Mahomets Alkoran en Tweevoudige beschrijving van Mahomets leven
(1658)–Anoniem Mahomets Alkoran– Auteursrechtvrij88. 't Hooftdeel van de Dageraad, begrijpende dartig regels, te Mecha geschreven.IN de naam van de goedertiere en barmhartige God. Ga naar margenoot+ Ik zweer by de Dageraad, by de tiende dag des maants, by 't even en oneven, en by de koomst van de nacht, dat de bozen gestraft zullen worden. Is 'er iets in d'aanmerking van deze eed, 't welk den menschen de vuiligheit kan doen vlieden? Aanmerkt gy niet hoe God Aad, Arems zoon, gehandelt heeft, die in hutten woonde, de welken op zo dikke pijlers steunden, dat 'er geen diergelijken in zijn lant gezien zijn? Weet gy niet hoe hy Temod handelde, die de stenen en klippen deursneed, om in 't dal te wonen? Weet gy niet hoe hy Farao handelde, die de handen en voeten der gener, de welken hy straffen deê, met nagels deurboorde? Weet gy niet hoe hy de genen heeft gehandelt, die voormaals in hun lant zelve van de rechte weg afgedwaalt zijn? en die hun onreinigheit vermeerdert hebben? Hy heeft | |
[pagina 678]
| |
verscheide pijnen op hen geworpen. Hy merkt op al 't geen, dat de menschen doen. Hy geeft menigte van goederen aan de genen, die hy niet beproeft, en neemt hen van de genen, die hy beproeft. De bozen bewijzen geen eer aan de wezen; zy onthouden zich niet van 't broot der armen t'eten: maar zy zullen rekening daar af geven; en zy zijn zeer tot de rijkdommen genegen. Als d'aarde zal beven, en alle gebouwen verwoest zijn, als d'Engelen, door gebied van uw Heer, in ordening zullen afdalen, zo zal de hel voor de bozen open wezen. Zy zullen aan 't geen gedenken, dat men in de werrelt aan hen verkondigt heeft, en zeggen: Waarom heb ik in mijn leven Gods geboden niet onderhouden? Zy zullen meer gestraft worden, dan iemant ooit gestraft heeft geweest, en zy zullen engelijker gebonden worden, dan iemant ooit gebonden heeft geweest. Men zal tot de zaligen zeggen: O ziel, die kloekmoediglijk, en zonder vrees Gods geboden onderhouden hebt, keer met vernoeging weêr tot uw Heer, treê in 't gezelschap der zaligen, en gaat in 't Paradys. |
|