Madoc. Jaargang 2008
(2008)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |||||||||||||
[Nummer 2]Joost Jonkman, Peter Jonkman en Ludo Jongen
| |||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||
Afb. 1 Het toernooi te Corbie volgens Cornelius Aurelius (zie noot 15). Houtsnede samengesteld uit onderdelen die voor Olivier de la Marche's le chevalier délibéré (Schiedam 1498) waren gebruikt. (Den Haag, KB, 1084 A 6)
| |||||||||||||
Dramatis personaeFloris IV (24 juli 1210-19 juli 1234), graaf van Holland, was de zoon van Willem I en Aleid van Gelre. Hij aanvaardde het bewind over het graafschap op elfjarige leeftijd, zij het dat Boudewijn, graaf van Bentheim, optrad als voogd. Floris trouwde op zijn veertiende met de tien jaar oudere Machteld van Brabant (1200-1267). In 1234 nam hij deel aan de ‘kruistocht’ tegen de Stedingers (aan de Elbe), voordat hij naar het fatale toernooi in Corbie afreisde. Melis Stoke is nogal te spreken over Floris: Floris werd na de dood van zijn vader met veel eerbetoon graaf. Hij was moedig en vrijgevig en zocht toernooien op. Hoofsheid kon men hem aanzien. Daarom was hij zeer geliefd bij dames. Zijn eigen mensen en zijn boeren verbleven steeds in zijn nabijheid.Ga naar eindnoot3 Dat hij moedig en vrijgevig was, zijn wellicht clichés. Opvallend is wel dat Floris beschreven wordt als geliefd bij de vrouwen. Hij had zijn imago natuurlijk wel mee: jong, rijk, moedig en avontuurlijk.Ga naar eindnoot4 De ‘moord’ op Floris werd in de schoenen geschoven van Philippe Hurepel (1201-1234), graaf van Clermont-en-Beauvaisis, Boulogne, Aumale en Dammartin. Zijn bijnaam ‘Hurepel’ wijst waarschijnlijk op een minder aantrekkelijk gelaat.Ga naar eindnoot5 Hij was de | |||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||
Afb. 2 Hurepel te paard: raam 154 van de de kathedraal van Chartres.
zoon uit het tweede huwelijk van de Franse koning Filips II Augustus (1165-1223), en door zijn huwelijk kwam hij in bezit van het belangrijke Boulogne. Ten tijde van zijn overlijden was de macht in Frankrijk al overgegaan op zijn neef Lodewijk IX (1214-1270). Zowel door afkomst als door de grootte van zijn bezittingen was hij een machtig edelman. Zijn rijkdom blijkt onder andere hieruit dat hij drie gebrandschilderde ramen schonk aan de kathedraal van Chartres. Daarop staat hij uiteraard zelf afgebeeld (afb. 2).Ga naar eindnoot6 Tenslotte de femme fatale: Mathilde de Dammartin (1202-1259/1262) was na 1214 gravin van Dammartin, Boulogne en Aumale (afb. 3). In 1218 huwde zij Philippe Hurepel. Na diens dood hertrouwde zij in 1238 met Alphonso III van Portugal (1219-1279). | |||||||||||||
De ontwikkeling van het verhaalDe twee oudste onafhankelijke bronnen, Albert von Stade, in zijn kroniek lopend tot 1264, en Godefridus Monachus, vermelden slechts dat Floris omkwam tijdens een toernooi. Waar dit toernooi plaatsvond, is niet helemaal zeker. Von Stade zegt in Noyon; alle anderen in het vlak bij Amiens gelegen Corbie. De oudste handschriften (B en C) van de Rijmkroniek van Holland van Melis Stoke zijn kort en bondig: Grave Florens bleef in enen tornoy te Corbi. Dat was vernoy. Daer was ghevelt sine baniere, XIIc XXX. ende viere screef men doe die jaer Ons Heren, als ons die cronicken leren. [Graaf Floris bleef dood in een toernooi in Corbie. Dat was droevig. Daar werd zijn vlag gestreken. Men schreef toen 1234 AD, naar de kronieken ons vertellen.]Ga naar eindnoot7 | |||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||
Afb. 3 Mathilde, tekening in Montfaucon (zie noot 6) naar een raam in de kathedraal van Chartres. Foto uit exemplaar Den Haag, KB, 36 B 9.
