Madoc. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 229]
| |
Karel Maartense
| |
De pelgrimsschelp en Hasse SimonsdochterIn de roman De pelgrimsschelp vertrekken Elenor en Thomas in de lente van het jaar 1300 vanuit het Engelse Ramsay naar Santiago de Compostella. Hun huwelijk is al gearrangeerd. Het veertienjarige meisje is voorbestemd om het leven te gaan delen met de van een kruistocht teruggekeerde ridder Thomas. Tegen haar en tegen zijn zin. Vader Gregory, de priester op de burcht Ramsay, maakt zich zorgen over hen en over de bewoners van het slot. Hij krijgt na de biecht van de leden van de kasteelgemeenschap het lumineuze idee om de jonge man en het meisje als vertegenwoordigers een pelgrimsreis op te dragen om de zonden van allen voor te leggen aan de heilige Jacobus. De reis te paard en later te voet biedt Frances Temple, de schrijfster van De pelgrimsschelp, de gelegenheid om een beeld van de middeleeuwse samenleving te schetsen. Zij ontvouwt de lezer een wereld die overeenkomsten vertoont met de inhoud van de talloze geïllustreerde glossy platenboeken met titels als ‘Het dagelijks leven in de Middeleeuwen’ of variaties daarop. De standaardonderwerpen passeren de revue: het leven op een kasteel, de rol van de geestelijken, de gevaren tijdens het reizen, de bouw van een kathedraal, het vervaardigen van een handschrift, rondreizende kunstenaars en studenten, contacten met de Islam, contacten met Katharen, voedselverschaffing, ziekte en dood, de gelukzalige religieuze opwinding bij het bereiken van het reisdoel. Al deze elementen en nog veel meer vormen een lint van versieringen rond het voor volwassen lezers wellicht wat simpele verhaal van de pelgrimstocht. In dat opzicht wijkt deze roman niet af van een groot aantal andere jeugdromans. Er bestaat een omvangrijke categorie verhalen die tegemoet komt aan een kennelij- | |
[pagina 230]
| |
Afb. 1 Omslag van Francis Temple, De pelgrimsschelp (Rotterdam 1994).
ke behoefte van jongeren om zich in hun verbeelding te verplaatsen in een tijd die ze om allerlei redenen aantrekkelijk vinden. Verre landen en vervlogen tijden: reisdoelen voor een vlucht uit de werkelijkheid. Vanuit het standpunt van leraren, opvoeders en auteurs die aan jeugdboeken hogere eisen stellen dan louter vermaak is de jeugdliteratuur een middel om informatie door te geven die ze als waardevol, pedagogisch of interessant beschouwen. Maar ook wanneer die expliciete bedoeling er niet is, valt niet te vermijden dat de vanzelfsprekendheden van de auteur, zijn wereldbeeld en zijn maatschappelijke opvattingen in zijn teksten vervlochten zijn. In jeugdliteratuur is altijd sprake van communicatie tussen een volwassene en een jeugdige lezer, van beïnvloeding, van opvoeding. Zo worden in verhalen over lang vervlogen tijden herkenbare moderne stokpaardjes bereden. Het hangt van de kwaliteiten van de auteur af of dergelijke Fremdkörper storende wezens zijn, of dat ze door de lezers als een natuurlijk onderdeel van de andere wereld geaccepteerd worden. Interessanter dan het zoeken naar beschrijvingen van feitelijke middeleeuwse ‘hoogtepunten’ als kastelen en kathedralen, oorlogen en veldslagen, het dagelijks eten en de gezondheidszorg, is het onderkennen van de redenen waarom een auteur zich ertoe gezet heeft de Middeleeuwen als decor van zijn vertelling te kiezen. Anders gezegd: het is zinvol het antwoord te vinden op de vraag ‘wat is de roman meer dan een verzameling schetsen van een ver verleden?’ Merkwaardig was in dat opzicht de uitspraak van Thea Beckman in een interview over haar roman Hasse Simonsdochter. Zij was stellig in haar mening dat in die roman geen poging gedaan werd om de lezer tot gedragsverandering aan te sporen of maatschappelijke inzichten aan te brengen. Als de mensen vragen of ik een boodschap heb, zeg ik: ja, bij de supermarkt om de hoek.Ga naar eindnoot1 Aan het eind van het gesprek kon ze echter niet nalaten te wijzen op het thema dat ze in vrijwel al haar boeken verwerkte: Het moet duidelijk zijn dat meisjes en vrouwen ook belangrijke personen zijn, die op een aantal gebieden de mannen kunnen overtreffen. In het boek heeft Hasse het morele leiderschap op zich genomen en de soldaten erkennen dat. Ondanks de aanwezigheid van de held Jan van Schaffelaar is Hasse de hoofdpersoon in de roman. En zij kreeg die rol met voorbedachten rade, want het uitgangspunt voor het verhaal had Beckman gezocht en gevonden in het archief van de stad Kampen: de naam van Hasse Simonsdochter staat daarin zwart op wit. | |
