Madoc. Jaargang 2004
(2004)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 226]
| |
[Nummer 4]• Lisanne Vleugels
| |
Het Henegouwse Huis in de historiografieDe crisis in de machtsverhoudingen na de moord op Floris v, het aantreden van de nieuwe dynastie en de vorming van de personele unie zijn van groot belang geweest voor het staatsvormingsproces in Holland in de late Middeleeuwen. De graven uit het Henegouwse Huis, Jan ii (1299-1304), Willem iii (1304-1337) en Willem iv (1337-1345) zijn echter enigszins in de vergetelheid geraakt. Dit was tot ver in de achttiende eeuw wel anders: toen werd graaf Willem iii beschouwd als één van de helden uit de geschiedenis van Holland. Legendes over deze ‘Goede Graaf’ waren wijdverbreid en zijn ‘rechtvaardige’ optreden als rechter vormde een populair historisch onderwerp.Ga naar eindnoot2. In de moderne historiografie over het Henegouwse Huis, die grotendeels dateert van enkele decennia of langer geleden, is zelfs Willem iii weinig meer dan een figurant. De meeste belangstelling in deze werken gaat uit naar de werking van bestuursinstellingen als de grafelijke kanselarij en raad.Ga naar eindnoot3. De laatste jaren lijkt hier verandering in te komen: naar aanleiding van de zevenhonderdste verjaardag van het aantreden van Jan ii is een bundel over de machtswisseling verschenen, waarmee een aanzet is gegeven tot een nieuwe waardering van deze periode in de geschiedenis van Holland.Ga naar eindnoot4. Toch blijft het belang van de Henegouwse periode voor met name het staatsvormingsproces in de Nederlanden onderbelicht. Dit artikel wil een tipje van de sluier oplichten. | |
[pagina 227]
| |
Het aantreden van Jan IIToen Jan ii aantrad in Holland en Zeeland bevonden deze graafschappen zich nog volop in de greep van de gebeurtenissen die in 1296 in gang gezet waren. Jan ii was de eerste Hollandse graaf die zijn regering begon met een huldigingstocht langs de belangrijkste steden, ongetwijfeld om zijn positie in het graafschap te versterken. Dat dit geen overbodige maatregel was, bleek in het voorjaar van het volgende jaar toen de Zeeuwse adel, onder leiding van de nabestaanden van Wolfert van Borselen, tegen de graaf in opstand kwam. In de beroemde Rijmkroniek, die is geschreven door de grafelijke klerk Melis Stoke, is het verloop van deze strijd van dag tot dag te volgen. De Zeeuwse opstandelingen riepen de hulp in van een oude vijand van Holland en Henegouwen, de graaf van Vlaanderen Gwijde van Dampierre, die zo zijn redenen had om deel te nemen aan de strijd. In de eerste plaats bestond er een langlopend conflict tussen Vlaanderen en Holland over de rechten over een deel van Zeeland ten westen van de Schelde. Jan ii was bovendien een aartsvijand van Gwijde van Dampierre. Het conflict tussen de families Dampierre en Avesnes bepaalde al decennia lang de verhoudingen tussen Vlaanderen en Henegouwen, en was nu ook van grote invloed geworden op de verhoudingen tussen Vlaanderen en Holland. Na de zege in de Guldensporenslag sloot Vlaanderen zich aan bij de Zeeuwse opstand. Nadat het Vlaams-Zeeuwse leger eerst Zeeland had ingenomen, veroverde het onder leiding van Jan van Renesse in het voorjaar van 1304, mede door een gelijktijdige Brabantse inval, vrijwel geheel Holland ten zuiden van het IJ. | |
Jan II en de adelJan ii werd geconfronteerd met een dreiging die hem en zijn graafschappen fataal had kunnen worden. Om zich te verdedigen moest hij een beroep doen op de inwoners van het graafschap. Ondanks de toenemende invloed van steden en geschoolde (beroeps)ambtenaren waren de belangrijkste ‘medespelers’ van de vorst in de Late Middeleeuwen nog altijd de edelen. Dat de adellijke steun aan de vorst geen onvoorwaardelijk gegeven was, had Floris v al aan den lijve ondervonden in 1296. Ook Jan ii kon er niet zonder meer op rekenen dat de adel achter hem stond. De oppositie kwam niet alleen uit Zeeland. Binnen de Hollandse adel bleek tevens een groep edelen gekant tegen de machtsovername door Jan van Avesnes. Onder hen waren vooral betrokkenen bij het complot tegen graaf Floris. De ‘moordenaars’ van de graaf, de heren van Velzen, van Woerden en van Amstel, waren inmiddels gedood of verbannen, maar een aanzienlijk deel van de adel, onder wie veel familieleden en vrienden van de moordenaars, had zich in de jaren 1280 bij Floris v borg gesteld voor hun goede gedrag en trouw jegens de graaf. Na het verraad van deze heren werden hun borgen dan ook mede verantwoordelijk gehouden voor de daad. Hun verhouding met de nieuwe graaf verliep aanvankelijk moeizaam. Daar stond tegenover dat Jan ii door een deel van de Hollandse adel verzocht was om het voogdijschap voor Jan i op zich te nemen. Na zijn aantreden als graaf behield de Henegouwer dan ook de steun van een belangrijk deel van de edelen, onder wie hoge heren als Gerard van Voorne, Nicolaas van Putten en Jan van Ar- | |
