Madoc. Jaargang 2005
(2005)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 204]
| |
Arend Quak
| |
RunenstenenIn totaal zijn er in Scandinavië zo'n 5.000 runenstenen bewaard en elk jaar komen er nieuwe vondsten bij. Met name Zweden is rijk aan runenstenen: bij bijna elke middeleeuwse kerk staan er wel een paar. Het grootste deel van de stenen stamt uit de elfde eeuw. Ze hebben meestal een geijkt karakter en bevatten vaste formules in de trant van: X zette deze steen voor Y, zijn vader/moeder/broer enz.Ga naar eindnoot1 Dat soort teksten zijn leuk voor naamkundigen, maar het wordt pas echt interessant als er toevoegingen bij staan. Vaak volgt na de inleidingsformule nog verdere informatie. Daarbij vindt men vermeldingen van tochten naar het oosten, meestal naar Rusland (Gardaríki in het Oudnoords). Zo'n 113 runenstenen in Zweden maken melding van zulke tochten, terwijl er slechts vijf in Denemarken zijn gevonden en twee in Noorwegen. De Noren en Denen gingen blijkbaar liever naar het gemakkelijker te bereiken westen, naar Engeland en Ierland. Maar veel Zweedse durfals gingen zelfs nog verder dan Rusland. In een inscriptie in Ed in de Zweedse provincie Uppland deelt een zekere Ragnvald mee, dat hij de steen heeft laten oprichten voor zijn moeder Fastvi. Over zichzelf vertelt hij verder dat hij ‘in Griekenland aanvoerder van de lid was’.Ga naar eindnoot2 Met het Oudnoordse woord lid ‘gevolg, garde’ is waarschijnlijk de lijfwacht van de Byzantijnse keizers bedoeld. Deze lijfwacht bestond in de elfde eeuw vooral uit Scandinaviërs, die in de kronieken bekend stonden als Vaeringar (in het Grieks Varaggoi). Deze elite-eenheid genoot groot aanzien, zowel in Griekenland als in Scandinavië, waar hun economische belangen werden beschermd. De oudst overgeleverde wet in de volkstaal in Zweden, de zogenaamde äldre Västgötalagen uit de tweede helft van de dertiende eeuw verbiedt een erfenis te verdelen zolang een van de erfgenamen zich nog in Griekenland bevindt.Ga naar eindnoot3 | |
[pagina 205]
| |
Reisroutes naar ByzantiumZelfs de wegen naar Byzantium zijn in runeninscripties beschreven. De gebruikelijkste route begon bij de Finse Golf en leidde de Neva op naar Staraja Ladoga, dat in Oudnoordse bronnen Aldeigjuborg wordt genoemd. De aanwezigheid van Scandinaviërs daar blijkt uit runeninscripties uit de negende en tiende eeuw die daar in 1950 werden gevonden.Ga naar eindnoot4 Een andere route liep waarschijnlijk via de Baltische staten, waar in Daugmale bij Riga een fragment van een runensteen is gevonden. Vanuit Staraja Ladoga voer men dan naar Novgorod en via de Russische rivieren ging het verder naar het zuiden. De Dnjepr was blijkbaar de meest gebruikelijke route. Dat wordt vermeld in een Griekse bron en bevestigd door een runeninscriptie die op het eiland Berezanj aan de monding van de Dnjepr is ontdekt.Ga naar eindnoot5 Daar deelt een zekere Grani mee dat hij de steen heeft gemaakt ter nagedachtenis aan Karl, félaga sinn, ‘zijn compagnon’ (of: ‘kameraad’). De tochten naar Griekenland waren natuurlijk niet zonder gevaar. In de meeste gevallen verhalen de runenstenen dan ook over mannen die ‘in het oosten’ of ‘bij de Grieken’ zijn gevallen. Ook de runensteen van Sjonhem op het eiland Gotland (G 134) bericht van zo'n verkeerd gelopen tocht. Het echtpaar Rodvisl en Rodaelf liet een steen oprichten ter nagedachtenis aan Rodfos. ‘Hem bedrogen de Walachen op zijn tocht. God helpe de ziel van Rodfos. God moge hen bedriegen, die hem [=Rodfos] bedrogen’. Met Walachen zijn de bewoners van het zuiden van Roemenië bedoeld. Vermoedelijk was Rodfos op weg naar Byzantium of mogelijk zelfs in dienst van de Byzantijnen, toen hij in Roemenië sneuvelde. Voor zijn ouders op Gotland was het blijkbaar onmogelijk om zelf zijn dood te wreken; daarom wendden zij zich maar tot God. | |
