Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 5
(1989)– [tijdschrift] Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cyriel Buysse en de Nederlandse uitgever C.A.J. van Dishoeck
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1915Eerst op 29 januari 1915 neemt Buysse weer contact op met Van Dishoeck. ‘Ik had u reeds lang eens willen en moeten schrijven, maar kwam er niet toe door allerlei andere bezigheden. Mijn huis is letterlijk een Cosmopolis geworden. Wat hier al niet komt van diverse nationaliteiten, 't is ongeloofelijk! Ik moet vechten om elken dag een paar uurtjes vrij te houden en aan mijn werk van de toekomst S.O.S. Oorlogsvizioenen te arbeiden. Denkt nu vooral niet, dat ik minder vriendschappelijk tegenover u gestemd zou zijn. Haast; tijdgebrek; anders niet. Ik ontving het pak drukproeven. Gaat ge 't nu toch uitgeven? Tegen wanneer denkt u? Verlangt ge dat ik in elk geval dadelijk werk van de correctie maak? Gaarne zou ik het weten om mijn tijd daarnaar te schikken. Het lijkt nu wel een derisie, die dingen van zachtheid en poëzie, in dezen tijd van bruutheid. Maar 't is waar: wat zullen de menschen er op den duur van walgen en naar iets frisch en vreedzaams snakken!’ Het is mogelijk dat Buysse hiermee op Zomerleven doelt, dat in juli zou verschijnen. Buysse zou dan vergeten zijn dat hij in juli 1914 al met Van Dishoeck over de uitgave van deze roman tot overeenstemming was gekomen; zijn verbazing over het feit dat Van Dishoeck het boek nu toch gaat uitgeven is in dit geval ongegrond. Buysse had bovendien in augustus 1914 al eerder proeven van Zomerleven gecorrigeerd. Een andere mogelijkheid is dat het hier gaat om proeven van de herdruk van Het ezelken die in 1915 verscheen. Eind 1915 verscheen ook een tweede druk van De vroolijke tocht, maar daarover schreef Buysse op 8 september: ‘Vindt ge 't bepaald noodig dat de proeven van Vroolijke Tocht, 2e druk door mij gecorrigeerd worden? Ik ben niet van plan er iets in te wijzigen. Maar als ge 't noodig oordeelt dan zal ik het ook doen.’
Op 1 februari verschijnt in Amsterdam de eerste aflevering van het dagblad De Vlaamsche Stem, bedoeld voor de talloze naar Nederland uitgeweken Vlamingen. Het dagblad was opgericht door Alberic Deswarte (1875-1928), die te zamen met Buysse, André de Ridder (1888-1961), René de Clercq (1877-1932), Jan Eggen (1883-1952) en vanaf 1 juli ook Antoon Jacob (1889-1947) de redactie vormde. Het blad combineerde aanvankelijk loyaliteit aan België met steun aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het streven naar emancipatie voor Vlaanderen. In juni 1915 schrijft Deswarte echter een aantal artikelen waarin hij voor Vlaams zelfbestuur binnen de Belgische staat pleit. Hij stuurt samen met De Clercq en uit naam van de redactie en de Utrechtse afdeling van het Algemeen Nederlands Verbond op 11 juli ter gelegenheid van de herdenking van de Guldensporenslag een telegram aan koning Albert waarin gevraagd wordt om autonomie voor Vlaanderen. Binnenskamers reageert de koning naar verluidt furieus, in zijn antwoord verzoekt hij de ‘godsvrede’ te bewaren. Door dit telegram ontstaat een breuk in de redactie. Buysses bemoeienissen met De Vlaamsche Stem eindigen in augustus, als een groep Nederlandse financiers onder leiding van F.C. Gerretson het blad in handen krijgt.Ga naar voetnoot(3) Of Buysses verzoek aan Van Dishoeck op 1 augustus (‘Houd het geld maar bij elkaar tot de som voltallig is’) te maken heeft met de pogingen de benodigde fondsen bij elkaar te brengen om het blad uit handen van de groep-Gerretson te houden, is onzeker maar geheel onmogelijk is het niet. Buysse heeft echter overigens geen bijzonder vooraanstaande rol binnen het dagblad gespeeld. Van Dishoeck, op zijn beurt, heeft zich, anders dan bij voorbeeld Leo Simons van de Wereldbibliotheek, altijd uiterst behoedzaam ten opzichte van Vlaamse kwesties opgesteld. Zo zal hij in 1929 het tijdschrift Leiding van F.C. Gerretson, P. Geyl en P.N. van Eyck weigeren uit te geven, omdat hij bang is voor moeilijkheden met de Belgische regering vanwege het grootnederlandse ideaal dat het tijdschrift wil propageren. Van Dishoeck vreest dat de afname door Belgische bibliotheken van door hem uitgegeven boeken in gevaar zal komen door het uitgeven van een tijdschrift met een zó uitgesproken opvatting.Ga naar voetnoot(4)
Op 27 juni vertelt Buysse Van Dishoeck van een enigszins in het water gevallen uitstapje naar, wat mag worden aangenomen, de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Cornelis Anthonie Jacobus van Dishoeck (1863-1931), krijt-tekening van V.E. van Uytvanck, 1929
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Belgische vluchtelingen in het Gooi:Ga naar voetnoot(5) ‘Mijn excursie is leelijk gestoord geworden door het onweer. Ik heb in Huizen moeten vluchten in een herbergje, waar ik ruim anderhalf uur geblokkeerd heb gezeten. Eindelijk vertrokken, goednat in Laren aangekomen, waar ik midden in een afschuwelijke katholieke processie-boel ben gevallen. Alles propvol, nergens iets te krijgen, doorgevlucht naar Hilversum en op den trein terug.’ Buysse toont zich in de eerste helft van 1915 bijzonder betrokken bij het wel en wee van de Belgische vluchtelingen. Hij polemiseert in maart met Anna de Savornin Lohmann die in De Hollandsche Lelie gewezen had op de grote verschillen tussen Nederlanders en Vlamingen en in juni tegen de Nieuwe Rotterdamsche Courant.Ga naar voetnoot(6) In augustus wordt Buysse betrokken bij het bijeenbrengen van boeken voor Belgische frontsoldaten. Buysses broer Arthur (1864-1926) - op dat moment liberaal volksvertegenwoordiger in België - brengt op verzoek van de Belgische koning en in overleg met de politicus Frans van Cauwelaert (1880-1961) boeken bijeen voor de ‘Commissie tot Verzending van Vlaamsche Boeken naar het Belgische Leger’, waarbij hij ook Cyriel Buysse betrekt. Van Cauwelaert verbleef tijdens de oorlog in Den Haag en was door de Belgische regering (in le Havre) belast met werkzaamheden betreffende de Belgische vluchtelingen. Van 10 maart 1915 af fungeerde Van Cauwelaert als secretaris van het ‘Officieel Belgisch Comité voor Nederland’.Ga naar voetnoot(7) Buysse zelf wordt door Emile Vandervelde (1866-1938) - toendertijd minister van Staat - betrokken bij de afdeling ‘Le Livre du Soldat Belge’ van het comité ‘British Gifts for Belgian Soldiers’.Ga naar voetnoot(8) Dit comité stelde zich ten doel boeken te zenden aan zowel regimentsbibliotheken als aan hospitalen, maar ook aan individuele soldaten, die elk twee Franstalige of één Nederlandstalig boek mochten uitkiezen.Ga naar voetnoot(9) Deze ongelijke verhouding kwam | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar verluidde voort uit de moeilijker verkrijgbaarheid van Nederlandstalige boeken; hoe men tot die mening kwam, is niet bekend. Mij lijkt de aanname nogal gezocht. Mogelijk maakte dit comité deel uit van de door Vandervelde gepresideerde ‘Union des Comités’. Deze ‘Union’, die een socialistische signatuur had, verkeerde op gespannen voet met het officiële Engelse ‘War Refugee Committee’, dat, daarbij gesteund door de Belgische regering, een anti-socialistisch karakter had.Ga naar voetnoot(10) Buysse schrijft op 5 augustus aan Van Dishoeck: ‘Dezen morgen kreeg ik bezoek van mijn broer. Die had een opdracht ontvangen van den Koning van België om, in overleg met den heer Van Cauwelaert, Vlaamsche boeken te koopen voor de Belgische soldaten aan het front. Beschikbaar is gesteld een kapitaal van 1500 gulden. Zooals van zelf spreekt heb ik dadelijk uw naam opgegeven als zijnde de uitgever bij uitnemendheid der vlaamsche auteurs in Nederland. Mijn broer vroeg mij of ge zoudt genegen zijn eenige korting van beteekenis te geven. Ik heb hem geantwoord, dat ik daar niet aan twijfelde. Verder ben ik aan 't hoofd gesteld door minister Van der Velde om ook, in name van een Engelsch comité, boeken voor Vlaamsche soldaten te koopen. Ik beschik, om te beginnen, over 20 pond sterling en er is mij veel meer beloofd. Alweer heb ik uw naam vooruitgezet. Nu moet ik echter eerst en vooral het comité hier ter plaatse in elkaar zetten. Daarmee gaan wel eenige dagen heen.’ Tot in 1916 zou Buysse met het bijeenbrengen van de boeken bezig blijven. Dat zou niet altijd even vlot verlopen, omdat Buysses keuze een enkele maal geen genade vond in de ogen van zijn superieuren, of omdat de secretaresse van het comité de betalingen niet op tijd verrichtte. Buysses brief van 14 maart 1916 geeft een indruk van de zaken waarmee hij zich moet bezighouden: ‘Mlle de Meulemeester schrijft mij dat het geld in aantocht is. Zoodra ik het ontvang laat ik het u weten en kunt gij den wissel sturen. - Verder meldt je mij dat de woordenboeken en de Streuvels den 4 Januari werden verzonden aan het door u aangeduide adres en ingevolge uw instructies. Zouden die nog niet gearriveerd zijn? 't Zal wel noodig wezen eens te informeeren.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Op 22 juli 1915 vraagt Buysse: ‘Hebt ge nog gedacht aan de uitgave van mijn Oorlogsvisioenen? De copie is klaar. Er komt nu nog een novelle van 28 pag in Groot Nederland van Aug. of September. Dat wordt dan 3 oorlogsnovellen en 8 kleinere oorlogsschetsen, samen een bundel van circa 225 à 250 paginas (boekdruk). Wat krijg ik daarvan? Geef mij maar zooveel mogelijk want ik heb het noodig.’ Op deze brief staan in een vreemde hand twee bedragen vermeld, f 200,- en f 150,-. Van Dishoeck moet snel geantwoord hebben, want op 24 juli 1915 stuurt Buysse de kopij voor de bundel Oorlogsvizioenen, en klaagt en passant over de kritiek in het Algemeen Handelsblad op Zomerleven: ‘Hierbij, in apart couvert, de volgende stukken voor den bundel Oorlogs-Vizioenen.
[...] Laat mij weten of ge alles goed ontvangen hebt. Omstreeks 8 Aug. kom ik naar Bussum en zal er dan een paar dagen blijven [...]. Die inkt-coolie van het Alg. Handelsblad heeft blijkbaar niets van Zomerleven begrepen. Men moet ook natuurmensch zijn om het te kunnen voelen. Ik ontving enkele brieven van buitenmenschen, die er mij opgetogen over schreven.’
Zijn bestelling uit Van Dishoecks fonds voor het comité ‘British Gifts for Belgian Soldiers’, zo schrijft hij op 14 augustus, beviel het comité niet. Het is uit de correspondentie met Van Dishoeck niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
op te maken welke keuze Buysse gemaakt had, al wordt uit latere brieven wel iets duidelijk over de criteria voor Buysses keuze. Op 31 oktober schrijft Buysse bij voorbeeld Van Dishoeck een als ‘vertrouwelijk’ bestempelde brief, waarin de wat formelere aanspreekvorm ‘ge’ vervangen is door het meer gemeenzame ‘je’: ‘Ik kom je een raad vragen: Onder de diverse bestellingen voor het Engelsche comité had ik ook, bij Veen, enkele boeken gekocht o.a. 50 Streuvels. Nu krijg ik bericht uit Londen dat absoluut geen enkel boek van Streuvels aan het Belgisch front wordt toegelaten. De soldaten willen er zijn naam zelfs niet meer hooren. Dat belooft wat voor later, als de Belgen in hun land weer de baas zijn! En nu moet je nog weten, dat het zuiver litteraire werken waren uit Veens' kleine bibliotheek,Ga naar voetnoot(11) dus niets van het berucht oorlogsdagboek!Ga naar voetnoot(12) Thans vragen ze mij of het niet mogelijk is die boeken terug te zenden. Geloof je dat dat kan? Dat ik zoo iets aan Veen mag voorstellen? Of zie jij eenigen kans dat wij zelven, desnoods met eenig verlies, die boekjes van de hand krijgen? Zeer dankbaar als je mij daar iets kunt over mededeelen. Het blijft strikt onder ons natuurlijk. Ik denk binnenkort weer geld uit Engeland te ontvangen en nog eens een bestelling uit je fonds te kunnen doen.’ Streuvels' dagboek veroorzaakte in deze tijd veel deining, vooral omdat de Duitse pers er met graagte sommige passages uit citeerde. Nog meer kwaad bloed zette het toen Streuvels gedeelten publiceerde in het aktivistische dagblad De Vlaamsche Post. Ook De Vlaamsche Stem voelde zich gedwongen een standpunt over Streuvels' boek in te nemen. Op 6 maart loofde aanvankelijk De Ridder Streuvels' werk, maar geleidelijk zwol de kritiek aan en op 14 juli volgde zelfs een volledige afwijzing van het oorlogsdagboek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1916Omstreeks eind 1915 had Buysse geprobeerd toestemming te verkrijgen om het front te bezoeken in de verwachting over dat bezoek en de door hem aangetroffen toestand een boek of een serie artikelen te schrijven. Daarvan werd veel verwacht door enkele betrokkenen. In eerste instantie werd zijn aanvrage afgewezen. Op 13 januari doet Camille Huysmans (1871-1968) een nieuwe poging in een brief aan de secretaris van koning Albert, J. Ingenbleek (1876-1953): ‘Notre romancier flamand Cyriel Buysse voudrait aller au front. Je ne sais si les Wallons ou les Flamands francisés se rendent compte de la valeur de Buysse. Je suis persuadé que si Maeterlinck voulait écrire un livre sur la guerre, on lui donnerait toutes les facilités. Or, Buysse vaut Maeterlinck, comme puissance créatrice et il serait hautement intéressant d'avoir un livre, écrit par lui, pour nos soldats. Il y a quelque temps, Cyriel Buysse a voulu accompagner son frère, le député. Celui-ci a obtenu la permission qu'il demandait, mais par inattention, sans doute, le télégramme de réponse adressé à M. le député Buysse ne parlait pas de M. Cyriel Buysse. Celui-ci s'est considéré comme exclu et il n'a pas accompagné son frère. L'incident est hautement regrettable et il y a moyen de réparer l'erreur. Monsieur Cyriel Buysse voudrait faire le voyage au mois d'avril.’Ga naar voetnoot(13) Van Dishoeck verneemt niets over Buysses pogingen het front in april te bezoeken. Uit Buysses bezoek resulteerde onder meer de reeks artikelen Achter het front in De Telegraaf.Ga naar voetnoot(14) In augustus 1917 verschijnt deze reportage bij Van Dishoeck in boekvorm als Van een verloren zomer. De schrijver van het levensbericht van C.A.J. van Dishoeck voor de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden wist in 1932 te melden dat Van Dishoeck niet alleen lid van het hoofdbestuur en voorzitter van de afdeling Bussum van het ‘Nederlandsch Vluchtelingen Comité’ was, maar ook dat hij lid was van het comité | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘British Gifts for Belgian Soldiers’.Ga naar voetnoot(15) In dat verband is het merkwaardig dat Buysses verhouding met hem zo afstandelijk blijft en zo weinig ingaat op de zaken die hen kennelijk beiden bezig houden. Op 4 januari 1916 benadert P.N. van Kampen & Zoon Van Dishoeck om te spreken over de overname van een aantal bij hen verschenen titels van Buysse: ‘Reeds eenige malen spraken wij over een eventueele overname van het auteursrecht van de bij ons verschenen werken van Cyriel Buysse. Nu, bij inventarisatie, herinneren wij ons dit plan. De drie boeken zijn: “Sursum Corda”, 2 deelen (Conditie bij herdruk f 245,- honorarium), “'n Leeuw van Vlaanderen” (Idem f 150,-) en “Van arme menschen” (Idem f 125,-). Alle drie zijn uitverkocht en wij hebben zooveel herdrukken op het oog, dat wij hieraan voorloopig niet kunnen beginnen. Daarom zouden we het auteursrecht op de drie werken gezamenlijk willen overdoen voor een prijs van f 400,- netto à contant.’ Van Dishoeck kan of wil op dit moment kennelijk niet ingaan op Van Kampens voorstel, want alleen van Van arme menschen zal - veel later, want in 1926 - een herdruk in zijn fonds verschijnen. De beide andere door Van Kampen genoemde boeken zijn door Van Dishoeck nooit herdrukt. Op 17 februari schrijft Buysse, kennelijk in reactie op een aantal gezonden besprekingen van een van zijn boeken, mogelijk Oorlogsvizioenen: ‘Hierbij al dat moois terug. Ja, de karakters worden heden ten dage op een zware proef gesteld. Het valt me niet mee van Sabbe. Reeds tweemaal heb ook ik vraag uit Duitsland ontvangen, namelijk om De Heeren Bollekens en Rikiki te mogen vertalen. Ik heb eenvoudig geen antwoord gegeven en dat lijkt me, voor een Belg, het eenig mogelijk en waardig antwoord op zulke verzoeken. Dat belet echter niet, dat er toch van mij in het Duitsch vertaald wordt. Ik heb hier twee nrs voor mij liggen van de Vorwärts een van 14 Juli 1915 en een van 15 Januari 1916 met een vertaling Berouw (Reue) en De Gevangenen uit mijn vroegere bundels. De vertaler teekent zich Georg | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gärtner en beweert “Berechtigte Uebertragung” te hebben. Weet jij daar iets van af? 't Is mogelijk dat ik vroeger toestemming gegeven heb, maar ik herinner 't mij niet en die naam is mij onbekend. Ik heb die nrs ook niet door den vertalenden mof ontvangen, maar wel door Belgische vrienden die mij daarover hun verwondering uitdrukten. En 't schijnt dat er ook nog in andere bladen dingen van mij hebben gestaan. Dat gebeurt dus alles zonder dat ik er iets van afweet. 't Is plezierig voor mij! Moest het gebeuren dat ze jou vragen om iets van mij te vertalen, laat het mij s.v.p. onmiddellijk weten.’Ga naar voetnoot(16) Maurits Sabbe (1873-1938), van wiens werk een groot deel bij Van Dishoeck verscheen, had in 1915 In 't gedrang gepubliceerd. Of Buysse op dit boek doelt, of op een Duitse vertaling van Sabbes werk is mij niet duidelijk. In elk geval is het opvallend dat hij dan zonder meer aanneemt dat in het geval van Sabbe deze zelf toestemming tot de vertaling verleend heeft; dit staat in schril contrast met zijn mededeling dat de vertalingen van zijn werk zónder zijn toestemming worden gedrukt. Sabbe behoorde tot de heftigste bestrijders van het Vlaamse aktivisme en van de nagestreefde bestuurlijke scheiding van België, dus wellicht beïnvloedde deze wetenschap Buysses opvatting enigszins. Het verhaal Berouw was in 1907 gebundeld in het bij Van Dishoeck verschenen Lente, De gevangenen was eerder gepubliceerd in de in 1899 bij H.J.W. Becht te Amsterdam verschenen bundel Uit Vlaanderen. Op een briefkaartje met poststempel 15 juni 1916 schrijft Buysse een mededeling die kennelijk verband houdt met een soortgelijke aanvraag voor een Duitse vertaling: ‘Wil jij s.v.p. antwoorden dat er aan zulke vertaling en uitgave tijdens den oorlog niet gedacht kan worden?’ Van Buysse verschenen tussen 1916 en 1918 achtereenvolgens Flämische Dorfgeschichten (1916), Geschichten aus Flandern (1917), Eine Löwe von Flandern (1917), Arme Leute, Geschichten aus Flandern (1918) en Rose van Dalen (1918), alle vertaald door Georg Gärtner. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Doorslaer, die de receptie van Buysses werk in Duitsland onderzocht, wijst er op dat er bij de vertalingen van Buysses werk mogelijk politieke motieven in het spel waren.Ga naar voetnoot(17) De gretigheid van Duitse uitgevers voor Buysses werk moet echter niet overschat worden. Eugen Diederichs (1867-1930), de directeur van de gelijknamige uitgeverij in Jena die een vooraanstaande rol in conservatieve kringen speelde, schreef in januari 1915 aan de Nederlandse schrijver J. Greshoff (1888-1971) die hij het jaar daarvoor op de grote boekententoonstelling Bugra te Leipzig had ontmoet: ‘Es sieht nog gar nicht wie Frieden aus, aber unsereiner als Verleger muss immer schon früher daran denken, dass wir uns alle wieder einmal vertragen wollen und dass die gemeinsamen Kulturaufgaben nicht aufhören. Mir schwebt nun vor, das ich eine vlämische Romanbibliothek sobald wie möglich bringen muss, die uns den Charakter der Vlamen, Landschaft und Geschichte nahebringt. Im algemeinen glaube ich, dass nicht allzuviel aus dieser Literatur zu holen ist. Ich las eben eine Übersetzung von Buyssen, der ja wohl mit als einer der besseren Autoren gilt, aber alles ist so temperamentlos und nüchtern, dass ich diesem Autor unmöglich eine Bereicherung unserer Literatur sehen kann. Die Vlamen sind ja als solche schwerfällig und etwas verstaubt und nüchtern, sodass ich glaube, ihre einzige und jetzt wertvolle Veranlagung ist die zum Mystizismus. Es wird mir da der Schriftsteller Teierlinck [sic] genannt; was halten Sie von ihm? Ich stelle mir die Bibliothek garnicht so gross vor, vielleicht ein historischer Roman, der uns die Vergangenheit Vlanderns darbringt, dann ein Roman, der das Bauerntum erfasst, einer der die Landschaft schildert, und einer, der das Leben der kleinen vergessen Städte schildert, aber ich weiss nicht, was es gibt, und natürlich müssen sich meine Wünsche nach dem Vorhandenen richten. Pol de Mont empfahl mir voriges Jahr folgende Bücher: Buyssen, Das Recht des Stärksten, Loveling, Virginia, Ein teuer Eid, Die Braut des Herrn, Raimond Steyns, Rauhe Liebe.’Ga naar voetnoot(18) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uit Buysses verdere correspondentie in 1916 blijkt een grote preoccupatie met zijn zelf opgelegde taken. Tot schrijven komt hij nauwelijks; wel bezoekt hij enkele malen Van Dishoeck in Bussum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1917Op 3 januari 1917 schrijft Buysse: ‘Ik heb wel het idee dat we stilletjes naar den vrede toe gaan. Maar hoe zal Vlaanderen er uitzien! Ik durf er niet aan te denken. Sinds lang ontving ik geen proeven meer. Scheelt er iets?’ En in een post scriptum deelt hij Van Dishoeck mee dat de ‘Copie Ritter [...] in handen van Cauwelaert’ is. Om welke proeven het gaat, blijkt niet uit de correspondentie. Mogelijk gaat het om Van een verloren zomer, dat in 1917 het licht zou zien. P.H. Ritter Jr. (1882-1962) was een Nederlandse journalist, die zich bewoog in kringen rond F.C. Gerretson. Correspondentie van hem met Buysse of Van Cauwelaert is niet bewaard gebleven, zodat het onduidelijk is om welke kopij het hier gaat.Ga naar voetnoot(19) Ritter werd in 1918 hoofdredacteur van het Utrechtsch Dagblad, in welke hoedanigheid hij later nog een rol zou spelen in de kwestie van het Schelde-verdrag.Ga naar voetnoot(20)
