Madoc. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 130]
| |
[Nummer 3]Sophie Oosterwijk
| |
Het bijbelverhaal en de middeleeuwse traditiesHet verhaal van de Bethlehemse Kindermoord is slechts een korte episode in het evangelie van Matteüs. De drie wijzen (of koningen) uit het oosten vertellen aan Herodes over de geboorte van een nieuwe koning van de Joden, maar keren vervolgens niet terug om hem te zeggen waar hij dit kind kan vinden. Daarom besluit hij actie te nemen (Matteüs 2:16): Toen Herodes begreep dat hij door de magiërs misleid was, werd hij verschrikkelijk kwaad, en afgaande op het tijdstip dat hij van de magiërs had gehoord, gaf hij opdracht om in Bethlehem en de wijde omgeving alle jongetjes van twee jaar en jonger om te brengen. Met deze wandaad werd Herodes het schoolvoorbeeld van een wrede tiran, wiens snode plan jammerlijk mislukt. Het is de vraag of de Kindermoord werkelijk heeft plaatsgevonden, want zulk despotisch gedrag en de ontsnapping van één kind was al een oud thema. Een eerdere parallel is het bevel van de Egyptische farao om alle pasgebo- | |
[pagina 131]
| |
Afb. 1 De Bethlehemse Kindermoord, detail van een rechter zijpaneel van een vijfdelig ivoren diptiek, begin vijfde eeuw, Berlijn, Museum für Spätantike und Byzantinische Kunst. Uit: 799. Kunst und Kultur der Karolingerzeit Karl der Große und Papst Leo III. in Paderborn (Paderborn 1999) deel 2, cat. X.4.
ren joodse jongetjes te verdrinken, waarbij Mozes wordt gered. In de middeleeuwse theologie werd dit verhaal in Exodus 1 dan ook als een van de oudtestamentische prefiguraties van de Kindermoord beschouwd en als zodanig afgebeeld in de Bible Moralisée en de Biblia Pauperum. Het korte relaas in Matteüs vereiste voor de middeleeuwers meer uitleg. Waarom liet Herodes bijvoorbeeld alle mannelijke kinderen van twee jaar en jonger doden, en niet alleen de pasgeboren jongetjes? Het probleem is dat alle kerkelijke feestdagen die betrekking hebben op de geboorte van Christus in een periode van zes weken vallen: de geboorte zelf op 25 december, het feest van de Onnozele Kinderen op 28 december, Driekoningen op 6 januari en tenslotte op 2 februari Maria Lichtmis, dat de rituele reiniging van Maria volgens Leviticus 12 gedenkt (Lucas 2:22-23). Uiteraard kon de Kindermoord niet voorafgaan aan het bezoek van de drie wijzen op 6 januari. Onder de verschillende middeleeuwse verklaringen is de uitleg in het apocriefe evangelie van pseudo-Matteüs dat de drie wijzen eerst de lange tocht naar het Heilige Land moesten maken, en daardoor niet al binnen twee weken na de geboorte van Christus in Bethlehem waren.Ga naar eindnoot1 Volgens weer een andere traditie moest Herodes eerst naar Rome reizen om zich bij de keizer tegen een aanklacht van zijn twee verbannen zoons te verdedigen, waardoor hij pas na zijn terugkeer het bevel tot de Kindermoord kon geven.Ga naar eindnoot2 De chronologische volgorde van de bijbelse gebeurtenissen was dus allesbehalve duidelijk. Dit was ook een probleem in de middeleeuwse liturgische en mysteriespelen, want kwam de Kindermoord nu voor of na Maria Lichtmis? De Kindermoord was een bij uitstek geschikt dramatisch thema en middeleeuwse mysteriespelen geven zowel de wreedheid van de soldaten als de emoties van de Bethlehemse moeders levendig weer.Ga naar eindnoot3 Omdat Matteüs niet vertelt hoe de Bethlehemse Kindermoord werd voltrokken, lieten ook kunstenaars hun fantasie de vrije loop. De kindertjes worden in vroege voorstellingen vaak bij hun voeten gegrepen en met hun hoofden tegen de grond geslagen (afb. 1). In latere afbeeldingen worden ze meestal onthoofd of in stukken gehakt met zwaarden, doorboord met speren, of zelfs gespiesd (afb. 2). Volgens weer een andere traditie, die wellicht is terug te voeren naar een vijf- | |
[pagina 132]
| |
Afb. 2 De Bethlehemse Kindermoord, miniatuur op een los blad uit een rond 1200 geïllumineerde bijbel, Duits of Boheems, voorheen in de Hirsch-collectie. Uit: G. Swarzenski en Rosy Schilling (red.), Die illuminierten Handschriften und Einzelminituren des Mittelalters und der Renaissance in Frankfurter Besitz (Frankfurt 1929) pl. XI.