Dit is merkwaardig onderkoeld voor een kroniek over het grafelijk huis van Holland door een klerk van Jan II en Willem III. In de later door Melis Stoke omgewerkte versie (handschrift A, gedateerd tussen 1325-1350) is een lange passage toegevoegd: Op dat moment was ook de gravin van Clermont naar het toernooi komen kijken. Daarvan zou Floris veel ellende ondervinden. [...] Onmiddellijk vroeg de gravin met klem aan haar echtgenoot om haar de graaf van Holland, die vrijgevige man, aan te wijzen die alle mensen van hoog tot laag lof toezwaaiden. De graaf van Clermont antwoordde: ‘Vrouwe, op mijn erewoord dat doe ik met plezier. Ziet u daar dat gouden banier met die rode leeuw? Dat is het wapenschild van de graaf die u zo goedgezind bent. Kijk maar goed naar die grote meneer. Ik weet zeker dat u hem hierna niet meer in levenden lijve zult zien. Ik ben verbitterd door dit gebeuren.’ [...] Zodra de graaf van Clermont hoorde dat de graaf van Holland het strijdperk betrad, spoorde hij zijn mannen en familie aan om een hinderlaag te leggen waaruit Floris niet zou kunnen ontsnappen. Op die manier werd hij op listige wijze gedood.Ga naar eindnoot8 Hier wordt gesuggereerd dat Floris werd vermoord. Er is echter geen enkele indicatie dat de gravin verliefd was op Floris. Ze vindt hem alleen een interessante ridder en dat is voor de graaf van Clermont reden genoeg om zich van zijn ‘rivaal’ te ontdoen zonder acht te slaan op het gastrecht. De gravin heeft daar slechts rouwe groot over, meer niet. De misdaad van Clermont wordt ogenblikkelijk gewroken door de graaf van Kleef en zijn makkers die Clermont op zijn beurt doodslaan.Ga naar eindnoot9 Daarmee is voor Melis Stoke de kous af: het gepekelde lichaam van Floris kon naar Rijnsburg vervoerd worden. Ook een andere bron geeft aan dat er mogelijk sprake was van foul play. Willem Pro- | |||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||
curator (1295-1335) vermeldt dat Floris naar Corbie vertrok voor een toernooi waar zijn dapperheid afgunstige gevoelens opriep: ‘Deze graaf werd dus omringd door een troep ridders van Clermont, van zijn paard geworpen, door de hoeven vertrapt, en zo is een edel man, zonder nog bij kennis gekomen te zijn, op het toernooiveld omgekomen’.Ga naar eindnoot10 Jan Beke beschouwt Floris in zijn tot 1346 lopende kroniek als een routinier in het toernooi.Ga naar eindnoot11 ‘Maar de graaf van Holland, die dit spel graag speelde, deed veel meer dan de andere ridders om ijdele roem te verwerven.’ Beke noemt hem een onvervaert prinse (moedig vorst) die ‘aanwezig was op vele toernooien in menig landstreek. Daarmee verwierf hij grote lof.’ De gravin heeft dan ook van zijn grote vromicheit (dapperheid) gehoord en stelt haar man voor een toernooi te organiseren omdat ze vermoedt dat Floris de verleiding niet kan weerstaan te komen. Tijdens het toernooi zegt de graaf van Clermont tegen zijn vrouw: ‘Kijk naar je minnaar[...] die je met hevige begeerte in levenden lijve wenste te zien, maar - bij de levende God - vanavond zul je zijn lijk kunnen aanschouwen’. Met andere woorden, de graaf houdt rekening met een buitenechtelijke verliefdheid. Het is opvallend dat Beke, die toch voornamelijk een kroniek over bisschoppen schreef, als eerste de listigheid van de gravin en het amoureuze aspect opvoert. Ook noemt hij, wellicht om het overspel van Mathilde te ‘verzachten’, de graaf ‘oud’, terwijl die in werkelijkheid slechts één jaar ouder was dan zijn echtgenote. Volgens Beke doet de gravin, nadat Floris door haar man vermoord is en de graaf van Kleef op zijn beurt haar man gedood heeft, een poging tot zelfmoord: ze wil van de toren springen. Kennelijk lukte dit niet, maar zij overleed kort daarna aan ene suucte die men niet ghenesen kan (een ziekte die men niet genezen kan) namelijk amorreos (amor hereos, liefdesmelancholie).Ga naar eindnoot12 Binnen honderd jaar zijn de eenvoudige vermeldingen van Albert von Stade en Godefridus Monachus uitgegroeid tot een drama van list, liefde en wraak. Philip van Leyden gebruikt in zijn De cura republicae et sorte principantis (1355) het verhaal van Melis Stoke zelfs als waarschuwend voorbeeld voor machthebbers.Ga naar eindnoot13 Dirk Potter doet er in zijn Der minnen loep (1411-1412) nog een schepje bovenop. In het tweede boek van zijn cursus in de liefde behandelt Potter de goede liefde. Hij lardeert zijn liefdestheorie met smeuïge verhalen. Een daarvan is het verhaal van de moord op Floris IV.Ga naar eindnoot14 De gravin heeft zo ‘haar zinnen gezet op die dappere man’ dat zij ‘pijn in haar hart kreeg’, wat zij netjes voor zich hield. Dat verzwijgen moet wel met een korreltje zout genomen worden want zij schrijft hem een briefje over ‘de druk die op haar hart lag’. Floris heeft kennelijk weet van de hoofse normen want hij ‘begon een zuivere minnereden en antwoordde haar schriftelijk op vriendelijke wijze dat hij graag zou doen wat zij wenste’. Met andere woorden: hij zou naar het toernooi komen. Daar doet hij goed zijn best en de gravin reageert enthousiast als zij hem hoort prijzen ‘die haar vreugde deed toenemen’. Haar verspreking tegen haar echtgenoot wordt fors aangezet, omdat ze zich laat ontvallen dat Floris wel ‘zo ridderlijk deelnam aan het toernooi, dat haar hart het bijna begaf’. Dat was dus niet erg handig van haar. Potter werkt de list van de gravin verder uit: hij vlecht een briefwisseling in zijn verhaal en laat ons weten dat de gravin echt verliefd is geworden. Freudiaans zou men kunnen veronderstellen dat zij de impasse waarin ze is geraakt (namelijk een onmogelijke liefde), doorbreekt door zich ongewoon fors te ‘verspreken’ en daarmee haar beminde te vermoorden. Evenals bij Beke overleeft de gravin het ook bij Potter niet; zoals het hoort in een treurspel zijn alle dramatis personae aan het eind dood. Dat Mathilde in werkelijkheid snel hertrouwde toen zij weduwe was geworden lijken Beke en Potter niet (meer) te weten. | |||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||
Afb. 4 Floris IV volgens Ludolph Smids (zie noot 16) in de heruitgave van 1742. Mathilde en Floris zijn tweemaal afgebeeld.