[pagina 231]
| |
Een meisje als vrouwNiet alleen bij Thea Beckman, maar ook in veel recente historische verhalen is het thema van de emancipatie van de vrouw aanwezig. Het geeft te denken. Mogelijk is het onderwerp inmiddels een gepasseerd station in jeugdboeken die zich in de eigen tijd afspelen en heeft het aan actualiteit verloren, waardoor het altijd boeiende onderwerp bij voorkeur in romans over voorbije tijden geprojecteerd wordt. Ook in De pelgrimsschelp is dat thema aanwezig, maar daar is het ingebed in het wat bredere veld van de maatschappelijke rolpatronen. De lezers vernemen over de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de ouders en de geestelijkheid. Het verschil tussen de drie standen komt in vrijwel elk hoofdstuk impliciet aan de orde. Uiteraard zijn de hoofdpersonen in dit boek van adel, zoals in veruit de meeste jeugdboeken over de Middeleeuwen. Voor meisjes was het leven wel uitzonderlijk zwaar. Er was destijds sprake van afhankelijkheid en ondergeschiktheid aan de man; in de praktijk te vanzelfsprekend om daartegen in verzet te komen. Maar de jongedames die een
Afb. 2 Omslag van Thea Beckman, Hasse Simonsdochter (Rotterdam 2005).
hoofdrol vervullen in de middeleeuwse romanwereld zijn vrijwel allemaal hun tijd ver vooruit: ze maken bezwaar en ze verzetten zich tegen de plaats die zij moeten innemen. En in hun gedrag laten ze zich kennen als stoere meiden, die weliswaar kwetsbaar zijn, maar uiteindelijk - als het meezit - door hun prestaties het respect verwerven van de man om wie het hen te doen is. Soms raakt hij zelfs overtuigd van haar opvattingen en duldt hij haar naast zich. Dat is het moment waarop de liefde effectief toeslaat en de eerste stap gezet wordt op weg naar de volledige emancipatie. We moeten vrezen dat dat mooie, in onze tijd gewortelde idee wel in romans gerealiseerd kan worden, maar dat het in de werkelijkheid heel zelden voorkwam. Frances Temple probeert ons overigens aan te praten, dat ook jongemannen het gearrangeerde huwelijk als een onaangename verplichting ervaren: Hij (=Thomas) wilde niet echt met dat kleine kreng trouwen, een mager, tegendraads kind dat voor dame speelde. Aan het eind van de pelgrimstocht die Thomas met de onmisbare hulp van Elenor kan volbrengen, breekt de romantiek voor de lezers en lezeressen van twaalf jaar en ouder door: Thomas pakte haar hand. Hij draaide de hand om en keek ernaar alsof hij hem nog nooit eerder had gezien. Hij liep met zijn vingers over de blauwe aderen aan de binnenkant van haar pols. | |
[pagina 232]
| |
van kunnen maken. Maar ik trouw liever met jou, als je het goed vindt.’ | |
Psychologische verklaring van middeleeuws gedragHet kan ook anders. In de roman Spelregels van Floortje Zwigtman trouwt een meisje van veertien, Marjorie van de Witborg, met de jonge ridder Allard van Goudheuvel. (Let op de veelzeggende geografische namen.) Ook hier is sprake van een niet al te schone jongedame. Ze weet het zelf: ‘Ik ben niet erg mooi. Mijn haar is niet blond en niet bruin en mijn ogen zijn even flets als die van een biggetje. Maar de kamermeisjes deden hun best. Allard is het voor een groot deel wel met haar eens. Als hij 's morgens na de bruiloft wakker wordt, bekijkt hij haar: ... nu zag ik dat ze niet echt mooi was: haar haren leken nog het meest op de manen van een boerenknol, haar voorhoofd was bespikkeld met rode puistjes. Alleen haar borsten waren mooi: klein en rond als appeltjes...
