De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
[pagina 94]
| |
Op een schoone Voys.
KRijg ik dorst ik roep om Wijn,
Voel ik trek om eens te kussen,
Ik roep waar mag mijn Philis zijn
Zy plagt mijne Vlam te blussen,
Zulks alleen behoeftig zijt,
Maak datje Bachus streeld // En Venus mind met vlijt.
Meysje-lief wat zijt gy schoon,
Lekker Wijn wat hebje kragten,
Wie van beyd' spand de kroon?
Gy zijt waardig om te agten //
Beyde bemin ik even-veel,
't Is voor een Min-ziek hert // En voor een drooge keel.
Want als ik smelt door Minne-gloed,
Van de tintelende vonken,
Die mijn stremmen door het Bloed,
Schuylende onder Venus lonken
Dan zugt ik door Min verdriet,
Gedenk aan een Meysje alleen // Maar Vader Bachus niet.
Maar als Drink-lust mijn bekoord,
En mijn Bachus zelfs komt noden,
Die 't verdriet in 't Herte smoord,
Denk ik om geen andere Goden,
'k Weet van Venus nog haar Zoon,
Geen Ionge Maagt kan mijn dan // Doen blake nog zo schoon.
Ia zo dra ik ben moe gekust,
Kreun ik mijn aan geen schoon oogen,
En bespot vervloge lust,
Ben ik laf van Bachus togen,
Dan verfoey ik de beste Wijn,
Ik noem dien zoeten drank // Een doodelijk fenijn.
Verandering Philis is alleen,
d' Oorzaak dat wy vermakelijk leven,
Verandering streeld ons ongemeen,
Maar zoze ons gaat begeven,
Het leven is aanstonds op de vlugt,
Verandering is der zo nut // Als 't Mensdom is de Lugt.
|
|