Het oude Goutsche Chronycxken, de ‘klerk uit de laage landen by der zee’, Cornelius Aurelius en Wouter van Gouthoeven bieden weinig nieuws: ze nemen Beke vrijwel klakkeloos over.Ga naar eindnoot15 Ludolph Smids daarentegen luidt met zijn Schatkamer der Nederlandsse Oudheden (1711) een nieuwe tijd in (afb. 4).Ga naar eindnoot16 Zoals al zijn hoofdstukken over de graven van Holland begint hij dat over Floris met een gedichtje waarin wij herinnerd worden aan het neerslaan van de Stedingers en de valse daad van Clermont. Een zinloos lijkend onderdeel van zijn lemma over Floris maar het heeft wel een functie: het nodigt de lezer uit om door te lezen. Nieuw is ook dat hij exacte verwijzingen geeft naar de oude bronnen. Smids vertelt dat de bronnen niet eenduidig zijn over de plaats van de wandaad, Corbie of Noyon, maar, gaat hij verder, beide ten minsten in Pikardyen. Een kleine opsiering kan ook hij niet laten. Hij schrijft dat de gravin een jong en schoon vrouwmens was. Nu had Potter ook al geschreven dat zij van vormen schoon was, maar Smids voegt er om het nog wat smakelijker te maken aan toe dat ze jong was. In werkelijkheid was Mathilde al eerder weduwe geweest. Met haar 32 jaar was zij voor middeleeuwse begrippen niet pril te noemen. Haar man noemt hij een grijsaard van hooge jaren, terwijl Hurepel dus slechts één jaar ouder was dan zijn vrouw. Willem Bilderdijk geeft in zijn ballade (1803) een prachtig voorbeeld hoe na de Verlichting de Romantiek losbarst. Het kan niet op! Mathilde, die hier Blanka heet, is niet mooi meer maar overschoon, heeft een zwoegende volle boezem, is gekleed in een hemelsblauw gewaad (kennelijk met een fors decolleté, zoals uit een latere strofe blijkt) en is behangen met juwelen. Maar, zoals het een ballade betaamt, moet het verhaal niet te | |||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||
lang worden, dus werpt Clermont zich niet met zijn mannen in het strijdgewoel, maar doodt hij Floris eenvoudig door een speer van de tribune naar beneden te werpen. Ook de brave Kleef aarzelt niet maar wringt den laffen Moorder, dat staal in 't ingewand. Blanka maakt het verhaal eenvoudig af door prompt dood neer te vallen zodra ze de twee lijken ziet:
Daar ziet de ontroerde Blanka,
Op beide lijken af!
Haar knieën knikken samen;
Haar bloed en adem stalt;
Zy gilt en liet het leven;
En 't zwart toneeldoek valt.Ga naar eindnoot17
De verhalenreeks over Floris IV is een prachtige illustratie van hoe een verhaal vanaf de Middeleeuwen steeds weer opnieuw wordt verfraaid. Aanvankelijk zien wij conform het tijdsbestek grote nadruk op de ridderlijkheid en later op de hoofse aspecten. Hiermee begint ook de geleidelijke verschuiving van de dramatis personae. Is aanvankelijk Floris zonder meer de hoofdpersoon, langzamerhand wordt Mathilde belangrijker om tenslotte bij Bilderdijk het verhaal geheel te domineren. Tevens zien we op het nuchtere verhaal van Melis Stoke aanvullingen komen om het verhaal wat smakelijker te maken. Het verst gaat Potter die Mathilde een rol toebedeelt die, naar hedendaagse normen, niet geheel sympathiek meer is. | |||||||||||||
De tegenpartijDe dood van Floris wordt ook vermeld door Philippe Mouskes (ca 1215-1283) in het enige werk dat van hem bekend is, de Chronique rimée, die loopt tot circa 1242.Ga naar eindnoot18 In tegenstelling tot de Middelnederlandse schrijvers hebben wij te maken met een (bijna) contemporaine schrijver. Het belang van deze bron werd al ingezien door De Wind.Ga naar eindnoot19 Mouskes begint zijn verhaal over Floris met de gebruikelijke loftuitingen en vertelt dat Floris heel goed presteert op het toernooi. Dit wekt de jaloezie op van enkele met name genoemde edelen (maar dus niet van Philippe de Clermont, alias Hurepel). 's Avonds overvallen zij hem voor zijn herberg en slaan ze hem dood: Zodra het gevolg van de graaf was teruggekeerd naar hun logies waartoe ze verplicht waren, en de graaf, die zeer vermoeid was, achter hen aan kwam, overvielen ze hem plotseling bij een bosje en sloegen hem zo hard ze konden. Ieder sloeg op zijn harnas, maar Floris wachtte niet langer. Hij nam zijn helm en sloot het vizier en riep hen te hulp die daar verborgen waren. Hij stormde op hen af en hakte op hen in om zichzelf en zijn mensen te beschermen. Maar teveel mensen vielen hem aan. Zij bezorgden hem veel ellende. Ze rukten zijn harnas af en namen zijn makkers gevangen; ze sloegen hem zo hard op zijn helm dat hij bewusteloos raakte. In deze tekst wordt een heel andere dader opgevoerd, niet Philippe, maar ene Simon de Clermont.Ga naar eindnoot20 Bovendien zou volgens Mouskes Philippe de Clermont (Hurepel) al overleden zijn voor het toernooi in Corbie. Philippe zou gestorven zijn terwijl hij zijn neef Lodewijk IX bezocht: Maar al spoedig liep hij een ziekte op. Daardoor zwol hij helemaal op zodat men zei dat hij vergiftigd was. Hij stierf en iedereen beklaagde hem. | |||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||
Afb. 5 De cruciale invoeging in handschrift A van de Rijmkroniek (Den Haag, KB, 128 E 3, fol. 23r). Foto auteurs.