Afb. 3 Omslag van Floortje Zwigtman, Spelregels. Het verhaal van een middeleeuws huwelijk (Baarn 2001).
Met de verliefdheid en de liefde lukt het dan ook niet zo best in dit boek. De schrijfster maakt van Allard een bullebak die weinig respect heeft voor zijn vrouw, haar slaat en niet voldoet aan zijn plicht om voor nakomelingen te zorgen. Al spoedig komt de aap uit de mouw: Allard lijdt aan frustraties en traumatische herinneringen. Een centrale plaats in de psychische ontreddering wordt ingenomen door het vroege overlijden van zijn oudere broer Thomas. Op een eigenaardige manier was het fijn om Marjorie te slaan. Ik vocht niet alleen tegen haar, maar ook tegen de Pest, mijn angst en de tranen om Thomas. Ik voelde me niet langer machteloos. Als het de kruistochten niet zijn, dan is het wel de pest, of een personificatie van de duivel, of een heks die in de middeleeuwse jeugdboeken wordt aangewend als een van buiten komend onheil dat zorgt voor emoties, voor dilemma's, voor conflicten die spanning brengen in het verhaal en de achtergrond vormen waartegen de karakters van de romanpersonages zich kunnen ontwikkelen of kunnen ontsporen. Zo'n ‘moderne’ psychologische verklaring van het gedrag van de hoofdfiguren uit historische romans lijkt op de manier waarop middel- | |
[pagina 233]
| |
eeuwse kunstenaars mythologische of bijbelse voorstellingen transponeerden: de kleding van de personages werd aangepast aan de eigen tijd en de omgeving waarin de geschiedenissen zich afspelen werd uitgebeeld als een middeleeuwse stad of woning. Je kunt daar het gevoel bij hebben dat er iets niet klopt. Het gevoel dat je ook bekruipt als jongvolwassenen in historische romans zich gedragen of denken als twintigste- of eenentwintigste-eeuwse behoorlijk alerte en mondige pubers en adolescenten.Ga naar eindnoot2 Zoals gezegd is de verhouding tussen man en vrouw een niet te vermijden thema in deze boeken. In Spelregels - het verhaal van een middeleeuws huwelijk - is het uiteindelijk Marjorie die de morele overwinning behaalt. De jongeman accepteert het meisje uiteindelijk als gelijke. ‘Ik zal je nooit meer slaan,’ zei ik tenslotte... | |
Interessante thema's voor jonge lezersOp de achterflap van de roman van Jean-Claude van Rijckeghem en Pat van Beirs staat de ultieme aanbeveling voor de jeugdliteratuur voor 12+: ‘Jonkvrouw is brutaal, romantisch, avontuurlijk en onweerstaanbaar sexy’. Een indicatie voor leraren geschiedenis die hun leerlingen liefde voor hun vak willen bijbrengen? De overeenkomsten met de andere boeken bevestigen de constatering dat het genre anno 2009 aan een aantal criteria moet voldoen. Weer is er de afkeer van het eigen uiterlijk bij de vrouwelijke hoofdpersoon, Marguerite van Male. Ze herinnert mij aan mijn stugge roodbruine haar, aan mijn veel te grote neus, mijn dunne lippen en mijn borsten die niet groter zijn dan twee erwten op een plankje. Een opvallende afwijking weliswaar van het portret dat op het omslag prijkt: het bevallige gezicht van Ginevra de'Beni, zoals Da Vinci haar schilderde. De roman Jonkvrouw is stevig in plaats en tijd verankerd. Het boek heeft een vrij hoog werkelijkheidsgehalte. Dat wil zeggen: de gebeurtenissen en beschrijvingen zijn voor een deel - lang niet altijd - verifieerbaar. Het verhaal begint met de geboorte van Marguerite van Male, de stammoeder van de Habsburgers en dochter van graaf Lodewijk van Male. Haar jeugd vol interessante voorvallen wordt uitvoerig beschreven. We moeten maar even voorbijgaan aan de ongelooflijke wijsheid en diepzinnigheid van het meisje dat nog geen tien jaar oud is. Het
Afb. 4 Omslag van Jean-Claude van Rijckeghem en Pat van Beirs, Jonkvrouw (Antwerpen 2005).
