Matroosen vreught
(1696)–Anoniem Matroosen vreught– AuteursrechtvrijStemme: Ick ginck op eenen morgen, &c.
KOmt hier ghy Pronckert kijcken,
Die kost’lijck zijt bekleedt
Hoe ’t houten-paert gaet strijcken
Al door de wateren wreet,
Door storm, tempeest, hagel en sneeu
Kruyssen met onse kiele
De diepte van de zee.
Dan zijn wy by de mane,
Dan zijn wy by de Son,
| |
[pagina 83]
| |
Dan singen wy te samen,
Dan is ons blijdtschap om.
Somtijdts wel droogh, dan d’meeste tijd nat,
Van koude oock bevroren,
Van hitte moed en mat.
In eenen wanckel leven,
Gedreven wordt ons Schip,
Wy kijcken en wy beven
Voor een verborgen Klip
Op ’t Compas, en Kaert, en boge goet,
Op Ancker ofte Touwen
Wy stellen geenen moet:
De kiel is elck vol gaten,
’t Seyl, Treyl en helpen niet,
Den stierman moet verlaten,
Het Roer staen in verdriet!
Soud nu niet een seggen, wat verschil
Isser tusschen den t’huys-blijver,
En die leeft op den Kijl?
Het Landt moet zijn geploeght,
De zee moet zijn gekruyst,
Wie nu op het rijckst vermoget
Sal ick singen met lust,
d’Aerde is moer die ’t alles baert,
Maar als een rijck Thresoore
De Schatten wel bewaert.
De Scheepen die laveeren
Uyt noord en zuyder hoeck,
Heen en weder dat sy keeren,
En altijdt even kloek:
Silver, Gout, Peerlen en Korael,
Kruyden en medicijnen,
Zy brengen het altemael.
De leckere zoo van Visschen
Brengen zy abondant,
Kabbeljauw, Roch, Walvisschen,
Makreel, Schelvisch bekant,
Wijtingh, Lengh, Salm, Tong, Stockvisch, Gerneel,
Braes, Beers ende den Karper,
Ia wat begeert de keel.
| |
[pagina 84]
| |
Aldus rijckelijck met schijven
Geladen wel voorsien:
Niet lange zy dan blijven,
De Reeders moeten ’t sien,
Welkom is dan Schipper en Matroos
Al is ’t wat verpeutert,
De winst die was te loos.
Kloeck zee-man houdt u trouwe,
Verboomt noch Schip noch Goedt,
Ontschipper zijn maeckt rouwe,
Veel druck en tegenspoedt;
Ter eere van Godt u handel doet,
Soo sal een blijde Haven
U zijn en al voorspoet.
|
|