[pagina 228]
| |
kel. Aanvankelijk werd Jans politiek ten aanzien van de Hollandse adel bepaald door een zeker wantrouwen, een teken van zijn weinig stabiele positie. In 1300 besloot hij een onderzoek in te stellen naar de trouw van een aantal heren. Verder beval hij gijzelaars te nemen en eiste hij verklaringen van trouw. Toen de strijd met Vlaanderen vanaf 1303 oplaaide, kreeg zijn beleid noodgedwongen een meer verzoenend karakter. In mei en juni van dat jaar legden enkele borgen van de heren van Amstel en van Woerden eden van trouw en bijstand af. In ruil daarvoor werden zij in hun goederen en voorrechten hersteld.Ga naar eindnoot5. | |
Jan II en de stedenOm zijn machtsbasis te versterken zocht Jan daarnaast hulp bij de steden, die tegen het einde van de dertiende eeuw een machtsfactor van betekenis begonnen te worden. In Henegouwen had Jan reeds een politiek ontwikkeld die gericht was op het verkrijgen van de steun van de steden in ruil voor privileges. Zo was hij in 1256 als graaf van Henegouwen erkend door Valenciennes, in ruil voor de eerbiediging en bescherming van de stedelijke voorrechten - een patroon dat een grote gelijkenis vertoonde met de latere gebeurtenissen bij zijn aantreden in Holland en Zeeland. Toen hij van 1290 tot 1297 met Valenciennes in een hoogoplopend conflict verwikkeld was, verwierf hij op vergelijkbare wijze de steun van Bergen (Mons).Ga naar eindnoot6. Bij zijn aantreden in Holland en Zeeland in 1299 voerde een huldetocht hem zoals gezegd langs de belangrijkste steden, waarbij zowel de stedelijke erkenning van de graaf als de grafelijke bevestiging van de stedelijke privileges en handvesten werden vastgelegd, achtereenvolgens voor Middelburg en Zierikzee in Zeeland en voor Dordrecht, Geertruidenberg, Delft, Leiden, Haarlem en Alkmaar in Holland.Ga naar eindnoot7. Deze huldetocht wijst er niet alleen op dat Jan zich van de steun van de steden wilde verzekeren, maar ook dat deze steun niet geheel vanzelfsprekend was: in ruil daarvoor liet hij immers (de bevestiging van) de stedelijke voorrechten vastleggen. Ook toen de strijd met Zeeland en Vlaanderen steeds hoger opliep, nam hij zijn toevlucht tot de steden. De wijze waarop hij hun hulp verwierf, kwam overeen met het beleid dat hij uiteindelijk ten aanzien van de adel voerde: in ruil voor bevestiging en uitbreiding van de stedelijke privileges verzekerde Jan ii zich van hun trouw. De steden die het meest hiervan profiteerden waren Zierikzee en de grootste stad van Holland: Dordrecht. Dit zijn niet toevallig de twee steden die Melis Stoke beschrijft als de grootste steunpilaren van Jan ii. Het is aanlokkelijk om in deze verhouding tussen vorst en steden het begin te zien van een ontwikkeling die zou leiden tot de dominantie van de steden in het landsbestuur van Holland; die tijd is echter nog ver weg. Jan ii zocht in moeilijke tijden steun waar hij die krijgen kon. Bij gebrek aan adellijke steun wendde hij zich tot de steden. | |
Willem III: de goede graafIn augustus 1304 werden de Vlaamse legers definitief verslagen. Toen Jan ii niet lang na deze overwinning overleed, begaf zijn zoon en opvolger Willem iii zich op zijn beurt op een huldigingstocht langs de belangrijkste steden. Zijn regering verliep heel wat rustiger dan die van zijn vader. Hij zou tot zijn | |
[pagina 229]
| |
dood in 1337 vast in het zadel blijven en het is opmerkelijk hoe weinig problemen zijn regering heeft gekend. Het epitheton ‘de Goede’ heeft hij dan ook voornamelijk te danken aan de relatieve rust en voorspoed die zijn graafschappen onder zijn bestuur meemaakten, zeker in vergelijking met de chaos van de voorgaande periode. Bovendien wist Willem iii het grondgebied van het graafschap aanzienlijk uit te breiden met de gebieden Leusden, Amstelland en Woerden en een deel van Friesland. Belangrijker wellicht
Afb. 1. Willem iii en zijn echtgenote Jeanne van Valois (Recueil d'Arras, Stedelijke Bibliotheek Atrecht).