Afb. 3 Soldaten van Herodes verdrinken de Bethlehemse kindertjes in een put, afbeelding op een Frankisch benen kistje van ca 1100. Uit: R. Marth (red.), Glanz der Ewigkeit. Meisterwerke aus Elfenbein der Staatlichen Museen zu Berlin (Braunschweig 1999) cat. 27, afb. 4.
de-eeuwse hymne van Prudentius (auteur van de Psychomachia), werden de kindertjes verdronken in een put, zoals in een bijzondere voorstelling op een Frankisch kistje van been uit ca 1100 (afb. 3).Ga naar eindnoot4 Soms worden de kinderen in wikkels afgebeeld, maar meestal zijn ze naakt, wat niet alleen hun onschuld en kwetsbaarheid benadrukt maar ook soms expliciet laat zien dat het jongetjes zijn. Overigens moeten de soldaten van Herodes hun handen vol gehad hebben aan deze moordpartij, want volgens middeleeuwse traditie werden er 144.000 Onnozele Kinder- | |
[pagina 133]
| |
Afb. 4 Veertiende-eeuwse reliekhouder met daarin het been van een van de Onnozele Kinderen, Katholische Pfarrgemeinde St. Johann-Baptist, Aachen-Burscheid. Uit: E.G. Grimme, Kirchschätze der ehemaligen Abteikirche St. Johann und der Pfarrkirche St. Michael in Aachen-Burtscheid (Aken 1996).
tjes gedood in Bethlehem. Overdrijving was de middeleeuwers niet vreemd, zoals ook blijkt uit de legende van St. Ursula en haar 11.000 metgezellinnen, maar nog groter was hun voorliefde voor symbolische nummers. Openbaring 7:3-4 noemt het getal 144.000 voor de dienaren van God die Gods zegel op hun voorhoofd dragen, en deze bijbeltekst zou bij middeleeuwers associaties hebben opgeroepen met de doop, waarbij kinderen met heilige olie een kruis op hun voorhoofd ontvangen.Ga naar eindnoot5 Dit aantal Onnozele Kinderen vinden we in veel middeleeuwse teksten, zoals het Franse Mystère de la Passion de Semur en het Middelengelse gedicht Cursor Mundi uit de veertiende eeuw, waarin het terecht een ‘mikel sum’ (groot aantal) wordt genoemd.Ga naar eindnoot6 Indien juist, zou het martelaarschap van zoveel onschuldige kinderen een extreem groot aantal heilige relieken opgeleverd hebben, maar dat vertelt ons niet hoe groot de verering werkelijk was. | |
Relieken, verering en bijgeloofHet lijkt er bij de verering van de Onnozele Kinderen op dat zelfs een middeleeuwse gelovige teveel van het goede kon hebben. Er zijn relatief weinig kerken aan hen gewijd en het aantal bekende relieken valt eerder in de tientallen dan in de duizenden. Zo moet een altaar in de basiliek van Sta. Maria Maggiore in Rome nog altijd de relieken van vijf Onnozele Kinderen bevatten, terwijl de katholieke kerkgemeente van Sint-Johannes-de-Doper in Aken-Burtscheid en het Schweizerisches Landesmuseum | |
[pagina 134]
| |
in Zürich ieder een middeleeuwse voetreliek bezitten (afb. 4).Ga naar eindnoot7 Ook zou de Franse koning Lodewijk XI (1423-1483) een compleet Onnozel Kind in een kristallen reliekhouder aan de kerk van Les Saints Innocents in Parijs geschonken hebben.Ga naar eindnoot8 Zulke relieken konden echter ook twijfels oproepen. Zo merkte Jacobus de Voragine in de Legenda Aurea op dat sommige relieken wel erg groot leken om toebehoord te hebben aan een tweejarige, maar dat de mensen in die tijd wellicht veel langer waren.Ga naar eindnoot9 Overigens had de verering van de Onnozele Kinderen door Lodewijk