| |
[pagina 234]
| |
Afb. 5 Omslag van Rosemary Sutcliff, De ridderslag ('s-Gravenhage 1973).
man-vrouwconflict wordt hier helder uiteengezet met alle aandacht voor het argument waar het in wezen om gaat: de erfeniskwestie en het voortzetten van de lijn van het geslacht. Aanvankelijk is er een strijd tussen vader en dochter. De graaf heeft er de smoor in dat hij geen mannelijke opvolger heeft. Hij zal daardoor de laatste graaf van Vlaanderen zijn en zijn macht en rijkdom zullen via zijn dochter in andere handen vallen. Dat moet Marguerite bezuren. Hij vervloekt haar omdat ze geen jongen is en zij haat hem vanwege zijn gedrag ten opzichte van haar en haar moeder. In de voorbije driehonderd jaar is elke graaf erin geslaagd een erfgenaam te verwekken, die ook op zijn beurt voor een erfgenaam zorgde. Behalve ik. Ik heb een dochter verwekt ... Elke keer als ik jou zie, zegt hij zacht, zie ik God die mij uitlacht. Want dat is wat jij bent. Een geintje. Een grap van God. Uiteraard bevinden zich in de jeugdboeken die zich in de Middeleeuwen afspelen ook boeken die andere thema's behandelen. Uitgesproken jongensboeken, meestal van wat oudere datum, behandelen bij voorkeur het ridderleven, gevuld met avonturen op toernooi en slagveld. Het gaat dan om romans vol edele karakters en nobele daden, moed, trouw, doorzettingsvermogen en zelfverloochening. De ridderslag (1973) van de Engelse schrijfster Rosemary Sutcliff vormt een hoogtepunt in dit genre. De Middeleeuwen als bakermat van ridderlijkheid. Dat doet denken aan de winkelier in Tintagel die me bezwoer: de ridders van de Ronde Tafel hebben Engeland de sportiviteit, de erecode nagelaten en wij hebben die eigenschap over de wereld verspreid. Waarna hij het zwaard Excalibur uit de etalage haalde en verkocht aan een Amerikaan die zojuist het kasteel van Arthur bezocht had. | |
Realiteit en fictieDe grote diversiteit in de enorme verzameling jeugdromans over de Middeleeuwen vraagt om een categorisering. Het lijkt zinvol om de mate waarin in het verhaal bepaald wordt door fictie (verzonnen avonturen, een sprookjesachtige sfeer en veronachtzaming van de historische werkelijkheid) of door realiteit (pogingen om de historische werkelijkheid te respecteren en een plaats te geven in het verhaal) als criterium te hanteren. | |
Fictie in een sprookjesachtige sfeer die middeleeuws gestoffeerd isEigenlijk behoren de vele navertellingen en bewerkingen van de reeks Arthurromans tot deze groep. Ondanks de onvervalst middeleeuwse coulissen waarin burchten, oude steden, havens, bronnen, torens, poorten en kerkers vallen waar te nemen, zijn het | |
[pagina 235]
| |
vooral tovenaars, magische voorwerpen, wonderlijke gebeurtenissen en sprookjesfiguren die de loop van het verhaal bepalen. Niet verwonderlijk. Het is bekend dat in de hoofse romans veel sprookjesmotieven verwerkt zijn. Om die redenen kunnen we de moderne Arthurverhalen naast of onder fantasy rangschikken. Het verschil met de boeken over Harry Potter is niet verschrikkelijk groot. De structuur die Kevin Crossley-Holland in zijn Arthurtrilogie heeft aangebracht is opmerkelijk. Zijn verhaal