De lijfwachtHet doel van veel Scandinaviërs was dienst nemen in de lijfwacht van de Byzantijnse keizers. Waarschijnlijk werd deze garde van Vaeringar opgericht onder keizer Basileos II, die van 976 tot 1025 regeerde. Basileos werd in de jaren '80 van de tiende eeuw geconfronteerd met opstanden die hij neersloeg met behulp van troepen die door de Byzantijnse kroniekschrijver Psellos ‘Tauro-Scythen’ worden genoemd. Psellos vertelt verder dat deze groep in 988 met andere buitenlandse huursoldaten werd verenigd tot een speciale eenheid, omdat de Byzantijnse troepen niet geheel betrouwbaar waren gebleken. ‘Tauro-Scythen’ noemt Psellos de zogenaamde Rus en dat waren van origine Scandinaviërs, al is het mogelijk dat er later in de elfde eeuw ook Slavische Russen mee zijn bedoeld. De naam Rus - waarvan de naam van het huidige Rusland is afgeleid - houdt vermoedelijk verband met de naam Roslagen; zo heet de streek ten noordoosten van Stockholm. Te vergelijken is bijvoorbeeld ook de Finse naam voor Zweden: Ruotsi. Volgens de middeleeuwse Russische Nestorkroniek waren er Scandinaviërs betrokken bij de stichting van de eerste Russische staat. Zij werden, zo de kroniek, geroepen, omdat de eigenlijke inwoners van het gebied geen hecht staatsbestel konden vormen. De Rus stonden daarbij onder leiding van een zekere Rjurik (Oudnoords Hrørekr). Namen die wij tegenwoordig als Russisch kennen, zoals Olga, Oleg, Igor, zijn dan ook in werkelijkheid van Scandinavische herkomst: Helga, Helgi, Ingvar. Bekend is verder dat zich onder een Byzantijns gezantschap naar de Frankische keizer Lodewijk de Vrome in de negende eeuw ook enkele Rhos bevonden.Ga naar eindnoot6 De Franken ontdekten dat deze lieden identiek waren met de door hen zo gevreesde Noormannen - de tekst spreekt over Sueones ‘Zweden’ - en besloten prompt hen wegens spionage op te pakken.Ga naar eindnoot7 Ook in Arabische | |
[pagina 206]
| |
bronnen wordt over de ar-R(h)os gesproken en ook daar blijkt dat het zeker in de tiende eeuw om Scandinaviërs gaat. De leden van de keizerlijke lijfwacht in Byzantium werden bij veel gevaarlijke ondernemingen ingeschakeld omdat ze beroemd waren vanwege hun moed, durf en trouw. Men neemt aan, dat deze eigenschappen mede verband houden met de ethiek van de Vikingen. In hun ogen diende men de heer aan wie men een eed van trouw had gezworen ook werkelijk trouw te blijven tot in de dood. Dat beeld van de Scandinavische maatschappij is door de eeuwen heen tot ons gekomen via de fascinerende verhalen van de IJslandse saga's en de poëzie in de Edda. Het verklaart in elk geval de unieke positie van de Scandinaviërs in de toenmalige supermacht Byzantium. Maar de Vaeringar werden voor hun trouw ook vorstelijk beloond. Volgens de Byzantijnse geschiedschrijver Skylitzes werd in 1016 na een veldtocht de buit in drie delen verdeeld: één deel voor de keizer, één deel voor de Rus en één deel voor de rest van het leger. Ook Scandinavische bronnen maken melding van de grote rijkdommen die konden worden verworven in Griekenland. Zo wordt op de runensteen van Ulunda, over de dode gezegd: ‘Hij voer dapper, verwierf rijkdom ver weg in Griekenland voor zijn erfgenaam’.Ga naar eindnoot8 Blijkbaar is de steen opgericht door de dankbare - en nu welgestelde! - nakomelingen. Op twee stenen wordt zelfs de stafrijmende formule ‘(die) bij de Grieken / het goud verdeelde’ gebruikt.Ga naar eindnoot9 Miklagard, de ‘Grote Stad’, vormde dus voor de Zweden een belangrijk reisdoel. De Vaeringar waren vermoedelijk gehuisvest in het Blachernai-paleis (in het Oudnoords Laktjarnir). Ook heden ten dage loopt de Istanbul-reiziger die de stadsmuren volgt in noordelijke richting naar de Gouden Hoorn nog langs de machtige vierkante torens en hooggemetselde muren die van de macht en pracht van het toenmalige paleis getuigen. In de tiende en elfde eeuw was dit het geliefkoosde verblijf van de Byzantijnse keizers, die natuurlijk hun lijfwacht dicht bij zich wilden hebben. Maar al in de negende eeuw waren er, zoals