XI en zijn tijdgenoten naar moderne begrippen veel weg van bijgeloof. Al heel lang werd 28 december gezien als een ongeluksdag, maar in de vijftiende eeuw breidde dit bijgeloof zich uit tot het hele jaar: iedere weekdag die samenviel met de daaraan voorafgaande Onnozele-Kinderendag werd beschouwd als een kwade dag waarop men beter niet op reis kon gaan of een nieuwe taak ondernemen. Op 17 oktober 1476 moest René van Lotharingen een veldslag uitstellen, omdat zijn soldaten weigerden om op Onnozele-kinderendag te vechten.Ga naar eindnoot10 Vijftien jaar eerder had Edward IV in Engeland zijn geplande kroningsfestiviteiten op zondag 28 juni 1461 uitgesteld tot de volgende dag ‘for cause Childermesse day fal on the Sunday’ (omdat Onnozele-Kinderendag op zondag valt).Ga naar eindnoot11 De vraag is waarom deze christelijke feestdag zoveel negatieve gevoelens opriep. Weliswaar was de Kindermoord een gruwelijke gebeurtenis, maar het had toch 144.000 martelaren opgeleverd die in de hemel de gelovigen tot steun konden zijn. Rond 1426 schreef John Audelay nog speciaal het Middelengelse gedicht In die sanctorum Innocencium, waarin hij zijn lezers opriep tot verering van deze feestdag, omdat de Bethlehemse kinderen immers in Christus' plaats gestorven en in hun eigen bloed gedoopt waren.Ga naar eindnoot12 Hierin stipte Audelay evenwel het probleem aan waarmee Augustinus al eeuwen eerder geworsteld had, namelijk de vraag of de Onnozele Kinderen nu wel of niet als christenen beschouwd dienden te worden. | |
Het lot van kinderenMiddeleeuwse theologen onderscheidden drie types martelaar: martyres actu et voluntate (d.w.z. naar daad en wens, zoals Stefanus), martyres voluntate sine actu (naar wens maar zonder marteldood, zoals Johannes de Evangelist), en martyres actu sine voluntate (door ongewenste marteldood). De Onnozele Kinderen zouden behoren tot de laatste categorie, behalve dat ze ten tijde van hun dood niet christelijk maar joods waren. Audelays gedicht geeft aan welke oplossing theologen hiervoor hadden gevonden, en dit werd rond 1400 ook nog eens uitgelegd door de Engelse kanunnik John Mirk: Thus thes Innocentes wern slayn wythout blame. Thay were also folowed yn hor same, that ys to say, yn hor owne blod. Thay wer not folowet yn no font, but yn schedyn[g] of hor blod.Ga naar eindnoot13 [Zo werden de Onnozele Kinderen onschuldig gedood. Ze werden hiermee ook gedoopt, dat wil zeggen in hun eigen bloed. Ze werden niet gedoopt in een doopvont, maar door het vergieten van hun bloed.] Mirk benadrukt niet alleen het feit dat de Onnozele Kinderen wel degelijk een vorm van doop hadden ondergaan, maar ook hun onschuld. Theologen debatteerden namelijk al eeuwenlang over de vraag of kinderen nu wel of niet onschuldig waren, waarbij ook Psalm 51 een rol speelde. Augustinus was ervan overtuigd dat ieder mens bij zijn geboorte al belast was met de erfzonde en dat deze smet alleen via de doop kon worden weggewassen. Kinderen die | |
[pagina 135]
| |
Afb. 5 De Onnozele Kindertjes tussen de engelen in de hemel, gewelfschotel in het noordelijke dwarsschip van de kathedraal van Norwich, na 1509. Uit: M. Rose en J. Hedgecoe, Stories in Stone. The Medieval Roof Carvings of Norwich Cathedral (Londen 1997) 125.