begint in 1199. De dan 13-jarige Arthur krijgt van een oude vriend Merlijn (!) een zienersteen. Via die steen heeft hij contact met de wereld van de legendarische koning Arthur, vol ridders en magie. Dat levert een romanreeks op waarin de fantasy in beide verhaallijnen volop aanwezig is, want ook de vroeg dertiende-eeuwse periode wordt uitvoerig beschreven, inclusief de deelname aan een kruistocht. Ook de griffel der griffels, de alom door lezers en recensenten geprezen jeugdroman Brief voor de koning van Tonke Dragt moeten we hier onderbrengen. Zij heeft in dat onlangs verfilmde boek een eigen wereld geschapen, waarin weliswaar ridders voorkomen en waarin het moment van de ridderslag een grote rol speelt, maar waarin voor het overige vooral tegenstellingen als goed versus kwaad de kern van het verhaal vormen. Het is overduidelijk dat de thematiek hoofdzaak is, de setting waarin die behandeld wordt is van secundair belang. Zo'n wereld zonder moderne techniek waarin de natuur, het landschap en de meteorologische omstandigheden het leven bepalen, blijkt geschikt te zijn om belangrijke, zo men wil archetypische, thema's aan de orde te stellen. Een dergelijk decor brengt het verhaal als het ware naar de essentie, ontdaan van alle afleidende franje van alledaagsheden. Die ‘andere wereld’ herkennen we ook in de bekende en eveneens verfilmde romans De gebroeders Leeuwenhart (1974) en in Ronja de roversdochter (1981), beide van Astrid Lindgren. | |
Fictie met een kern van historische werkelijkheidZodra in de roman jaartallen en geografische plaatsen van handeling genoemd worden, ervaart de lezer dat als een aanwijzing dat hij met een beschrijving van de toenmalige werkelijkheid te maken heeft. Een werkelijkheid die valt te verifiëren met geschiedenisboek en atlas. Dat verplicht de auteur om zich goed te oriënteren en geen fouten te maken op straffe van ongeloofwaardigheid en schamperheid bij recensenten. De realiteitssuggestie neemt uiteraard toe wanneer de hoofdrollen of bijrollen door bekende historische personen vervuld worden. Belangrijke tijdgebonden rampen en gebeurtenissen hebben een soortgelijk effect. Bovendien hebben die meestal een grote invloed op de ontwikkeling van het verhaal. Veelal blijft er naast het dwingende feitenmateriaal nog genoeg ruimte waarin de auteur een eigen invulling kan geven: in de interactie tussen de historische personages en in beschrijvingen van het leven van alledag. Geliefd zijn in dat verband de beschrijvingen van feestmaaltijden. De bouw van de kathedraal van Amiens (in De pelgrimsschelp), de beschrijving van de klokkengieterij in Kampen (in Hasse Simonsdochter), het bezoek aan het badhuis in Brugge (in Jonkvrouw) zijn onderwerpen die ons iets zeggen over het onderzoek en de belangstelling van de auteurs. | |
Aangeklede historische gebeurtenissen en personenDe ruimte voor fictie neemt af wanneer het boek de pretentie heeft een biografie van een vorst of een andere hooggeplaatste persoon van historische betekenis te zijn. De | |
[pagina 236]
| |
Afb. 6 Omslag van Michael Morpurgo, De lans en het zwaard: Jeanne d'Arc (Antwerpen 1998).