Dat zou dus betekenen dat Hurepel het ultieme alibi had en nooit Floris gedood zou kunnen hebben.Ga naar eindnoot21 Maar ook in het Franse taalgebied is deze mening niet door iedereen overgenomen. Zo vermeldt Montfaucon in zijn Monarchie dat Philippe de Bolone (Philippe de Boulogne, oftewel Hurepel) in 1200 geboren werd en in 1233 stierf op een toernooi te Corbie.Ga naar eindnoot22 | |||||||||||||
ConclusieHet verhaal ontwikkelde zich door de eeuwen heen. Vatten wij kort de hoofdpunten van het relaas samen, dan zien wij, afgezien van Mouskes, de volgende ontwikkeling (waarbij wij de kroniekschrijvers die klakkeloos hun voorgangers overnamen buiten beschouwing laten):
| |||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||
Op zichzelf was sneuvelen tijdens een toernooi niet ongewoon, ook Floris' broer Willem (ca 1238) en zijn zoon Florens (ca 1258) stierven tijdens een toernooi. Op het toernooi te Nuys, waar Willem verongelukte, stierven niet minder dan 42 ridders. Paus Alexander III decreteerde in 1179, in navolging van Eugenius III, Innocentius II en Bernard van Clervaux, dat de bij een toernooi omgekomenen niet meer kerkelijk begraven mochten worden: men kon beter tegen de heidenen vechten dan tegen elkaar.Ga naar eindnoot24 Een toernooi was niet altijd een keurig gevecht van één ridder tegen een andere ridder, het had vooral in de vroegere periode soms meer de aard van een mêlee. De Graaf vermeldt hierover: ‘een toernooi in 1273 verschilde, aldus de ooggetuigen, vanwege de vele doden en gewonden, in niets van een veldslag - alleen was het motief vrediger’. Ook uit het verhaal van Beke blijkt duidelijk dat er groepen ridders tegen elkaar vochten. Het was wel verdrietig dat een zo veelbelovende graaf op zo jonge leeftijd stierf. Wat Albert von Stade, Godefridus Monachus, Willem Procurator en Melis Stoke in handschrift B en C betreft is er dus eigenlijk niets bijzonders aan de hand: het is all in the game voor een actieve jonge edelman anno 1230. Maar dan verandert het verhaal, jaloezie, liefde, lust, wraak en sterven aan liefdesverdriet maken hun entree. Het kantelpunt in de ontwikkeling van het verhaal ligt tussen ‘Melis Stoke B & C’ en ‘Melis Stoke A’.Ga naar eindnoot25 Vanaf dat punt wordt het verhaal steeds verder opgesierd. Het lijkt dus mogelijk dat er op het toernooi niets ongebruikelijks is gebeurd, zij het dat er misschien niet comme il faut gevochten werd. Wat was dan de reden voor Melis Stoke om in zijn versie van de Hollandse kroniek een heel ander verhaal op te nemen (afb. 5)? Opvallend is dat dit de langste invoeging was die Stoke maakte toen hij zijn herziene versie schreef.Ga naar eindnoot26 De vraag is of Stoke niet een hint van hoger hand gekregen heeft om zijn verhaal mooier te maken. Sneuvelen op een toernooi was toch niet bepaald ter meerdere eer en glorie van een held en bovendien in strijd met het kerkelijk verbod. Maar als dat sneuvelen verklaard kon worden door liefde en verraad dan werd het toch wat acceptabeler. Men zou kunnen denken aan invloed van - of eerbewijs aan - Willem III (de Goede). Wat opvalt is namelijk dat in de vroege handschriften B en C ook de opdracht aan Willem III ontbreekt terwijl die in Handschrift A wel voorkomt. Men zou de invoeging van de details van de dood van Floris dan kunnen zien als een onderdeel van de verfraaiing waarvan ook de opdracht deel uitmaakt. Mouskes maakt de dood van Floris nog onverteerbaarder voor de latere graven