uit de notitie in de Annales Bertiniani blijkt, Scandinaviërs in Byzantium. Vermoedelijk probeerden de keizers toen uit Rusland krijgers te werven voor de strijd tegen de Arabieren, met name in Syrië en op Sicilië. Dat was ook het doel van het gezantschap naar Lodewijk de Vrome: hulp zoeken in de strijd tegen de Mohammedanen. Overigens kwamen de Rus aanvankelijk niet altijd met vreedzame bedoelingen naar Byzantium. Nog in 906 probeerde de aanvoerder Oleg met een vloot Byzantium te veroveren, maar hij werd teruggeslagen. Uit deze slag lijken beide zijden lering te hebben getrokken. De Byzantijnen deden wat ze al eeuwen deden, nadat de zoveelste aanval van gretige en doldrieste barbaren hadden afgeslagen: ze namen hen in hun leger op. Volgens de Nestor-kroniek werd bij de vrede in 911 afgesproken, dat er Rus als huursoldaten naar Byzantium zouden komen. Onder de namen die onder het vredesaccoord staan, vindt men onder andere typisch Scandinavische namen als Karl, Ingjald, Farúlf, Vermund, Rolleif, Roald! Volgens verschillende bronnen zouden er omstreeks 988 niet minder dan 6.000 Vaeringar - waarschijnlijk zowel Scandinaviërs als Slavische Russen - in Byzantijnse dienst zijn geweest. Men maakte bij de Vaeringar verschil tussen de eigenlijke lijfwacht, hoi en te polei Varangoi (‘de Vaeringar in de stad’), en hoi exo tes poliós Varangoi (‘de Vaeringar buiten de stad’). Deze laatste groep werd als elite-eenheid ingezet op veldtochten, ook die waaraan de keizer zelf niet deelnam. Als de keizer zelf meetrok, had hij natuurlijk zijn persoonlijke lijfwacht bij zich. Uit Byzantijnse bronnen blijkt dat de Vaeringar deelnamen aan veldtochten naar Antiochië en Syrië (999) en in Armenië (1000). Zij speelden | |
[pagina 207]
| |
Afb. 1 Vikingkrijgers op runensteen uit Lindisfarne, Northumberland. Uit: J. Graham-Campbell and D. Kidd, The Vikings (Londen 1980) 13.
waarschijnlijk ook een grote rol bij de zege op de Bulgaren in 1014, waaraan Basileos II zijn bijnaam Bulgaroktonos (‘Bulgarendoder’) dankt, en die een eind maakte aan vierhonderd jaar strijd tegen deze lastige noorderburen. Ook onder de opvolgers van Basileos in de elfde eeuw bleven Scandinaviërs als huurlingen actief. Dat kan men afleiden uit het feit dat er in Griekse bronnen regelmatig over de Varaggoi gesproken wordt. Nog Anna Komnena in de twaalfde eeuw vermeldt als bijzonderheid dat deze eenheid ook bekend stond als de ‘bijldragers’.Ga naar eindnoot10 Dat gaat terug op het feit dat de Scandinaviërs bij voorkeur een øx (‘bijl’) droegen, een geliefkoosd wapen, zoals ook uit de Oudnoordse saga's blijkt. Op afbeeldingen van Vikingen in Engeland uit de negende eeuw zien we ook mannen die met bijlen zwaaien (zie afb. 1). | |
Harald HardrádiEén Scandinaviër in Byzantijnse dienst is vooral beroemd: koning Harald Hardrádi van Noorwegen (1046-1066), de man die in 1066 in Engeland sneuvelde bij Stamford Bridge tegen Harald Godwinsson, maar er wel toe bijdroeg dat de Engelse troepen de slag bij Hastings tegen Willem de Veroveraar verloren. Deze Harald bracht enkele mogelijk tien - jaren van zijn leven in Byzantium door. Na de nederlaag van zijn oudere broer Olaf de Heilige bij Stiklastad in Noorwegen in 1030 vluchtte hij eerst naar Zweden en later naar vorst Jaroslav van Novgorod. Tussen de Russische grootvorsten en de Zweedse koningsfamilie bestonden familiebanden, waarvan ook Harald kon profiteren. Aangezien de tegenstanders van Olaf de Heilige de steun van Denemarken genoten, was de Zweedse koning geneigd om Harald te steunen onder het motto ‘de vijanden van mijn vijanden zijn mijn vrienden’. Harald bleef enkele jaren in Novgorod en heeft vermoedelijk voor Jaroslav belastingen en tributen geïnd, wat niet altijd zonder geweld ging. Van Novgorod trok Harald enkele jaren later (ca. 1038) met een grote groep mannen | |
[pagina 208]
| |
Afb. 2 Marmeren leeuw met runeninscriptie op de rechterschouder. Foto auteur.
