamer van de boerderij naar het armenhuisje. Telkens waren er voor deze decorwisselingen vele minuten nodig, die moesten opgevuld worden: men kan het publiek niet minutenlang in het donker zetten! Dus diapositieven tonen, die de mensen in de sfeer van het stuk hielden!
De muziek werd neutraal gehouden: geen duidelijk herkenbare melodie. Daardoor vormde zij geen afleiding maar een hechte ondersteuning van de beelden. Beeld zonder klank is arm en bereikt nooit een volle sfeerevocatie. De pastorale muzikale omlijsting was nodig om de dimensie van de beelden vol te maken.
Dat de baronsfamilie vanuit de zaal kwam noemt regisseur Maes zelf ‘een niet denderend origineel idee’; het is ‘toneelmatig “in”’. En verder:
| |
| |
Ik vind het onverantwoord om een totaal nieuw actie-patroon binnen hetzelfde decorplan te laten aanvangen. Doordat er geen deuren zijn links en rechts naast het podium, moest ik de nieuwe actie van uit een ander perspektief laten plaatsvinden. Vermits de schrijver zegt dat de adellijke familie op wandel is, heb ik ze de gehele zaal laten doorwandelen.
Dit had een sterk motiverend effekt: de vier spelers konden hun kledij en zwierige hoofsheid tussen het volk tot uiting laten komen - daarom twee rustpauzes met tekst. Het verrassend element had een sterke indruk op het publiek: een spontaan applaus. Daarenboven is het direkt kontakt met en tussen het publiek een heel bijzondere ervaring voor de spelers: ik mocht deze kans voor hen niet laten voorbijgaan. Het was dan ook weer praktisch: er moest geen extra toegang tot het podium gebouwd worden; dus minder werk en kosten voor de vereniging.
En ten slotte werd de vondst van de tableau-scènes door de regisseur zo toegelicht:
De spelers worden onbeweeglijk, het licht gaat naar minimum en kleurt wat blauw fluorescerend: wij zien als het ware een foto. Ondertussen gaat de monoloog luid door de luidsprekers.
Deze originele benadering is bij mij opgekomen tijdens de studie van de monoloog van de boer tot ‘meneer den baron en mevrouwe’ - 2e bedrijf. Een saaie zeven minuten lange opsomming van momenten uit de historiek van het gezin Van Paemel. Dit terwijl er zeven mensen op de scène ‘zitten te zitten’, want niemand mag bewegen om de aandacht van het publiek niet af te leiden van de boer. Een hele klus voor het publiek, voor de ‘zitters’ en vooral voor de Boer, hoe talentvol hij ook was.
Door hiervan een tableau-scène te maken, kreeg deze monoloog een totaal andere dimensie: de professionele studio-opname gaf hem een foutloze zegging, een sterke zegkracht, een trillende emotionaliteit, en verwekte daardoor een diepe betrokkenheid bij het publiek. Natuurlijk kon dit niet eenmalig.
Dus bouwde ik door tekstaanpassingen (1e bedrijf) en door teksttoevoegingen (3e en 4e bedrijf) nog vier monologen in. Dit gaf twee zeer dankbare regie-effekten. Ten eerste: de brief van Kamiel uit Amerika en normaal voorgelezen op de scène door de pastoor, kon nu door Kamiel zelf gelezen worden via de luidsprekers. Ten tweede kon ik een typische dorps-roddel laten horen tussen de fanfaremuziek die de huwelijksstoet van de baronszoon begeleidde.
Zo werd opnieuw het originele aan het praktische gekoppeld. Voor mij waren de vijf tableau-scènes zeer geslaagde sfeermomenten, die verrassend
| |
| |
en motiverend op spelers en publiek ingewerkt hebben, en door hun originaliteit niet vlug vergeten werden.
Ook dit was de bedoeling.