van Holland. Als het juist mocht zijn dat Floris niet in een ‘eervol’ toernooi omkwam maar gewoon buiten zijn herberg werd doodgeslagen, is er nog meer reden voor Stoke en zijn navolgers om het verhaal mooier te maken door liefde, list en schending van het gastrecht in het verhaal te vlechten. Een bijkomende reden om het geen ‘gewone’ toernooidood te laten zijn was misschien dat inmiddels de Decretales Gregorii in 1234 gepubliceerd waren, waarin het toernooiverbod nog eens benadrukt werd. Op grond hiervan had Floris geen kerkelijke begrafenis mogen hebben (als hij vermoord was, werd het natuurlijk een andere zaak).Ga naar eindnoot27 Het verhaal van Mouskes heeft een zekere auctoritas omdat Mouskes de drie daders bij naam noemt en het historisch te traceren personen zijn. Anderzijds had ook Mouskes reden om de waarheid geweld aan te doen. Doornik was een belangrijke stad | |||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||
geworden, zo belangrijk de stad het sinds 1187 niet meer onder de graaf van Vlaanderen viel maar rechtstreeks onder de Franse kroon, in 1242 dus onder Lodewijk IX, die ongetwijfeld een grote inspraak had in de latere benoeming van Mouskes tot kanunnik en later tot bisschop aldaar. Dat was zeker reden om de waarheid aan te passen. Immers, Hurepel was een halfbroer (maar wel geëcht) van Lodewijk VIII en dus de oom van Lodewijk IX. Als Hurepel, die Clermont in leen gekregen had (maar ook door zijn vrouw Boulogne en andere gebieden bezat) en die een zeer belangrijk man in het Franse rijk was, een infame daad begaan had door op een toernooi een hoge edelman te vermoorden (en daarmee het gastrecht te schenden), was er alle reden voor Mouskes om, terwille van zijn relatie met de Kroon en dus voor zijn eigen carrière, de geschiedenis te herschrijven. Helaas is ook dat geen bevredigende oplossing want Mouskes meldt ook dat de graaf van Clermont al dood was ten tijde van het toernooi, hoewel, zoals reeds genoemd, sommige latere Franse bronnen aangeven dat Hurepel stierf op het toernooi in gevecht met graaf Floris in de zomer van 1234.Ga naar eindnoot28 Visscher draagt nog een andere oplossing aan. In 1218 overleed Thibaut VI, graaf van Clermont, kinderloos. Visscher vermoedt dat na diens overlijden een afstammeling van het oude gravenhuis als heer fungeerde. Simon van Clermont zou wellicht een broer van Thibaut VI geweest zijn.Ga naar eindnoot29 Dit zou verklaren dat verscheidene schrijvers vermelden dat de graaf ‘oud’ was. Maar Beke spreekt duidelijk over horen man en in de Stammtafeln van Schwennicke wordt vermeld dat deze Thibault alleen een zuster had en geen broers. Als er geen andere contemporaine bron gevonden wordt, lijkt het meest waarschijnlijk dat Floris het onderspit dolf in een mêlee of voor zijn herberg werd doodgeslagen door Simon de Clermont en zijn mannen. Onder druk van het toernooiverbod en ter meerdere eer en glorie van het grafelijk huis werd het verhaal in Holland aangepast. Een jonkvrouw die het lonken niet kon laten is minder waarschijnlijk en dat is toch eigenlijk wel vernoy! | |||||||||||||
NaschriftNadat het bovenstaande voor publicatie geaccepteerd was, werden wij door het werk van W. van Anrooij bekend met manuscript B 8 9240 uit de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen. Op fol. 171v-173r van dit handschrift wordt de dood van Floris beschreven waarbij de auteur grotendeels de honderd jaar oudere tekst van Beke gebruikt. |
|