ongedoopt stierven waren daarom voor eeuwig verdoemd, al hoopte Augustinus dat hun straf mild zou zijn.Ga naar eindnoot14 Zelfs baby's waren in zijn visie van nature verre van onschuldig, ook al kunnen ze nog niet bewust zondigen: hun gretigheid voor de moederborst zag hij als een veeg teken. In eerste instantie geloofde Augustinus wel degelijk dat de Onnozele Kinderen een uitzondering waren en dat God hen zou belonen voor hun martelaarschap. In 415 concludeerde hij echter met spijt in een brief aan Hiëronymus dat het lot van andere ongedoopte kinderen ook op hen van toepassing was. Zo verdwenen de Bethlehemse martelaartjes alsnog uit de hemel, althans volgens Augustinus. Veel middeleeuwers dachten daar anders over en dit vond zijn weerklank in zowel de literatuur en de mysteriespelen als in de kunst, zoals blijkt in een laatmiddeleeuwse gewelfschotel in de kathedraal van Norwich (afb. 5). Terwijl andere theologen probeerden te verklaren waarom de Onnozele Kinderen wel degelijk heilig waren in plaats van verdoemd, werd het lot van alle overige ongedoopte gestorven kinderen enigszins verbeterd door Thomas van Aquino (1224?-1274).Ga naar eindnoot15 De vraag was of God pasgeborenen en jonge kinderen, die immers nog niet daadwerkelijk konden zondigen, zonder doop echt voor eeuwig zou verdoemen. Uiteindelijk propageerde Thomas als compromis de oplossing van een limbus puerorum waar ongedoopt gestorven kinderen weliswaar voor altijd de zalige aanschouwing ontzegd zou worden, maar waar ze evenmin de fysieke en geestelijke kwellingen van de hel hoefden te ondergaan. Ook dit idee vond niet overal navolging: sommige theologen bleven vasthouden aan de veel somberder visie van Augustinus. Zelfs in de twintigste eeuw stond het limbus puerorum nog ter discussie op het Tweede Vaticaanse Concilie, al lijkt het idee nu toch te worden verworpen.Ga naar eindnoot16 | |
[pagina 136]
| |
Afb. 6 De dromer vindt zijn dochtertje terug als hemelse bruid van Christus, miniatuur in het Pearl-handschrift van ca 1400 (Londen, British Library, Cotton MS Nero A. X, fol. 42).