naar Byzantium, trad in dienst van keizer Michael Katallaktes (1034-1041) en werd al snel leider van de Vaeringar. We danken deze informatie aan het feit, dat onder hem ook IJslanders hebben gediend: Halldor Snorrason - ‘hij bracht deze verhalen hierheen naar het land [= IJsland]’ - en Ulf Ospaksson. De verhalen van deze twee krijgers deden blijkbaar op IJsland de ronde en werden door Snorri Sturluson aan het begin van de dertiende eeuw gebruikt voor de saga over Harald, een onderdeel van zijn geschiedwerk Heimskringla.Ga naar eindnoot11 Daarin wordt uitgebreid verteld over de avonturen van de latere Noorse koning tijdens de Byzantijnse veldtochten van 1038 en 1041 naar Klein Azië en Sicilië.Ga naar eindnoot12 Volgens deze bron is Harald zelfs in Jeruzalem geweest. Dat zal overdrijving zijn, want het Heilige Land behoorde in die tijd toe aan de kalief van Egypte. Er was echter in 1034 vrede gesloten tussen de Byzantijnen en de kalief, en keizer Michael liet ambachtslieden | |
[pagina 209]
| |
naar Jeruzalem gaan om de stad te herstellen. Mogelijk heeft Harald deel uitgemaakt van een begeleidende legerafdeling. De saga zegt in elk geval dat Harald zeer veel goud verwierf en dat naar zijn verwant Jaroslav in Novgorod stuurde. Ook tegen opstandelingen in Bulgarije, dat herhaaldelijk probeerde zijn vrijheid te herwinnen, heeft Harald gevochten. In een lofdicht van de skald Thjodolf Arnorsson wordt Harald zelfs bolgara brennir (‘vernietiger van de Bulgaren’) genoemd.Ga naar eindnoot13 Vermoedelijk heeft dit betrekking op de opstand onder leiding van Deljan, een lid van de koningsfamilie, in 1041, die door de Byzantijnen bloedig werd onderdrukt. Als de nadere interpretatie van het gedicht klopt, dan zou Harald zelfs een actieve rol hebben gespeeld zowel bij het afzetten van keizer Michael IV Kalafates in de lente van 1042 als bij het uitsteken van diens ogen.Ga naar eindnoot14 Mogelijk werd hij tijdens de rellen rond Michael korte tijd gevangen gehouden, want de Heimskringla beweert dat hij enige tijd in de kerker zat en vertelt vervolgens een romantisch verhaal over een rijke dame die hem zou hebben bevrijd. Harald is in Byzantium zo bekend geweest, dat een Grieks geschrift met de titel Raadgeving aan de keizer de Byzantijnse visie op Araltes, afkomstig uit Thule, en zijn vertrek uit Byzantium heeft vastgehouden. Hier wordt ook verteld dat deze Araltes de waardigheden van manglavites en spatharokandidatos had verworven. Volgens de Heimskringla kreeg Harald op een gegeven moment heimwee. Het is eerder aan te nemen, dat de echte reden was dat zijn halfbroer Magnus Olafsson die sinds 1035 in Noorwegen aan de macht was, in 1042 ook Denemarken onder zijn bewind kreeg. Dat bericht zal in 1043 naar Byzantium zijn doorgedrongen en verklaren, waarom Harald in 1044 of uiterlijk 1045 uit Griekenland vertrok en in 1046 in Noorwegen opdook. Op zijn thuisreis verbleef hij nog enige tijd in Novgorod, waar hij met de dochter van Jaroslav trouwde. De rijkdommen die hij in Byzantium had verworven zullen mogelijk een rol hebben gespeeld bij het verwerven van aanhangers.