Inmiddels was Buysse bij een ander comité betrokken geraakt, ‘Pour le Tabac du Soldat Begle’. Dit comité verkocht onder meer prentbriefkaarten met een tekst door senator Louis Piérard en een tekening door J.M. Canneel. Van Dishoeck deed klaarblijkelijk herhaalde malen kleine donaties aan dit comité. Zo schreef Buysse hem op 25 december 1916: ‘Zeer hartelijk dank voor de milde gift. Mag ik je nog eens nadere toelichting vragen wie je bedoelt met Warnie, die 300 van de sigaren zou krijgen?’ En op 8 januari 1917: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Het geld voor den Belg. soldaat moet gezonden worden aan Vicomte A. Simonis [,] 17 Lange Voorhout [,] den Haag. Het kost slechts 50 cent voor de verzending en wordt gegarandeerd voor goede bestelling.’ Hoe weinig zijn literaire werk hem bezighoudt in deze tijd, blijkt wel op 8 februari 1917 als Buysse aan Van Dishoeck een titel voor zijn nieuw boek vraagt: ‘Ik zit den ganschen dag op 't ijs en kom 's avonds gedachteloos thuis. Weet gij soms een geschikte titel? Span u eens in en laat mij weten.’ Hoewel Buysse later nog eens zou informeren naar Van Dishoecks idee voor een titel, blijkt later dat Buysse er toch uiteindelijk zelf een heeft bedacht. In februari raakt Buysse betrokken bij een initiatief van de Haagsche Kunstkring een reizende tentoonstellingen te organiseren. De secretaris van de Haagse Kunstkring was G.J. van Haersma Buma. Buysse schrijft op 13 februari: ‘[...] de secretaris Buma is mij komen vragen of gij er ook een stalletje met boeken zoudt willen plaatsen [...]. Het begint tegen het eind dezer maand in Middelburg. Het beste zal zijn dat gij u zelf in verbinding stelt met den heer Haersma Buma [...].’ Buysse vraagt ten slotte in een post scriptum: ‘Hebt gij al een titel gevonden?’ Uit de volgende brief blijkt echter dat Buysse inmiddels zelf de titel Van een verloren zomer aan Van Dishoeck heeft voorgesteld. Hij schrijft op 23 februari: ‘Het doet mij genoegen dat ge met mijn titel instemt. Wat krijg ik nu als honorarium? Een voorwaarde die ik wensch te stellen is dat het vertaalrecht aan mij blijft, vooral met het oog op de Duitschers.’ Uit dit laatste blijkt wel heel weinig vertrouwen in Van Dishoeck. Hij voegt aan deze brief nog toe: ‘Van de Bom heb ik niets gemerkt en ben zeer verwonderd dat hij een pas naar hier heeft kunnen bekomen. Ik heb reeds een paar keer zonderlinge geruchten over hem gehoord, maar weet niet wat er van aan is.’ Waarschijnlijk doelt Buysse hier op de pleidooien van Emmanuel de Bom (1868-1953), hoofdbibliothecaris van de Stadsbibliotheek te Antwerpen, voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit. De Bom zou in juni in een van zijn kronieken voor de Nieuwe Rot- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
terdamsche Courant ook verslag doen van de verdedigingsrede van Buysses voormalige collega-redacteur bij De Vlaamsche Stem, René de Clercq. Deze activiteiten zouden er na de oorlog toe leiden dat De Bom uit zijn ambt ontzet werd. Op 23 mei bracht Buysse Van Dishoeck een van zijn in deze periode talrijke bezoeken. Hij schrijft op 17 mei: ‘Maandag kom ik even in het Gooi. Heb vergadering in Laren met Couperus en Coenen voor G. Nederland. Kom je even opzoeken, waarschijnlijk 's ochtends.’ Anderhalve maand later is Van Dishoeck van plan Buysse te bezoeken. Buysse schrijft hem op 11 juli 1917, kort op de ontvangst van de eerste exemplaren van waarschijnlijk Van een verloren zomer: ‘De boeken in dank ontvangen. 't Ziet er, als naar gewoonte, netjes uit. Als 't mogelijk is laat me een dag op voorhand weten wanneer je denkt te komen. Of ik nog binnenkort naar Bussum kom is twijfelachtig. Wel moet ik eerlang in A'dam zijn. De Clercq is dus weg om Vlaanderen te redden. Wat zal dat heerlijk zijn! Er lopen hier nog van die redders rond, maar ze staren voorlopig in de hoogte, naar de kruinen van de boomen, om er de kat uit te kijken en houden ook een natten vinger in de lucht, om te voelen waar vandaan den wind komt.’ De Clercq was in juni naar België teruggekeerd, van welke terugkeer in aktivistische kring veel ophef werd gemaakt. De Clercq zou op 10 en 11 juli een opzwepende toespraak houden bij de herdenking van de Guldensporenslag in Brussel en Antwerpen.Ga naar voetnoot(21) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1918Op 25 maart 1918 schrijft Buysse aan Van Dishoeck, hem - als om de afstandelijkheid van de inhoud van zijn brief te benadrukken - met het formele ‘u’ aansprekend: ‘Zooals ik u, enkele weken geleden, zei, was ik niet van plan De Strijd thans in boekvorm uit te geven. Nu heb ik echter, van diverse kanten aanvraag gekregen, en wel zoo, dat mijn eerste voornemen gewijzigd is. Een bekenden firma o.a. (ik werd verzocht haar voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
loopig niet te noemen) stelde mij het volgende voor: 20 p. cent als tantième op de verkoop van ieder exemplaar, met een vaste vooruitbetaling van 500 gulden. Eigendoms- en vertalingsrecht blijven aan mij. Ik wil mij niet verbinden zonder u daarvan kennis te geven en u, tegen gelijke voorwaarden, de voorkeur te laten. Daarvoor is mijn verhouding te lang, te goed en te vriendschappelijk geweest. En ik zou waarschijnlijk zelfs niet op het idee zijn ingegaan als de oorlog mijn financieele toestand niet bedenkelijk genekt had. Ziehier, in korte woorden, mijn tegenwoordige positie: geen sou meer uit België, van waar ik jaarlijks een inkomen van 6 à 7000 gulden trok, en geen hoop, binnen afzienbaren tijd, daarvandaan nog iets te krijgen. Het niet denkbeeldige gevaar, daarentegen, dat alles wat ik ginds bezit, vernield wordt. Daarbij de last (ik draag hem trouwens gaarne) van mijn broer met zijn gezin en het gezin van zijner dochter met man en kinderen. Nu helpt mijn vrouw natuurlijk ook wel, maar alles heeft zijn grenzen, in dezen tijd vooral. Kortom, ik ben in een slechte en benauwde financieele positie en moet nieuwe bronnen van inkomen zien te vinden. Ik spreek u zoo openhartig mogelijk, waarde vriend en ben ten volle overtuigd, dat gij mij dit zult ten goede duiden. Wilt ge daar eens uwe gedachten over laten gaan en mij een dezer dagen melden wat gij er van denkt.’ Of er inderdaad sprake was van een ‘bekende firma’, en welke dit is geweest, is niet met zekerheid vast te stellen. De strijd zou weliswaar uiteindelijk bij de Rotterdamse uitgeverij Nijgh & Van Ditmar verschijnen - en deze uitgeverij valt zeker onder de noemer ‘bekende firma’ -, maar Buysse moet tezelfdertijd ook contacten gehad hebben met de Wereldbibliotheek te Amsterdam, welke uitgeverij hij Van Dishoeck al eens eerder ten voorbeeld had gesteld. In het najaar van 1918 zou Buysse bij de Maatschappij voor Goede en Goedkope lectuur, zoals de Wereldbibliotheek voluit heette, zijn Roman van den schaatsenrijder publiceren, zonder deze - voor zover althans valt na te gaan - eerst aan Van Dishoeck te hebben aangeboden. De Wereldbibliotheek had overigens vanaf haar oprichting in 1905 bij herhaling gepoogd een nauwe samenwerking met Van Dishoeck aan te gaan en zou in 1923 zelfs A.M.E. van Dishoeck (1892-1973), C.A.J. van Dishoecks zoon, vragen de directie van de Wereldbibliotheek te komen versterken. Het feit dat ze nu | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een boek van Buysse publiceerde, staat hier overigens buiten, want de Wereldbibliotheek maakte er een gewoonte van een graantje mee te pikken van de reputatie van auteurs die elders succesvol waren.Ga naar voetnoot(22) Buysse moet over de Roman van den schaatsenrijder al voor mei 1918 contact met Leo Simons (1862-1932), de directeur van de Wereldbibliotheek, hebben gelegd. Op 6 mei schreef Buysse althans aan Simons onder meer: ‘Totnogtoe ontving ik niet het afgesproken kontrakt voor “De Roman van den Schaatsenrijder”.’Ga naar voetnoot(23) De bij Nijgh & Van Ditmar te verschijnen roman De