| |
Kindertjes in de hemel?Voor Thomas van Aquino was het limbus puerorum echter geen lot dat ongedoopte kindertjes onbegrijpend zouden ondergaan. Integendeel, net als alle zalige en verdoemde volwassenen zouden ook kinderen na hun dood met perfect natuurlijk verstand het hun toebedeelde lot begrijpen en aanvaarden. Dit idee hangt weer samen met een ander theologisch standpunt over welke ideale leeftijd de mensheid bij de wederopstanding zal aannemen. Hoewel sommige theologen kozen voor de leeftijd van honderd volgens de tekst in Jesaja 65:20, gaven de meesten de voorkeur aan het alternatief in Efeziërs 4:13: totdat wij allen samen door ons geloof en door onze kennis van de Zoon van God een eenheid vormen, de eenheid van de volmaakte mens, van de tot volle wasdom gekomen volheid van Christus. Deze tekst werd uitgelegd als een verwijzing naar de leeftijd van Christus, dus tussen de 30 en 33, die zowel voor volwassenen als voor kinderen zou gelden en zelfs voor het ongeboren kind, al lag perfectie voor vrouwen wellicht in de maagdelijke leeftijd van circa 15 jaar, wat volgens overlevering overeenkwam met de leeftijd van Maria ten tijde van de Annunciatie.Ga naar eindnoot17 Het ideaal van de perfecte hemelse leeftijd betekende dat kinderen in het hiernamaals eigenlijk niet meer als zodanig zouden bestaan: volgens theologen was er alleen plaats voor volwassenen met een perfect natuurlijk verstand. Dit idee treffen we aan in het Middelengelse gedicht Pearl, waarin een dromer zijn gestorven dochtertje van nog | |
[pagina 137]
| |
Afb. 7 Het Laatste Oordeel met de herrezen doden, Apocalyps, dertiende eeuw, Cambridge Trinity College MS R.16.2, fol. 24v (foto: Cambridge, Trinity College).
geen twee terugziet als bruid van Christus, compleet met hemelse wijsheid (afb. 6). Het frappante is dat hij haar nog steeds herkent: ‘I knew hyr wel, I hade sen hyr ere’ (ik kende haar goed: ik had haar eerder gezien).Ga naar eindnoot18 Dit werd ook door theologen benadrukt: hoewel iedereen in de hemel dezelfde leeftijd zal hebben, zullen ouders hun kinderen nog altijd herkennen en andersom. De woorden ‘in virum perfectum’ betekenden echter niet dat vrouwen in mannen zouden veranderen: volgens Augustinus zouden de verschillen tussen de beide geslachten en tussen de standen blijven bestaan. Zelfs hemelse perfectie is kennelijk niet helemaal volmaakt. Dit idee van de ideale hemelse leeftijd verklaart waarom we vrijwel nooit kinderen aantreffen in middeleeuwse afbeeldingen van de wederopstanding en het Laatste Oordeel. Ook wanneer er wel kleinere figuren te zien zijn, is het de vraag of het werkelijk om kinderen gaat. Zielen werden namelijk traditioneel weergegeven als een eidolon, dat wil zeggen een klein naakt menselijk figuurtje, zoals bijvoorbeeld in middeleeuwse afbeeldingen van de dood van Maria. In een miniatuur van het Laatste Oordeel in een Engels dertiende-eeuws Apocalyps-handschrift in Cambridge lijken er wel degelijk kinderen tussen de zaligen in de hemel en in de hellemond afgebeeld te zijn (afb. 7), maar schijn bedriegt. De miniatuur is een illustratie van de tekst in Openbaring 20:11-13, en in de Latijnse Vulgaattekst verwijzen de woorden ‘et vidi mortuos magnos et pusillos’ (in de moderne Nederlandse vertaling ‘Ik zag de doden, jong en oud’) niet naar volwassenen en kinderen, maar naar verschillen in stand tussen de doden onderling.Ga naar eindnoot19 Voor wie de opvattingen van Augustinus over de verdoeming van de Onnozele Kin- | |
[pagina 138]
| |
Afb. 8a Geëmailleerd reliekkistje van ca. 1210-20 met een voorstelling van de Kindermoord in de Kofler-Truniger Collectie, Luzern. Uit: H. Schnitzler, P. Bloch en C. Ratton, Email, Goldschmiede- und Metallarbeiten: Europäisches Mittelalter, Sammlung E. und M. Kofler-Truniger Luzern (Luzern/Stuttgart 1965) deel 2, E3, afb. 3 en 27.