aandacht van de auteur ligt meestal in de eerste plaats bij het schrijven van een betrouwbaar portret. In de jeugdliteratuur komt dat niet zo vaak voor. Het boek over Jeanne d'Arc (van Michael Morpurgo) moet dan ook niet tot die categorie gerekend worden. Op 7 mei besluit Eloise niet naar school te gaan en een praatje te houden met de zwaluw aan de oever van de rivier, waar ze de laatste weken herhaaldelijk naar toe trok. Dan ziet ze een licht, zo fel als de zon, boven haar, tussen de bladeren van de bomen. Een stem begint haar het ware verhaal van Jeanne d'Arc te vertellen. De meeste auteurs van jeugdboeken beseffen dat een naar volwassen maatstaven gevulde biografie voor jeugdige lezers niet te verteren is. Er moet iets aardigs van gemaakt worden, maar het verhaal mag niet in strijd zijn met de historische context. Dat leidt tot verhalen die gebeurd zouden kunnen zijn. De auteur heeft in zo'n geval gebruik gemaakt van elementen uit historische bronnen en op die manier een puzzel gemaakt van allerlei stukjes die op hun plaats vallen. Een voorbeeld daarvan is het boek van Ludo Jongen, Het raadsel van Veldeke. Jongen verbindt historische personages en gegevens met fictieve elementen en beschrijvingen van het alledaagse leven. Hij vertelt over de hofdag van Barbarossa in Mainz waar de keizer zijn zonen Hendrik en Frederik de ridderslag gaf, waarbij de dichter Hendrik van Veldeke aanwezig was, en wellicht ook gravin Agnes van Loon. Zij treffen elkaar in het verhaal. Het neefje van Van Veldeke mocht mee op reis naar de hofdag. De gebeurtenissen tijdens de reis worden deskundig beschreven, maar het verhaal van neefje Vaas is bedacht voor de lezers vanaf tien jaar. Opmerkelijk - en in verhalende teksten ongebruikelijk - zijn de toelichtende kaderteksten waarin Jongen expliciet uitleg en informatie geeft over zaken die in het verhaal terloops aan de orde komen, zoals de ridderwijding, de volle wapenrusting en hofdagen. Ook in de illustraties wordt informatie over de twaalfde eeuw verschaft. Naast de hedendaagse illustraties zijn afbeeldingen uit het Manessische Liederhandschrift opgenomen, uiteraard ook de afbeelding van Hendrik van Veldeke. Ed Franck, Vlaams auteur van talloze jeugdboeken, heeft veel boeken geschreven die betrekking hebben op de Middeleeuwen, waaronder een roman gewijd aan Abélard en Heloïse. Hij heeft de invalshoek gekozen van Heloïse, die op haar sterfbed haar leven overziet. Het is een verhaal dat niet direct als een beschrijving van het tijdperk gezien kan worden, maar wel inzicht biedt in de denktrant en de macht van de kerk en de directe consequenties daarvan voor de geestelijken. Een onderwerp dat jongeren nauwelijks interesseert, vrees ik. | |
[pagina 237]
| |
Ik heb wat wij deden nooit als zonde kunnen zien, Pierre. Dat jij de woorden ‘smerigheden’ en ‘modderpoel’ gebruikte voor onze intieme momenten, was een slag in mijn gezicht. Dat je niet het woord ‘liefde’ maar wel ‘lustgevoelens’ had gekozen om je band met mij te omschrijven, was een tweede slag. Ed Franck confronteert ons hier met het verschijnsel dat historische romans wat betreft hun uiterlijk en presentatie door de auteur en/of de uitgever wel op jongeren zijn afgestemd, maar dat de moeilijkheidsgraad van de tekst en van het behandelde onderwerp voor hen te hoog is. Toch is het toegankelijk maken van moeilijke teksten (geschreven in het Middelnederlands bijvoorbeeld) de pretentie van menig schrijver die spannende of mooie verhalen aan de jeugd wil doorgeven. | |