strijd had Buysse in oktober 1917 voltooid, na er sinds de zomer weer aan geschreven te hebben. Oorspronkelijk was hij aan de roman, die toen nog Het gemakkelijke leven heette, in de lente van 1914 begonnen, maar was door het uitbreken van de oorlog onderbroken. Nijgh & Van Ditmar was mogelijk op de roman van Buysse attent gemaakt door de voorpublikatie van hoofdstukken er uit in Groot Nederland, waarin de roman vanaf januari verscheen. Ik vermoed dat de toenmalige redacteur Laurens van der Waals (1885-1968) Buysse benaderd had. Van Dishoeck kon of wilde niet op Buysses voorstel ingaan. Tegen Buysse voerde hij voor zijn weigering kennelijk financiële motieven aan; of hij daarmee oprecht was, is helaas niet na te gaan. Wel duidelijk is dat ook van zijn kant zakelijke motieven de doorslag gaven. Op 4 april schrijft Buysse hem: ‘Het spijt me wel, dat ge mijn condities niet hebt kunnen aannemen (ik begrijp het trouwens best van u onder de tegenwoordige omstandigheden) maar de redenen die ik u mededeelde maken het mij tot plicht mijn finantieel voordeel niet te verwaarloozen, en, daar ik een decisie moest nemen, heb ik besloten, niet zonder leedwezen, het boek aan uw concurrent af te staan. Deze is de firma Nijgh en Van Ditmar, uit Rotterdam. Ik vertrouw evenwel dat dit geenszins onze vriendschappelijke relaties zal beïnvloeden en twijfel ook niet dat wij samen nog, tot beider voldoening, zaken zullen doen.’ Nijgh & Van Ditmar zou in 1921 nog een tweede boek van Buysse uitgeven, maar alletwee de boeken verkochten kennelijk zo slecht | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat Nijgh & Van Ditmar in 1929 beide zou overdoen aan Van Dishoeck die er titeluitgaven van in de handel bracht. Het financiële gewin van Nijgh & Van Ditmar moet dus gering geweest zijn. Op een briefkaartje uit september over het zenden van sigaren naar Belgische krijgsgevangenen in Duitsland na, zou Buysse gedurende 1918 verder geen contact meer met Van Dishoeck hebben. In november kwam er een wapenstilstand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1919Op 25 januari 1919 schrijft Buysse uit Den Haag voor het eerst weer aan Van Dishoeck. Hij begint met een cryptische zin, die ik niet kan plaatsen: ‘Mijn boeken zijn besteld en zoodra ik ze ontvang zal ik u die zenden.’ Om welke boeken het hier gaat, kan ik niet achterhalen. Is hier wellicht sprake van een, bibliografisch niet-achterhaalde, uitgave door Van Rijsselberghe & Rombaut te Gent? Vanaf 1922 zou deze uitgeverij het merendeel van Buysses boeken uitbrengen; voor Van Dishoeck werden van elke titel enkele honderden exemplaren als licentie-uitgave afgezonderd. Buysse vervolgt zijn brief dan: ‘Met veel genoegen vernam ik dat mijn werken zoo goed verkoopen en dat om te beginnen in de Natuur nu herdrukt wordt. Gij kunt mij de proeven sturen, die ik met zorg zal nazien. De toestand in België is angstwekkend. Hoogst verward en zeer gevaarlijk. Er is van alles te verwachten. Gewapende, en in soldaten-uniformen gekleede, of verkleede benden loopen 's nachts het platteland af, en stelen en vermoorden alles waar ze voorkomen. Het reinste Bolsjewisme! Wij hebben, de laatste dagen van den oorlog, nagenoeg alles verloren. Mijn buiten absoluut leeggeplunderd, onze fabrieken en het ouderlijk huis totaal vernield, de molen uit Zomerleven opgeblazen. Persoonlijk ben ik geruineerd en zoo is ook mijn broer. Van vergoeding door de Duitschers verwacht ik niets. Dat blijft natuurlijk litteratuur. Misschien krijgen onze kinderen of kleinkinderen iets. Enfin ik weet niet waar het heen moet. De verwoesting in Vlaanderen, ook rondom Gent, is onbeschrijfelijk en voor het eerst vind ik mijn landgenooten moedeloos en zonder veerkracht bij de pakken neerzittend. Tuschen 15 Febr. en 1 Maart denk ik weer, voor een maand of zoo, naar België te vertrekken.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een kleine maand later, op 20 februari bericht Buysse Van Dishoeck dat hij de dinsdag daarop naar België zal vertrekken: ‘Adres: Deurle bij Deinze [,] Oost Vlaanderen [...]. Ik ben benieuwd hoe het er ginder zal uitzien. Ik verwacht niet veel opwekkends.’ Pas in december 1919 is er vervolgens weer een levensteken van Buysse. Enerzijds is het begrijpelijk dat Buysses hoofd niet naar literatuur stond, anderzijds houdt dit stilzwijgen wellicht ook verband met het feit dat hij zijn werk nu bij andere uitgevers onderbracht. Publiceerde hij in 1918 De roman van den schaatsenrijder en De strijd bij respectievelijk de Wereldbibliotheek resp. Nijgh & Van Ditmar, in 1919 gaf J.M. Meulenhoff te Amsterdam De twee pony's uit. In 1920 en 1921 zouden dan nog Plus-que-parfait en Zooals het was... bij Lectura te Antwerpen resp. Nijgh & Van Ditmar verschijnen. Aan de grote en belangrijke roman Zooals het was... schrijft Buysse in de periode november-december 1919 tot maart 1920. Over deze roman hoort Van Dishoeck niets van hem. Dat mag, gezien de relatie tot dan toe toch opmerkelijk genoemd worden. Van Dishoeck geeft in deze jaren slechts tamelijk risicoloze herdrukken uit van In de natuur (1919) en Per auto (1920). Op 3 december schrijft Buysse: ‘Het is lang geleden, dat wij van elkander niets meer gehoord hebben. [...] Ik ben pas sinds gisteren uit België terug, waar de toestand meer dan ooit één chaos is. Aan niets meer is nog eenig houvast. Elk doet en leeft zooals hij wil of kan, in volslagen anarchie en absolute onverschilligheid voor alles wat het leven vroeger levenswaard maakte. Toch wordt er gaandeweg wat meer gewerkt, wellicht omdat de lui ervaren, dat leeg- en vuilloopen nog vervelender is dan werken. Enfin dat is aller-beroerdst. Komt er van mij een herdruk dit najaar? Ik meen toch dat ik de proeven heb af-gecorrigeerd van “In de Natuur”.’ | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1868-1937), redacteur van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, maar tegenover Van Dishoeck bewaart hij een merkwaardig stilzwijgen. Op zijn briefkaart van 7 mei wijst Buysse er op nog steeds geen drukproeven van de herdruk van Per auto - die pas in december zou verschijnen - ontvangen te hebben: ‘Heel graag zou ik verder willen dat gij de correctie waarneemt. Dat zou veel tijd sparen en er is toch niets aan te veranderen. - Ja, het is hier groote misère met holl. boeken. Ik zag van morgen v. Goethem en die klaagde ook steen en been! [...].’ In een brief van 27 december komt Buysse op dit laatste nog eens terug. Een aan hem gerichte brief van ene Ch. Hennemans, die tegenover Buysse klaagde dat diens boeken zo duur waren in de Belgische boekhandels, stuurt Buysse aan Van Dishoeck op, terwijl hij op die brief bijschrijft: ‘[...] het zal je misschien interesseeren bijgaande brief te lezen. Het klopt, meen ik, met wat je schrijft over de onverkoopbaarheid van Hollandsche boeken in België. Ik geloof dat de litteratuur zoo zachtjes aan dood gaat, ook in Holland.’ Dit vermeende afsterven van de literatuur lag niet zo zeer aan de literatuur zelf, maar inderdaad aan de hoge verkoopsprijs die Nederlandse uitgevers voor hun boeken in België moesten rekenen. Door de sterk gedevalueerde frank waren de Nederlandse boeken veel te duur en konden ze de concurrentie met de goedkopere Franse boeken niet of nauwelijks aan. Deze verslechterde concurrentiepositie had een merkbare invloed op Van Dishoecks fonds. Er verschenen na de oorlog veel minder Vlaamse uitgaven dan daarvoor.