dertjes verwierp, was er het alternatief dat ze als ‘in virum perfectum’ getransformeerde heiligen (dat wil zeggen volwassenen) de hemelse zaligheid zouden genieten. In 991 beschreef de monnik AElfric in Cerne Abbas (Dorset) in een preek over de Onnozele Kinderen hun hemelse beloning als volgt: hi waeron gehwaede. 7 ungewittige acwealde: ac hi arisað on þam gemaenelicum dome mid fullum waestme. 7 heofenlicere snoternysse; Ealle we cumað to anre ylde. on þam gemaenelicum aeriste: þeah ðe we nu on myslicere ylde of þyssere woruldeGa naar eindnoot20 [ze werden gedood terwijl ze nog klein en onwetend waren, maar ze zullen op de dag van het Laatste Oordeel volgroeid en met hemelse wijsheid verrijzen. Zo zullen we allemaal tijdens de wederopstanding één en dezelfde leeftijd hebben, hoewel we nu nog op verschillende leeftijden deze wereld verlaten.] AElfric besloot zijn preek met een beeld van hoe de prille martelaars in de hemel te herkennen zullen zijn, gebaseerd op Openbaring 7:9: de Onnozele Kinderen zullen Christus overal volgen en met hun martelaarspalmen voor de troon van God staan in witte kleden en ‘butan aelcere gewemmednysse’ (onschuldig zonder enige bezoedeling). Interessant in dit opzicht is een middeleeuws geëmailleerd reliekkistje van circa 1210-1220 in de Kofler-Truniger-collectie in Luzern (afb. 8a). De hoofdvoorstelling met de tronende koning en het bijna abstracte wikkelkind in de wieg werd in eerste instantie abusievelijk geïnterpreteerd als het Oordeel van Salomo, maar dat bijbelverhaal leverde geen relieken op. Het gaat hier dan ook om een Kindermoord waarbij Herodes op zijn troon toekijkt. Intrigerend is dat op de twee zijpanelen jonge baard- | |
[pagina 139]
| |
Afb. 8b Zijkanten van het geëmailleerd reliekkistje.
loze figuren in witte kleden zonder vleugels zijn afgebeeld (afb. 8b): waarschijnlijk zijn dit geen engelen, maar twee van de herrezen Onnozele Kinderen in de hemel zoals beschreven door AElfric. Het theologische idee van (bijna) gelijkheid voor iedereen in het hiernamaals ondervond in de loop van de Middeleeuwen echter verzet. Vanaf de dertiende eeuw hebben de zaligen en verdoemden meer individuele trekjes in voorstellingen van het Laatste Oordeel, ook al zijn kinderen nog niet te vinden. Thomas van Aquino's uitvinding van een limbus puerorum wijst er echter op dat men kinderen toch beschouwde als een speciaal geval. Voor sommigen vormden ook de Onnozele Kinderen een aparte categorie onder de heiligen. In de periode 1343-49 schreef Hermann von Fritzlar een serie heiligenlevens, waarin hij uit een eerdere verzameling Middelduitse preken de tekst De innocentibus overnam. In deze tekst, die waarschijnlijk al in de tweede helft van de twaalfde eeuw in een Middelduits dialect was vertaald, lijkt een heel ander beeld geschetst te worden van de Onnozele Kinderen in de hemel: ‘Si hânt aber nu den trôst des ewigen lîbes und sint des kindes spilgenôze worden dâ zu himele’ (nu hebben ze echter de troost van het eeuwige leven en zijn ze de speelkameraadjes van het [Christus]kind geworden daar in de hemel).Ga naar eindnoot21 Terwijl John Audelay in zijn gedicht de gekroonde Kinderen voor eeuwig het Lam Gods wilde laten volgen, lijkt Hermann von Fritzlars tekst eerder een grote hemelse speeltuin | |
[pagina 140]
| |
Afb. 9 Enguerrand Quarton (ook wel: Charonton), Kroning van de Heilige Maagd, 1453, Museum Pierre-de-Luxembourg, Villeneuve-lès-Avignon. Uit: C. Sterling, Enguerrand Quarton: le peintre de la Pieta d'Avignon (Parijs 1983).