De vertaling van oorspronkelijke middeleeuwse tekstenDe boeken variëren van letterlijke vertaling tot bewerking voor de jeugd en vrije navertelling van oude verhalen. Agave Kruijssen heeft een reeks klassieke werken naverteld waarbij ze zich allerlei vrijheden voorbehoudt. Voor haar serie heeft ze een nieuwe naam geïntroduceerd: Een sprookverhaal is een spannend verhaal dat al heel lang geleden werd verteld door rondreizende verhalenvertellers, die sprooksprekers werden genoemd. Iedere sprookspreker vertelde het verhaal op zijn eigen manier en verzon er iets bij of liet iets weg. Dat doe ik ook.Ga naar eindnoot3 Dergelijke vrije opvattingen kunnen amusante resultaten opleveren. Soms verwerkt ze een dier van zichzelf in een boek. De hond Oscar in Het lied van heer Halewijn is bijvoorbeeld een van haar eigen honden.Ga naar eindnoot4 Nu doet die hond in haar boek in wezen niets anders dan een beetje sullig in de weg lopen, maar dat neemt niet weg dat hij een zoveelste toevoeging is aan het verhaal dat in Het lied van heer Halewijn zo kort en krachtig verteld wordt. Als je het mij vraagt is dat de grote kwaliteit van die tekst, die bovendien niet zo moeilijk lijkt, dat hij per se voor de jeugd vertaald of bewerkt had moeten worden. De toelichtingen en verklaringen bij het oude lied zijn terug te vinden in secundaire besprekingen, maar voor jongeren zijn die te hoog gegrepen. Daarmee kunnen ze eventueel later nog wel lastig gevallen worden. De ‘franje’ in het verhaal van Agave Kruijssen is echter nergens te herleiden tot een poging om die achtergronden op een voor jongeren aardige manier in het verhaal te verwerken.
Afb. 7 Omslag van Agave Kruijssen, Het lied van heer Halewijn: Sprookverhalen (Baarn 1999).
| |
[pagina 238]
| |
In een ander sprookverhaal van haar hand, Elegast, wijzigt ze de structuur van het oorspronkelijke verhaal. Het begint als volgt: Proloog Dat is even wennen. Maar niet voor kinderen vanaf tien jaar die de oude tekst niet kennen. Voor hen is dit waarschijnlijk een eerste kennismaking met de Middeleeuwen: een spectaculaire toegang tot een spannende wereld. Daar valt wat te beleven! Bewerken is ook interpreteren. De vrijheid die de auteur zich permitteert krijgt daardoor soms het karakter van een eigenzinnige zingeving aan een tekst. Bij Elegast is evident dat het accent verlegd is van een verhaal waarin de centrale problematiek van het feodaal stelsel heeft moeten plaatsmaken voor de sappigheid van het sprookje. Misschien meer geschikt voor kinderen, maar je kunt je afvragen hoever je kunt gaan in je bewerkingsdrift. Soms maakt een auteur een keuze die vragen oproept. Zo heeft Ed Franck de Parzifal van Wolfram von Eschenbach als basis van zijn boek Parcival, een verhaal van de graal gekozen. Had het voor een Vlaams auteur niet om een aantal redenen meer voor de hand gelegen om de tekst van Chrétien de Troyes te kiezen, die hij schreef op het Gentse Steen in opdracht van de Vlaamse graaf Filips van de Elzas. Waarom heeft hij niet gekozen voor de daarvan afgeleide Middelnederlandse tekst die is overgeleverd in de Lancelotcompilatie? Of verkeren we met die vraag ten onrechte in de veronderstelling, dat bewerkers van historische klassiekers de toegankelijkheid tot het eigen cultureel erfgoed voor de jeugd zouden willen bevorderen? | |