De boeken van Buysse zullen vanaf 1921 bijna alle door Van Rijsselberghe & Rombaut te Gent worden uitgegeven; Van Dishoeck zal van deze uitgaven slechts licentie-uitgaven in de handel brengen. Buysse zal over die samenwerking een aantal jaren later aan Willem Rombaut schrijven: ‘Ik heb den indruk dat Van Dishoeck zich geen de minste moeite geeft en ik vraag mij af of hij wel de man is die wij hebben moeten voor eventueel volgende uitgaven. Het zou mij spijten geheel met hem af te breken, want ik heb steeds goede betrekkingen met hem onderhouden maar als hij nu helemaal niets meer doet voor onze uitgaven is het toch wel al te erg.’Ga naar voetnoot(24) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze na-oorlogse jaren werkt Van Dishoeck veel samen met Vlaamse uitgevers, onder meer met De Nieuwe Boekhandel van Maurice Roelants (in 1918 opgericht), met de Belgische Boekhandel van Jull Filliaert (1890-1948) en met 't Kersouwken, opgericht door Victor Resseler, maar sinds 1910 onder directie van Edward Joris (1876-1957). Ook van een twaalftal door Victor Resselers uitgeverij S.V. Lectura uitgegeven publikaties van andere Vlaamse auteurs brengt Van Dishoeck licentie-uitgaven in de handel. Bij Lectura zou in 1920 Buysses Plus-que-parfait verschijnen; van deze titel zijn exemplaren bekend waarbij op de titelpagina naast de naam Lectura ook die van Van Dishoeck voorkomt.Ga naar voetnoot(25) Over deze licentie-uitgave correspondeert Buysse niet met Van Dishoeck. Het is echter ook - gezien de samenwerking tussen Resseler en Van Dishoeck - niet onwaarschijnlijk te veronderstellen dat Victor Resseler (1877-1955) de verspreiding van deze uitgave rechtstreeks met Van Dishoeck regelde, zonder tussenkomst van Buysse. Lectura bestond pas sinds 1919,Ga naar voetnoot(26) maar al in 1911 had Resseler een volledige aflevering van zijn tijdschrift De Week aan Buysse gewijd en in datzelfde jaar had hij in samenwerking met Van Dishoeck de studie Cyriel Buysse en zijn land door zijn zwager Herman van Puymbrouck uitgegeven. In een artikel over Willem Elsschots uitgevers suggereert Vic van der Reijt dat Van Dishoeck kleine Belgische uitgevers - zoals in Elsschots geval, net als bij Buysse, Lectura - onder druk zette om een heruitgave met een nieuw omslag en aangepaste titelpagina te eisen, zonder zijn auteurs er in te kennen. Van Dishoeck zou dit doen omdat hij van mening was dat er ‘eigendomsrecht op auteurs’ bestond.Ga naar voetnoot(27) Het is een wat kwaadaardige veronderstelling die geen recht doet aan het toen niet ongebruikelijke fenomeen van licentie-uitgaven. De verdachtmaking is in het licht van bovenstaande gegevens niet staande gehouden. Als een auteur al niet van een dergelijke licentie-uitgave op de hoogte was, lag de oorzaak mijns inziens eerder bij de Vlaamse uitgever dan bij Van Dishoeck, die immers niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het initiatief tot dergelijke uitgaven nam, maar slechts een deel van de oplage van de Vlaamse uitgever kocht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1921In de correspondentie van Buysse met Van Dishoeck valt vervolgens een hiaat tot september 1922. Er is alleen een kaartje van 25 januari 1921 door mevrouw Buysse-Dyserinck, waarin ze Van Dishoeck vraagt Stemmingen, Oorlogsvizioenen, Van een verloren zomer en Zomerleven voor haar rekening te sturen aan Dina Logeman-van der Willigen te Gent:Ga naar voetnoot(28) ‘Er schijnt mogelijkheid te bestaan dat die boeken in 't Deensch vertaald zouden worden, maar het schijnt een surprise voor mijn man te moeten zijn.’ Het lijkt er op dat van dit voornemen niets is terecht gekomen. In het voorjaar van 1921 verschijnt bij Nijgh & Van Ditmar Zooals het was. Net als het in 1918 bij dezelfde uitgeverij verschenen De strijd zou Van Dishoeck van de resterende exemplaren van dit boek in 1929 een titeluitgave in de handel brengen. Op 2 oktober benadert Buysse de Gentse uitgeverij en boekhandel Rijsselberghe & Rombaut voor de publikatie van zijn werk. Of Buysse daarover Van Dishoeck geschreven of gesproken heeft, is, bij ontstentenis van correspondentie, onbekend. Buysse schrijft Van Rijsselberghe & Rombaut: ‘Wat uw plan tot uitgave van een werk van mij betreft, hoe zoudt gij er over denken als ik er 75 centimen per exemplaar vroeg voor een oplage van 2000? Dat zou dan iets minder zijn dan wat ik voor dergelijke uitgaven in Holland ontvang, maar ik zou het er voor over hebben, omdat ik meen dat Vlaamsche werken in Vlaanderen moeten verschijnen. Het zou dan zijn een bundel vertellingen, groote of kleinere, naar uwe keus, die wel reeds in tijdschriften en dergelijke, maar nog niet in boekvorm verschenen. Ik heb er een vrij ruime provisie van, die opzettelijk achtergehouden heb om er eens in eigen land mee te probeeren. Het zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zeer zeker van de beste (en ook van de laatste) die ik geschreven heb [...].’Ga naar voetnoot(29) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1922Pas op 20 september 1922 is er weer schriftelijk contact tussen Buysse en Van Dishoeck. Buysse schrijft hem: ‘Bij Van Rijsselberghe en Rombaut te Gent zag ik de tweede uitgave van Het Volle Leven voorliggen en die heeren deelden mij mede dat het reeds een heele poos verschenen was. Het verwondert mij niet een paar present-ex. te hebben ontvangen, zooals gij vroeger altijd deedt. Ook zou ik wel, als het u schikt, het honorarium willen ontvangen.’ De tweede druk van Het volle leven moet dan nog maar pas daarvoor verschenen zijn. Op 2 november 1922 zal Buysse de ontvangst bevestigen van het bedrag van 225 gulden, dat hij klaarblijkelijk als honorarium voor deze herdruk kreeg. Dat bedrag was dan anderhalf keer zo hoog als Buysse volgens de in 1908, bij de eerste druk, gemaakte afspraak toekwam. Buysse schrijft in dezelfde brief ook over een overeenkomst die Van Dishoeck met De Gazet van Gent gesloten zou hebben: ‘Wat de zaak met de Gazette van Gent betreft, ik hoorde dat gij nu een accoord met die lui hebt gekregen voor alles wat zij, zonder toestemming, sinds het Ezelken gepubliceerd hebben. Andere uitgevers, o.a. Van Kampen en laatst nog Nijgh, hebben mij steeds voor de helft in dergelijke buitenkansjes laten deelen. Ik twijfel er niet aan of ik mag dit ook wel van u verwachten, als zijnde een algemeen aangenomen gebruik onder de uitgevers.’ Een leeuw van Vlaanderen, dat in 1900 bij P.N. van Kampen & Zoon was verschenen, was van 11 april tot 14 juni 1911 als feuilleton in Vooruit opgenomen; mogelijk doelt Buysse onder meer hierop. Feuilletons van De strijd (1918) of van Zooals het was (1921), die beide bij Nijgh & Van Ditmar waren verschenen, worden in de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bibliografie van Roemans niet vermeld, evenmin als bijdragen door Buysse aan de Gazet van Gent. Enigszins in tegenspraak met wat hij beweert in zijn brief van 20 september 1922 - waarin hij immers meldt dat Nijgh & Van Ditmar hem betaald had voor de publikatie als feuilleton van zijn bij hen verschenen werk - schrijft Buysse op 2 november: ‘Die lui van de Gazette van Gent zijn blijkbaar gek. Ze kondigen met groote letters de verschijning als feuilleton van Zooals het was aan (om Zaterdag aanstaande, dus overmorgen, te beginnen nog wel!) en noch de uitgevers noch ik hebben ze vergunning gevraagd. Maar dat zal zoo maar niet afloopen! Er is hun alvast verbod gezonden.’ In december verschijnt bij Van Rijsselberghe & Rombaut de eerste uitgave van Buysse, de bundel Uit de bron. Het initiatief voor deze uitgave is waarschijnlijk niet door Van Rijsselberghe & Rombaut genomen, maar door het Willemsfonds - mogelijk door bemiddeling van Julius Hoste - gedrukt. Van Dishoeck zou van de gewone uitgave zeshonderd exemplaren kopen, die onder de gezamenlijke imprint van C.A.J. van Dishoeck te Bussum en Van Rijsselberghe & Rombaut te Gent in Nederland zouden worden verkocht. In een latere brief van Buysse aan Van Dishoeck van 2 mei 1924 zal Buysse beweren dat hij pas op dát tijdstip voor het eerst nader contact met Van Rijsselberghe & Rombaut zoekt. Dat is niet waar, want in maart 1923 zal hij hen als eerste de uitgave van zijn De laatste ronde aanbieden en in oktober 1921 had hij hen ook al benaderd over de uitgave van zijn werk, bij welke gelegenheid Buysse tevens had laten doorschemeren dat hij enkele van zijn beste verhalen speciaal voor een uitgave in Vlaanderen bewaarde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1923In maart 1923 biedt Buysse, zoals gezegd, aan Van Rijsselberghe & Rombaut onder meer de uitgave aan van het reisverhaal De laatste ronde. Kennelijk gingen zij niet op Buysses aanbod in, want dit verhaal verschijnt in november bij Van Dishoeck, na eerst in Groot Nederland gepubliceerd te zijn. Correspondentie over deze uitgave is er niet, zodat de door Buysse gestelde voorwaarden niet bekend zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Dishoeck geeft in 1923 ook een tweede druk uit van Lente, waarvan in 1907 de eerste druk was verschenen. Deze herdruk zou, op de in samenwerking met mevrouw M.L.A. Barnardiston-van Riemsdijk geschreven reisverhalen Wat wij in Spanje en Marokko zagen (1929) en een aantal andere herdrukken na, de laatste afzonderlijke boekuitgave door Van Dishoeck van het werk van Buysse zijn. In het vervolg zou Van Dishoeck slechts van elke door Van Rijsselberghe & Rombaut te Gent uitgebrachte titel een aantal exemplaren als licentie-uitgave op de Nederlandse markt brengen. Uit een brief van 23 december 1925 van Buysse aan Van Dishoeck zou je kunnen opmaken dat Van Dishoeck in dergelijke gevallen planovellen van de uitgaven van Van Rijsselberghe & Rombaut toegestuurd kreeg, die hij in Nederland zelf liet binden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1924-1931De correspondentie tussen Buysse en Van Dishoeck verloopt hierna snel. Er is wel een aantal korte berichten bewaard gebleven, waaruit blijkt dat het contact niet geheel verloren is gegaan en dat er van beide zijden geen rancune is, maar correspondentie over de uitgave van Buysses werk is er nauwelijks. Een uitzondering vormt een brief van Buysse van 2 mei 1924. Klaarblijkelijk had Van Dishoeck hem laten weten weinig vrede te hebben met de gang van zaken en had hij geprobeerd Buysse terug te winnen. Buysse schrijft hem, waarschijnlijk in verband met Tantes: ‘Je brief in dank ontvangen en met belangstelling gelezen. Gaarne ben ik bereid daar verder met je over te praten. Laat mij tijdig weten wanneer je naar België komt. Ikzelf zal waarschijnlijk nog eens voor een week in Den Haag komen, eind Mei of begin Juni. Dat zal ik je op tijd melden, zoodat we elkander niet mis loopen. Ik weet zeer goed dat Uit de Bron een uitzonderings-geval was, met die 2000 ex. voor het Willems Fonds. Toch geloof ik dat juist heel wat Willemsfondsers een boek - vooral een roman - van mij zouden koopen als die maar tegen behoorlijken prijs (dat wil zeggen niet hooger dan 7.50 fr. zooals een gewone fransche roman) te krijgen was. Ik ben er althans zeer op gesteld om dat eens te probeeren en daarom zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ik zoo graag willen dat je je nog eens in verbinding stelt met V. Rijsselberghe en Rombaut, die ook wel eenigszins op mede-uitgave van dat boek rekenen. Wij zouden daar eens samen met die lui over moeten confereeren. Ik hoop althans niet dat je daar principieel zoudt tegen zijn. Om je verder te bewijzen dat de uitgevers hier wel eenige kans op succes met den verkoop van dat boek zien, kan ik je ook melden dat een ander Vlaamsch uitgever (zijn naam is die van een serieuze firma) mij het equivalent in franken heeft aangeboden, van wat ik in guldens van een Hollandsch uitgever zou krijgen. Enfin, we hebben nog tijd om daarover te denken en te spreken. Wat mij betreft ik deed het liever met je en V.R. uit oude relatie en vriendschap.’ Tantes had Buysse al in maart 1923 aan Van Rijsselberghe & Rombaut aangeboden. Het zou in het najaar van 1924 bij hen verschijnen; voor Van Dishoeck werden er zeshonderd exemplaren gedrukt met ook zijn imprint erin. Op 11 december schrijft Buysse enthousiast over de uitgave van Tantes: ‘Ik weet zoo goed als gij zelf dat de door u uitgegeven boeken oneindig veel mooier zijn dan deze die in Gent gedrukt worden. Maar de verkoopprijs aldoor! De verkoop van Tantes gaat prachtig en niemand klaagt er over 't uiterlijk van 't boek omdat ze van niets beters weten. Was het in Holland gedrukt geweest, slechts hier en daar zou een kooper het gevraagd hebben, vanwege de onvermijdelijk veel hoogeren prijs. Dat zult ge b.v. wel ervaren met het boek van G. d'Hondt b.v. En mij is het toch vooral te doen om in eigen land wat meer gelezen te worden. Wat uw schrijven verder betreft, het liefst zag ik Van Arme Menschen herdrukt. Dat lijkt me verreweg het beste van de drie door Van Kampen uitgegeven werken. Kan dat b.v. tegen een matigen prijs in Belgie verkocht worden (waar het om zoo te zeggen onbekend is) dan geloof ik wel dat er veel aftrek voor zou zijn. Ware 't niet mogelijk u daarvoor met V. Rijsselberghe en Rombaut te verstaan? En hoe zit dat met de contracten? Hebt ge die meteen van V. Kampen overgenomen? Verder verneem ik met genoegen dat Ezelken nog eens gaat herdrukt worden en dat ook de overige uitgaven bijna uitgeput zijn [...]. Wie ook heel graag iets van mij zouden uitgeven (en zij zouden drukken op 5000 ex.) is Le Peuple van Brussel. Die hebben mij daar juist, verleden week, toen ik in Brussel was, om gevraagd. Zou dat niet iets zijn | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om Van Arme Menschen te herdrukken?’ Van Gustaaf D'Hondt (1865-1938) gaf Van Dishoeck in 1924 de roman De erfenis van Pier-Cies uit. Verkoopcijfers van deze roman zijn mij niet bekend. Het zou tot 1930 duren voor Van Dishoeck een tweede boek van D'Hondt aandurfde. De herdruk van Van arme menschen, dat oorspronkelijk in 1901 door P.N. van Kampen en Zoon te Amsterdam was uitgegeven, zou pas omstreeks juni 1926 bij Van Dishoeck het licht zien; op 25 maart 1925 zou Buysse Van Dishoeck schrijven: ‘Ik ben bezig Van Arme Menschen te herzien 't welk u binnenkort zult onvangen.’ Voor deze herdruk werkte Van Dishoeck niet samen met Van Rijsselberghe & Rombaut. Dat zou hij evenmin doen voor de derde druk van Het ezelken die eerder, namelijk in februari 1925, verscheen. Eind 1924 verschijnt bij Van Dishoeck een tweede druk van De nachtelijke aanranding, oorspronkelijk verschenen in 1912. Van zijn kant rekent Buysse correct af met Van Dishoeck. Op 20 februari 1925 schrijft hij hem: ‘[...] met gelegenheid zal ik je nog eens 250 Belg. francs in de vuist stoppen wegens opname in Vooruit, van Gent, van 't Ezelken als feuilleton [...].’ Op 23 december 1925 schrijft Buysse vanuit Den Haag (naar ik aanneem over de uitgave door Van Rijsselberghe & Rombaut van Typen, waarvan de produktie kennelijk minder voorspoedig verliep dan Buysse hoopt): ‘In dank je bescheiden ontvangen en hierbij terug. Die geheele zaak heeft mijn zomer vergald. Je zoudt er het schrijven en uitgeven bij neerleggen. De grond-oorzaak is echter die beroerde staking. Ik ben op 28 Nov. uit Gent naar hier vertrokken en tot het laatste oogenblik heb ik bij Rombaut zitten wachten om een exempl. Typen naar hier mee te krijgen. Het heette echter, naar R.'s beweren, dat uw ex. reeds een week of zoo vroeger verzonden waren. Waarop wij wachtten, altijd volgens R. was op het inbinden. Hoe het dan komt dat ze nu pas in je bezit gekomen zijn, is mij een raadsel. [...] Mijn doel (gekocht en gelezen worden in mijn eigen land) schijnt echter, hoe laat dan ook! bereikt te zijn. De verkoop, ginder, gaat uitstekend.’ In dezelfde brief informeert Buysse nogmaals of Van Dishoeck de tweede druk van Van arme menschen alsnog wenst te ondernemen; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C.A.J. van Dishoeck, ca. 1930, foto Bibi. Vereeniging, Amsterdam