voor peuters met het Christuskind als middelpunt te suggereren; een beeld dat Augustinus zeker niet zou hebben aangesproken. Op de vraag wanneer de hemel theologisch gezien voor het eerst werd opengesteld voor kinderen, kan een schilderij van Enguerrand Quarton wellicht antwoord geven. Op 23 april 1453 bestelde kanunnik Jean de Montagnac bij de kunstenaar een schilderij van de Kroning van de Heilige Maagd voor de kartuizer kloosterkerk in Villeneuve-lès-Avignon (afb. 9). Het contract is gelukkig bewaard gebleven en biedt een fascinerend inzicht in wat de opdrachtgever voor ogen had. Montagnac wilde per se cherubijnen en serafijnen in zijn schilderij, maar liet de invulling van hemel, vagevuur en hel grotendeels over aan de schilder: ‘Item, doit avoir en paradiz dessusdit de tous estas du monde à l'ordonnance dudit mestre Enguerand’ (Ook moeten zich in het bovengenoemde paradijs alle standen van de wereld bevinden volgens de beslissing van de genoemde meester Enguerrand) en ‘Item, en Purgatoire et en Enfert aura de tous estas, selon l'adviz dudit maistre Enguerand’ (Ook zullen het vagevuur en de hel alle standen bevatten volgens het besluit van de genoemde meester Enguerrand).Ga naar eindnoot22 Nergens in het contract worden kinderen genoemd, maar voor meester Enguerrand waren die kennelijk essentieel, want in de beide groepen heiligen aan weerskanten van de kroningsscène knielt vooraan een groot aantal naakte kinderen (afb. 10a). Dit zouden de Onnozele Kindertjes kunnen zijn, ontdaan | |
[pagina 141]
| |
Afb. 10 Details van (a) de kinderen in de hemel en (b) de ongedoopte kinderen in het limbus puerorum in Enguerrand Quartons Kroning van de Heilige Maagd (1453). Uit: C. Sterling (Parijs 1983) afb. 36-37.
| |
[pagina 142]
| |
van de witte kleden die AElfric ze eerder had toebedacht. Wellicht zijn het echter ‘gewone’ gedoopte kinderen, want de schilder voegde links onderaan een afzonderlijke grot toe: het limbus puerorum (afb. 10b). Hierin knielen de ongedoopte kinderen, die instinctief hun blinde ogen naar de hemelschare wenden. Uit het feit dat de schilder zonder specifieke instructies kinderen toevoegde en Montagnac dit schilderij boven een van de altaren in de kerk liet plaatsen, mogen we afleiden dat het idee van kinderen in de hemel inmiddels geaccepteerd was. Dit blijkt ook uit de gewelfschotel met de naakte Onnozele Kindertjes in de hemel, die dateert van na een brand in 1509 in het dwarsschip van de kathedraal van Norwich (afb. 5). | |
ConclusieHet verhaal van de Onnozele Kinderen van Bethlehem riep zowel voor auteurs en kunstenaars als voor theologen netelige problemen op. Vooral hun uiteindelijke bestemming na hun dood vormt een interessant vraagstuk dat tevens betrekking heeft op het lot van kinderen in het algemeen, gedoopt en ongedoopt. In discussies over de vraag of de Middeleeuwen nu wel of niet bekend waren met het fenomeen ‘kind’ wordt meestal voorbijgegaan aan het theologische idee van destijds dat kinderen in de hemel niet als zodanig bestonden. Zowel het schrikbeeld van eeuwige verdoeming van ongedoopte kinderen als het ideaal van de perfecte leeftijd voor iedereen in het hiernamaals zullen weinige gelovigen werkelijk hebben aangesproken. Naarmate het individu in de loop van de Middeleeuwen belangrijker werd, kon het niet uitblijven dat ook kinderen steeds meer op hun eigen waarde werden beoordeeld, al zou de invloed van Augustinus nog lang blijven gelden. De mogelijke afschaffing van het limbus puerorum door de katholieke kerk is slechts een recente stap in de lange geschiedenis en acceptatie van het kind. |
|