De mars-drager, of nieuwe tover-lantaren
(1754)–Anoniem Mars-drager, of nieuwe tover-lantaren, De– AuteursrechtvrijWaar in vertoond word de nieuwste en aangenaamste gezangen, die hedendaags gezongen worden
Stem: Daar was een Meysje Jonk van Jaaren.
DE Mey verkwikt weer alle Menschen,
Wat kan men aangenamer wenschen,
Keyk de Boomen werden groen,
De Vogeltjes zijn aan het kweelen,
En weeten ons gehoor te streelen,
Treed buyten wilt u lusten voen.
Daar wandelt Krelis met zijn Zaartje,
Wat dunkt u van dat Ieugdig Paartje,
Dat gaat na de Room-tuyn toe,
Het is om Stremlis-kaas te eeten,
Zy zullen ook niet ligt vergeeten,
Te speelen eens van kiekeboe.
Ziet Govert met zijn groote Schoenen,
In 't land zijn lieve Meysje zoenen,
Dat brengt ons de Mey-tijd mee,
Ey ziet de Wagens daar eens rijen,
Het is nu tijd van speele-mijen,
Za Ionge Lieden maakt u ree.
| |
[pagina 46]
| |
't Konijntje dat begind te springen,
Men hoord het Nagtegaaltje zingen,
Hoord de Quartels met geluyt,
Hoord de Koekoek nu een roepen,
Zie Fobert daar eens Noten snoepen,
De laatste Stuyver moet 'er uyt.
De Leeuwerk met zoet gewemel,
Die ziet men vliegen na den Hemel,
Ziet eens hoe den Oyevaar,
Vast zweeft op zijn geveerde Vlerken,
Het is wel waardig aan te merken,
Het is nu ook de tijd van 't Iaar.
Sta vast nu Bier, Tabak en Wijntje,
Ik zie men likt hier aan geen klijntje,
Prut-gang gy werd ook gegroet,
Men zal u waarlijk niet vergeeten,
Met Room en Zoete-melk te eeten,
Dat spel gaat by mijn zolen goet.
Maar Truytje wat is dat voor mallen,
Zo in het Veld ter neer te vallen,
Krek gelijk een Broeyze-hen,
Moet Crelis-Neef u weder grazen,
Wel ga jou gang maar jonge Bazen,
Wijl ik het niet veragten ken.
Keyk Symen met zijn Schuytje roeijen,
Die Man die vaart regt na zijn Koeijen,
Met haar Uyers vol gelaan,
Maar hoe leyd Floris zo te ronken,
Ho ho de Man die is beschonken,
En vol gelaan na buyten gaan.
En ziet eens in dat Zomer-huysje,
Hoe Geurt het Haarlemer-Buysje,
Met zijn Meysjen zoent en zabt,
Die knevel maakt al rare grillen,
Maar hy heeft waarlijk by mijn billen,
Zijn heele Kante-das beslabt.
Dus geeft de Mey ons veel genugten,
En by me heel al raare klugten,
Oude Lieden worden Iong,
Likken bikken, goede dingen,
Met ziet een yder lastig springen,
't Is alles waar het geen is zong.
|
|