nog was de oplossing van het geschil over Zeeland ten westen van de Schelde, waarover Willem een verdrag sloot met de Vlaamse graaf Robrecht. Deze volgde Gwijde van Dampierre op nadat Gwijde in 1305 tijdens zijn ballingschap in Frankrijk gestorven was. | |
Internationale verhoudingenDe langdurige vijandschap tussen Holland en Henegouwen enerzijds en Vlaanderen anderzijds was nauw verweven met de internationale politiek. Op de achtergrond speelden de steeds groter wordende tegenstellingen tussen Frankrijk en Engeland voortdurend mee in de relatie tussen Holland, Henegouwen en Vlaanderen. Henegouwen stond, hoewel het grotendeels onderdeel was van het Duitse Rijk, onder invloed van de Franse koning, terwijl Vlaanderen en aanvankelijk ook Holland (voornamelijk vanwege de belangen die gemoeid waren met de internationale wol- en lakenhandel) meestal in het Engelse kamp te vinden waren. Tijdens de laatste jaren van de regering van Floris v bekoelde de Hollandse verhouding met Engeland echter en zocht de graaf (wellicht onder invloed van zijn oom Jan van Avesnes) toenadering tot Frankrijk. Intussen stelde Vlaanderen zich teweer tegen het steeds verdergaande centralisatiestreven van de koning van Frankrijk. De verhoudingen tussen Vlaanderen en Frankrijk waren (niet in de laatste plaats door de uitkomst van de Guldensporenslag) van beslissende invloed op het verloop van de opstand tegen Jan ii. Door de vorming van de personele unie tussen Holland, Zeeland en Henegouwen in 1299 werden dus niet alleen de politieke verhoudingen binnen deze graafschappen, maar ook de internationale betrekkingen op scherp gesteld. Vlaanderen was plotseling ingesloten tussen de landen van zijn erfvijand, die bovendien een bondgenoot van Frankrijk was. Willem iii heeft juist als internationaal diplomaat veel faam gekregen.Ga naar eindnoot8. Als echtgenoot van Jeanne van Valois en als schoonvader van (onder anderen) de koning van Engeland en Rooms-Koning Lodewijk van Beieren bekleedde hij een sleutelpositie in de vele allianties die in de aanloop naar de Honderdjarige Oorlog (1337-1451) gesloten, verbroken en opnieuw gesloten werden. Willem Procurator, een kroniekschrijver uit die tijd, merkt op ‘dat Holland een vorst heeft | |
[pagina 230]
| |
bijgedragen, die de hele wereld van voordeel is.’Ga naar eindnoot9. Zijn internationale besognes en zijn veelvuldige verblijf in zijn ‘andere’ graafschap Henegouwen zijn hem wel op enige kritiek komen te staan van diezelfde Procurator: U moet dan weten dat op dit moment Willem [...] de landen onder zijn heerschappij, begiftigd met het geschenk van rust en vrede, als het ware enkel met de grootheid van zijn naam regeert. Immers zijn eigen land richt zich op nederige gehoorzaamheid aan de zeer vaak afwezige graaf, net alsof hij altijd aanwezig was.Ga naar eindnoot10. | |
Machtsverhoudingen en binnenlands bestuurOndanks zijn veelvuldige afwezigheid slaagde Willem iii erin om Holland en Zeeland op een zeer behoorlijke manier te besturen. De politiek van zijn vader om met behulp van belening en privilegiëring de belangrijkste edelen en steden tevreden te houden, heeft hij, zij het in mindere mate, voortgezet. De ontwrichtende politieke spanningen die Holland gedurende vrijwel tien jaar in hun greep gehad hadden, lijken niet of nauwelijks een direct en permanent effect te hebben gehad op de machtsverhoudingen in Holland. De edelen die indirect bij de dood van Floris betrokken waren geweest, waren onder Jan ii reeds