Afb. 3 Runeninscriptie in Aya Sofia, daterend uit de negende eeuw. Foto auteur.
| |
[pagina 210]
| |
Bronnen en archeologieDe IJslandse onderzoeker Sigfús Blöndal heeft in zijn boek Vaeringja saga de schriftelijke gegevens over de Scandinaviërs in Byzantium bijeengezocht en uitvoerig behandeld.Ga naar eindnoot15 Men kan echter de vraag stellen, of er naast de schriftelijke bronnen ook concrete archeologische aanwijzingen bestaan, dat er Vikingen in Byzantium en langs de kusten van de Zwarte Zee zijn rondgetrokken. Zulke sporen zijn inderdaad te vinden. Langs de route van Zweden door Rusland naar Byzantium heeft men zoals gezegd een aantal runeninscripties gevonden onder andere in Ladoga, Gorodishche en Novgorod. Daaruit blijkt dat daar in de tiende en zelfs nog in de elfde eeuw Scandinaviërs woonden. Op de schouder van een marmeren leeuw, die door de Venetianen uit het Griekse Piraeus is weggehaald en nu voor het Arsenaal in Venetië staat, bevindt zich ook een inscriptie in runen (zie afb. 2) en zelfs in de Aya Sofia te Istanbul zijn twee inscripties gevonden (afb. 3). Ze zijn nu moeilijk leesbaar, maar de ene ervan lijkt de persoonsnaam arna ‘Arne’ te bevatten (of: ari k(arpi) ‘Ari maakte’), van de ander is met zekerheid alleen haralt (?) te lezen. Het is verleidelijk om daarin de naam van koning Harald Hardrádi te zien, maar dat is natuurlijk uiterst speculatief. Maar er is nog meer. De Bulgaarse onderzoeker Valeri Jotov heeft de directe archeologische vondsten van Scandinavische wapens en uitrustingsstukken uit de periode van eind tiende tot aan de twaalfde eeuw genoteerd.Ga naar eindnoot16 Die duiden erop, dat Scandinaviërs een rol hebben gespeeld in het huidige Bulgarije en Roemenië (denk aan Rodfos). De meeste van die vondsten zijn opgedoken in vroegere Byzantijnse vestingen zoals Opaka in Bulgarije en Pacuiul lui Soare in Roemenië, wat erop lijkt te wijzen dat het gaat om bezettingstroepen. Zoals gezegd moesten de Byzantijnse keizers de Bulgaren en andere Balkanvolkeren nauwlettend in het oog houden, omdat die een direct gevaar voor de hoofdstad konden betekenen. Bij het onderdrukken van opstanden en bij de garnizoenen in het gebied zijn ook Vaeringar ingezet, zoals we reeds uit het gedicht over Harald Hardrádi kunnen opmaken. | |
BesluitHet einde van de Scandinavische aanwezigheid in de gelederen der Varangoi in Byzantium kwam aan het einde van de elfde en het begin van de twaalfde eeuw. De verbindingen tussen Scandinavië en Byzantium via de Russische rivieren werden steeds moeilijker doordat nieuwe nomadenvolkeren die streken onveilig maakten. De route langs West-Europa via de Straat van Gibraltar was veel langer en werd dan ook niet zo vaak gekozen. Soms kwamen er bij pelgrimstochten naar het Heilige Land nog wel eens grotere aantallen Scandinaviërs naar Byzantium, zoals bij bezoeken van koning Sigurd van Noorwegen in 1108-1109 en van jarl Ragnvald van de Orkneys (ca. 1152). Uit de Oudnoordse bronnen blijkt ook, dat de Byzantijnse keizers dan telkens probeerden een deel van de volgelingen van deze vorsten over te halen om als huursoldaten in Byzantium te blijven. Hun faam was blijkbaar nog steeds groot. Maar in de praktijk werd de rol van de Scandinaviërs steeds meer overgenomen door Engelsen. Die verschijnen vooral na 1066, toen de Normandische hertog Willem de Veroveraar Engeland in zijn macht kreeg. Later verschijnen er ook Duitsers en nog later Italianen, met name uit Genua. Bij de verovering van Constantinopel door de kruisridders in 1204 bestond de Vaeringar-garde alleen nog maar uit Genuezen. |
|