Met dank aan de regisseur voor zijn toelichting. Ook de hoofdrolspeler, Luc Ravier (foto hieronder), konden we even polsen over zijn bevindingen met de boer Van Paemel-rol. Hij haalde er deze persoonlijke herinneringen bij op:
Ik ben wellicht een beetje erfelijk belast wat de theatermicrobe aangaat. Mijn grootvader, die ik niet heb gekend, schijnt een voortreffelijk acteur te zijn geweest in het Mellese amateurstheater. Hij liet ons trouwens een ruime bibliotheek na, waarin naast toneelwerken ook de Vlaamse groten als Conscience, Streuvels, Buysse en Timmermans te vinden waren. Ik heb in mijn prille jeugdjaren vele van die werken verwoed gelezen en er een soort heimwee aan overgehouden naar het Vlaanderen van weleer, waarin ik best had willen leven: ofte met een parafrase: ik ben enkele tientallen jaren te laat geboren...
| |
| |
Overigens was het voor mij als plattelandsjongen telkens een feestelijk gebeuren om naar de grote stad Gent te mogen gaan. Zo herinner ik mij nog een van de eerste professionele theatervoorstellingen die ik in de KNS-Gent had gezien. Het was ‘Het gezin Van Paemel’ met Robert Maes in de hoofdrol. Die vertolking heeft een grote indruk op mij gemaakt. Naarmate ik zelf aan theater begon te doen, groeide de behoefte om een levensrol te spelen en de boer Van Paemel kwam mij hierbij telkens voor de geest. Verleden jaar werd mij dus die kans geboden. Ik zag die rol ook als een uitdaging en tegelijk als een misschien onbewust op zoek gaan naar mijn roots. Mijn vader was immers de zoon van een witloofboer, maar hij werd huisschilder. Hij kon wel overheerlijk vertellen over zijn landelijke jeugd en het boerenleven. Die verhalen zijn mij bijgebleven. Ze hielpen mij bij het inlevingsproces. Door mijn studie en de sociale omgeving kwam ik echter in een heel ander milieu terecht (n.v.d.r.: Luc Ravier is Germanist en leraar in verschillende instellingen). Het in de huid kruipen van de boer Van Paemel was dan ook even een evasie uit mijn dagelijks bestaan en een kortstondige vervulling van mijn eerder beschreven heimwee.
De tweede, niet minder verzorgde produktie van Het gezin Van Paemel volgde in september, in het Waasland. Ze was al vroeg aangekondigd. Op dinsdag 14 februari 1989 verscheen in Het Laatste Nieuws, streekeditie Waasland, een bericht, ondertekend Danny Bontinck, over de plannen van regisseur Jaak van der Helst - in de streek zeer bekend als de bezielende kracht achter massaspelen als het Reinaertspel, Jan van Steene en Vuur over Chandans te Kallo (1988) - om ‘een levensechte bewerking’ te brengen van Het gezin Van Paemel. Buysses meest succesrijke toneelwerk werd inderdaad in openlucht en in een ‘natuurlijk kader’ opgevoerd, nl. op de binnenkoer van hoeve Vercauteren, een typisch Vlaamse hoeve, gelegen aan de Lage Bokstraat te Belsele. Voor de produktie van het openluchttheater ‘Valk- en Watermolenwijk’ tekende Ben Vandenhende. Het dialect werd voor de gelegenheid ‘herschreven’ door Sylvia Decocker in een ‘Waas' Algemeen Vlaams’. De acteurs werden ‘gerecruteerd’ uit Wase amateurtoneelgezelschappen en leverden een homogeen sterke prestatie. Regisseur Van der Helst nam ook de zware rol van vader Van Paemel op zich. Het stuk werd aanzienlijk ingekort en zonder pauzes doorgespeeld. Als geheel een zeer geslaagde, verzorgde en authentieke produktie, die geheel gesponsord werd door privé-initiatief. Er waren zes voorstellingen: 8-9-10 en 15-16-17 september 1989.
| |
| |
Tot slot nog een bericht over Het gezin Van Paemel. De film uit 1986 werd op vrijdag 15 september 1989 uitgezonden door de Nederlandse televisie op het eerste net (van 23.30 tot 01.40 u.). En met onze laatste mededeling kijken we de toekomst in: Arca-directeur Jo Decaluwe, die zoveel succes heeft geoogst met zijn solo-produktie De raadsheren van Nevele, heeft voor het Arca-seizoen 1988-'89 een nieuwe Buysse-produktie aangekondigd, nl. een avondvullende voorstelling Typen. Ze omvat vier gespeelde verhalen van Buysse, samengesteld uit de verhalenbundels Typen en Kerels en aangekondigd als: ‘realisme, naturalisme, tragische en komische volksmensen en gebeurtenissen, en een korte gespeelde biografie van Cyriel Buysse’. De regie is van Jeroen Smedt. De produktie is aangekondigd voor oktober en zal ook beschikbaar zijn als reisvoorstelling.
Anne Marie Musschoot
|
|