Mededelingen van het Cyriel Buysse Genootschap 5

[p. 5]

Inleiding

Het succes van het Buysse-colloquium op woensdag 14 december 1988, georganiseerd naar aanleiding van het vijfjarig bestaan van het Cyriel Buysse Genootschap, heeft er ons toe aangezet het experiment over te doen: voor woensdag 13 december 1989 werd dus een tweede bijeenkomst rond Buysse voorzien, waarvan het programma met een folder al aan de leden bekend werd gemaakt.

De blijvende belangstelling voor de studie van Buysses werk in brede zin blijkt ook uit de continuïteit van de Mededelingen: de inhoud van deze vijfde aflevering ligt voor een goed deel onmiddellijk in het verlengde van de vorige. Sjoerd van Faassen, hoofd van de afdeling Documenten van het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum in Den Haag, brengt het tweede deel van zijn commentaar bij de brieven die Buysse heeft geschreven aan zijn Nederlandse uitgever C.A.J. van Dishoeck. De lezing die Van Faassen gaf op het colloquium van december 1988 over ‘Cyriel Buysse en zijn Nederlandse uitgevers’ wordt niet in de Mededelingen opgenomen, maar zal verschijnen in Het oog in 't Zeil, 7e jg., 1989-'90, nr. 2.

Ook dr. Jaak van Schoor, lector aan de Rijksuniversiteit Gent, brengt het vervolg van zijn studie over de invloed van Hauptmann op het toneelwerk van Buysse. In deze aflevering belicht hij Een sociale misdaad (de toneelversie van De wraak van Permentier), Maria (De toneelversie van Het recht van de sterkste), Vader, Se non è vero en De plaatsvervangende vrederechter.

Het aangekondigde vervolg van de publikatie van Buysses onvoltooide roman De levenskring moet wegens plaatsgebrek naar een volgende aflevering van de Mededelingen verschoven worden. Wel kunnen we een nieuwe brieveneditie begroeten: Marc Somers, medewerker bij het Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven te Antwerpen, heeft deze keer de brieven van Fritz Francken aan Buysse ingeleid en geannoteerd. Deze correspondentie bevat interessante informatie over Buysses activiteiten tijdens de oorlogsperiode, toen hij vier jaar in gedwongen ballingschap in Nederland verbleef; ze sluit als dusdanig

[p. 6]

goed aan bij de hier door Van Faassen becommentarieerde brieven aan Van Dishoeck, die gedeeltelijk dezelfde periode bestrijken (1914-1931).

Deze aflevering bevat ook twee studies: dr. Romain Debbaut, leraar aan het Lutgardis Instituut te Landen en medewerker aan het deel over het naturalisme in de prestigieuze reeks ‘Histoire comparée des littératures de langues européennes’, gaat uitvoerig situerend en analyserend in op Buysse en het naturalisme - het onderwerp van zijn lezing op het colloquium van december 1988, hier nog uitgebreid met een exemplarische bespreking van Buysses ‘eigen’ naturalisme in Het recht van de sterkste - en L. van Doorslaer, die een proefschrift voorbereidt over de Duitse vertalingen van Buysse, heeft hier alvast de Duitse versie van 'n Leeuw van Vlaanderen onder de loep genomen.

In de gebruikelijke afsluitende Kroniek wordt een verslag gegeven van het voorbije Buysse-colloquium en wordt, zoals steeds, de aanwezigheid van Buysse in de actualiteit op de voet gevolgd. Extra aandacht gaat deze keer naar twee uitzonderlijke produkties van Het gezin Van Paemel.

DE REDACTIE