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van Dishoeck publiceert omstreeks juni ook een derde druk van De vrolijke tocht. Op 6 mei 1926 schrijft Buysse: ‘Heden heb ik je de laatste proeven Van Arme Menschen opgestuurd. Is de derde druk van Vroolijke Tocht reeds verschenen? Ik hoop benevens het honorarium (in guldens s.v.p. heb medelijden met de frank!) ook van ieder der herdrukken een paar presentexemplaren te ontvangen [...]. Op de lijst der uitgaven lees ik ook Zomerleven, tweede druk. Is dat al verschenen? Ik heb daar geen proeven van ontvangen. Of moet dat nog komen?’ De tweede druk van Zomerleven zal pas in 1929 verschijnen. De fondslijst van Van Dishoeck waarop in 1926 al een tweede druk vermeld of aangekondigd zou staan, heb ik niet kunnen achterhalen. De correspondentie kabbelt zachtjes voort met kaartjes waarop Buysse informeert wanneer de door Van Dishoeck met ijzeren regelmaat herdrukte titels verschijnen of waarop hij bedankt voor de gezonden presentexemplaren en het honorarium. Soms doet hij zelf een suggestie voor een titel die zijns inziens in aanmerking komt voor een herdruk. Zo schrijft hij op 15 januari 1929: ‘[...] een boek, zonder twijfel een van mijn allerbeste, dat ik gaarne zag herdrukken is Tusschen Leie en Schelde, destijds verschenen bij de Maatschappij Letteren en Kunst en door deze verkocht aan Honig, Utrecht. Zou je dat uit zijn klauwen niet kunnen krijgen?’ De herdruk zal in 1930 bij Van Dishoeck verschijnen. Pas op 11 maart 1929 biedt Buysse Van Dishoeck weer een boek ter publikatie aan. Het betreft het in samenwerking met mevrouw M.L.A. Barnardiston (de echtgenote van A.W.G. van Riemsdijk met wie hij in 1905 het toneelstuk Se non è vero bij de Erven F. Bohn te Haarlem publiceerde) geschreven reisverslag Wat wij in Spanje en Marokko zagen. ‘Alles samen een omvang als Vrolijke Tocht of Per Auto. Aangezien jij mijn andere “sportboekjes” ook hebt uitgegeven, bied ik je de eerste keus aan, om je collectie te completeeren. Anders geef ik dit jaar niet uit.’ Op 27 juni 1929 spreekt Buysse zijn waardering uit voor de band van de herdruk van Zomerleven: ‘Ja, zeker, die band mag uniform dienen voor al de herdrukken.’ Veel herdrukken zouden er niet meer verschijnen. Slechts van Tusschen Leie en Schelde verschijnt begin 1930 een tweede druk. Kort | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
daarvoor, op 7 januari 1930, had Buysse Van Dishoeck nog geschreven over een mogelijke bloemlezing uit zijn werk ten behoeve van het onderwijs waarover Rombaut hem benaderd had, maar twee weken later moest hij Van Dishoeck al laten weten dat hij Rombaut verkeerd begrepen had: het ging hem slechts om fragmenten voor een reclame-uitgave voor Buysses werk. De laatste brief van Buysse gaat, veelzeggend genoeg, over het contract voor de herdruk van Tusschen Leie en Schelde. Buysse schrijft: ‘Je brief van 15 dezer ontvangen. Dat is dus in orde: 125 gulden en enkele present-ex. Ik zal nu zoo spoedig mogelijk de proeven corrigeeren en naar Bussum terug zenden. - Ja, er ontbreken ook 2 of 3 van de contracten die ik met jou heb aangegaan, evenals er ontbreken van Becht en v. Kampen. Maar ik moet eerst in d Haag terug zijn om precies te weten welke. Ik heb echter al jou contracten in een apart boekje staan, zoodat we precies weten waar we aan toe zijn.’ Op 15 november 1931 zou Van Dishoeck overlijden. Kort daarop wordt Buysse ziek. Op 25 juli 1932 zou ook hij overlijden. Het is gezien hun correspondentie, ook al is die vriendschappelijk van toon, moeilijk te zeggen of Buysse met Van Dishoeck nu een meer dan zakelijk contact heeft gehad. Buysse was, lijkt het, in ál zijn contacten met uitgevers - niet alleen in die met Van Dishoeck - vooral geïnteresseerd in de financiële kant van zijn werk. Daarnaast zocht hij ook steeds naar bestendigheid in de relatie met uitgevers. De financiën gaven echter de doorslag, gezien Buysses bereidheid uitgevers voor een aantrekkelijker aanbod - weliswaar soms na enige aarzeling - in de steek te laten.Ga naar voetnoot(30) De conclusie moet dan ook zijn dat de ideële kant van de zaak ondergeschikt was, ook al deed Buysse het af en toe voorkomen dat andere overwegingen bij hem de doorslag gaven. Hoe zwaar voor hem bij de keuze voor Van Rijsselberghe & Rombaut het argument woog vooral in eigen land meer gelezen te willen worden - zoals hij in oktober 1921 aan hen schreef en ook ooit aan Van Dishoeck liet weten -, kan ik niet beoordelen. Vanaf 1893 tot 1922 was Buysses werk bijna exclusief bij Nederlandse uitgevers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
verschenen, binnen welke periode Van Dishoeck sinds 1905 Buysses voornaamste, want bijna enige, uitgever was. Je zou daarom denken dat de keuze voor Nederlandse uitgevers zeer welbewust is geweest, en dat Buysse, wanneer het hem ernst was met zijn behoefte vooral in Vlaanderen te worden gelezen, daarvoor alle gelegenheid heeft gehad. Aan Paul Wijnants schreef hij omstreeks 1927: ‘Ik, persoonlijk, heb mij een geldelijke opoffering getroost om nader tot mijn Vlaamsch publiek te komen. Hollandsche, of in Holland uitgegeven Vlaamsche boeken zijn hier niet meer te betalen. Het spijt mij niet zoo gehandeld te hebben. Het publiek, dat mij hier nauwelijks kensde, is geheel naar mij toegekomen.’Ga naar voetnoot(31) Of die keuze van Buysse wel zo vrijwillig was, blijft de vraag, want hij voegde er enigszins bitter aan toe: ‘In Holland blijven wij, vlaamsche auteurs, toch vreemdelingen. Er mag een tijdelijk “enjouement” ontstaan [...], maar ik betwijfel of dat wel diep doordringt.’ Voor een vreemdeling heeft Buysse het dan toch nog lang en met volharding volgehouden. Van Dishoecks relatie met Buysse rechtvaardigt in elk geval ten volle wat Herman Teirlinck na Van Dishoecks dood schreef ‘C.A.J. van Dishoeck heeft gestaan, als vlijtige arbeider, midden in het actieve Vlaamsche leven. Hij behoort eenigszins tot de geschiedenis van Vlaanderen's litteratuur - want hij heeft, op een moeilijk moment van de litteraire evolutie in Vlaanderen, de verspreiding van onze letteren in ruime mate mogelijk gemaakt.’Ga naar voetnoot(32) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijlage(Bij C.A.J. van Dishoeck te Bussum verschenen publikaties van de hand van Buysse in de periode 1914-1930)
|
|