Reinaert de vos en Tijl UilenspiegelAls we kijken naar de hoeveelheid bewerkingen en/of vertalingen van middeleeuwse teksten is het verhaal over Reinaert de vos de absolute winnaar. Het lijkt onbegonnen werk het aantal uitgaven vast te stellen dat in de loop der eeuwen voor de jeugd vervaardigd is. Evenzo is het onmogelijk om te bepalen wat de kenmerkende verschillen zijn in die boeken. De variatie is te groot. De passage waarin de pastoor gecastreerd wordt, zou als ijkpunt kunnen dienen. Als er sprake is van weglaten of kuisen van dat fragment, zouden we te maken hebben met een gedateerde bewerking of een onnodig betuttelende uitgave. De belangrijkste ingrepen in de bronteksten van kinderboeken zijn over de hele Reinaerttraditie grotendeels dezelfde gebleven: het wegwerken van scabreuze elementen en historische gegevens, het vereenvoudigen van de structuur en de woordenschat en het inkorten van de tekst.Ga naar eindnoot5 We kunnen vaststellen dat er een aantal prachtige bewerkingen van het verhaal van Reinaert de vos gemaakt is. De bewerking van Paul Biegel, een jeudboek zonder pedagogische ingrepen, is bekend geworden. Karel Eykman heeft onlangs een nieuwe ver- | |
[pagina 239]
| |
taling gemaakt. Er is een ‘gerapte’ bewerking verschenen van Charlie May, voorzien van een cd. Bijzonder is de versie van Henri van Daele, die tweemaal van aansprekende illustraties voorzien is: in 1996 door Peter Vos en in de onlangs verschenen heruitgave van de tekst door Klaas Verplancke. De enige tekst die zich qua populariteit kan meten met de Reinaert is het verhaal van Tijl Uilenspiegel. Het is vervelend dat de Vlaamse en Nederlandse varianten van het roemruchte werk in de loop der tijd door allerlei toevoegingen en weglatingen steeds meer vervreemdden van de Nederduitse tekst van Hermann Bote die omstreeks 1515 als volksboek in Straatsburg is uitgegeven. In Vlaanderen is Tijl uiteindelijk getransformeerd tot een sympathieke vrijheidsstrijder in de Tachtigjarige Oorlog. In de meeste Nederlandstalige jeugduitgaven is hij dat gebleven. Daarmee is het middeleeuws karakter van het boek min of meer verdampt.Ga naar eindnoot6 De oorspronkelijke Nederduitse tekst bevatte bijna honderd Schwänken, korte verhalen, over een schelm die in de buurt van Braunschweig geleefd zou (kunnen) hebben. Het gaat om een
Afb. 8 Illustratie van Klaas Verplancke in Henri van Daele, Reinaart de vos, de felle met de rode baard (Antwerpen 2006).
verzameling die overgeleverd en opgetekend is uit een periode van grofweg twee eeuwen voor de uitgave. De mentaliteit van de mensen en hun dagelijks leven komen daarin op een verrassende manier tot uitdrukking. Het is niet het perspectief van de hogere kringen dat daarin de sfeer bepaalt. Het nu eens volkse, dan weer boerse en soms criminele milieu waarin Tijl verkeert, kleurt de verhalen op een manier die sterk afwijkt van de relatieve deftigheid van de meeste jeugdboeken over de Middeleeuwen. Het valt te betreuren dat die inhoud de jongeren onthouden wordt. | |
BesluitHoe de Middeleeuwen in de jeugdliteratuur aan jongeren gepresenteerd worden is uiteraard afhankelijk van de invalshoek die de auteur gekozen heeft. De hierboven gehanteerde categorisering geeft voor een groot deel de houding van schrijvers weer. Die varieert van een behoefte aan een romantische achtergrond bij avonturen en ideeën tot het willen verschaffen van betrouwbare informatie over een periode uit de geschiedenis. Maar we kunnen ons niet onttrekken aan de gedachte dat in veel gevallen de historische periode, de historische personages en de historische constellatie geselecteerd is op grond van de mogelijkheid om er een eigentijds thema, een actuele problematiek aan te koppelen. Zelfs wanneer er sprake is van het samenstellen van biografieën of het navertellen van middeleeuwse verhalen, verraadt de keuze van het onderwerp en de wijze waarop het verhaal verteld wordt dat de schrijver de actualiteit in de geschiedenis wil vinden. |
|