meer vergevingsgezind behandeld en deze verzoeningspolitiek werd door Willem iii voortgezet en uitgebreid. Zo verleende de graaf in 1321 een volmacht aan de belangrijkste leden van zijn raad (heer Jacob, bisschop van Zuden, heer Simon van Benthem en heer Gerard van Raaphorst) en aan zijn rentmeester Engebrecht van Voorschoten om een verzoening met de ballingen ‘van ons neven doet des Grave Florens’ tot stand te brengen.Ga naar eindnoot11. Ten aanzien van de aanvoerders van de Zeeuwse opstand nam hij dezelfde houding aan. Noch Jan ii noch Willem iii kon het zich veroorloven om een vete met deze geslachten te blijven voeren. Anderzijds was Willem iii veel minder dan zijn vader afhankelijk van de steun van de steden. Hoewel hij zeker privileges heeft verleend, onder meer om de handel in Holland te bevorderen, konden de steden van hem geen buitensporige bevoordeling verwachten. Een paar keer kwam hij zelfs met hen in openlijk conflict, bijvoorbeeld in 1326 toen hij de stad Dordrecht (nota bene een van de grootste steunpilaren van Jan ii) een belangrijk privilege, namelijk het stapelrecht, tijdelijk ontnam. Overigens was de goede relatie met deze stad enige jaren later alweer hersteld. | |
Grafelijke raadOver de samenstelling van de grafelijke raad, een belangrijke indicator voor de machtsverhoudingen, onder het Henegouwse Huis is de laatste jaren het een en ander aan onderzoek verricht. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in 1296 zou Jan ii niet hebben kunnen vertrouwen op de oude adel, waardoor hij zijn heil zocht bij zogenoemde homines novi, die over een kleinere eigen machtsbasis beschikten dan de traditionele grote heren en aldus afhankelijker zouden zijn van de graaf.Ga naar eindnoot12. Verreweg de belangrijkste van deze nieuwe mannen was Willem van Duivenvoorde, die als kamerling van Willem iii een grote rol speelde in het landsbestuur. Zijn optreden als raadslid voor Willem iii bleef echter achter bij de frequentie waarin grote heren uit de ‘oude adel’ als Simon van Benthem en | |
[pagina 231]
| |
Gerard van Voorne hun opwachting maken. In de raad althans bleef de oude adel de dienst uitmaken. Wel kregen onder Willem iii meer kanselarijklerken, baljuwen en rentmeesters (een ambt dat door Willem iii was ingesteld) uit hoofde van hun functie meer invloed op het landsbestuur, een proces dat samenhing met verstrekkende hervormingen in de organisatie van de grafelijke kanselarij vanaf het tweede decennium van de veertiende eeuw. Met het toenemende belang van de grafelijke rechtspraak in de raad werd ook het belang van een deugdelijke, schriftelijke grafelijke administratie (die immers de bewijzen moest leveren op basis waarvan werd rechtgesproken) steeds groter. Vanaf 1318 hield de grafelijke kanselarij registers bij waarin de uitgaande grafelijke oorkonden systematisch werden opgetekend. De vorming van deAfb. 2. Afbeelding van Willem iii en iv uit de reeks Haarlemse gravenportretten, paneel xiii (Wim van Anrooij en Marijke Mooijaart (red.), De Haarlemse gravenportretten. Hollandse geschiedenis in woord en beeld (Hilversum 1997) 144).
personele unie met Henegouwen en het veelvuldige en langdurige verblijf van de graaf aldaar hebben hieraan bijgedragen. Voor het bestuur van Holland en Zeeland ontwikkelde zich namelijk een administratieve structuur, geleid door experts, die ook in afwezigheid van de graaf kon functioneren. Deze ontwikkeling werpt helder licht op een wezenlijk onderdeel van het laatmiddeleeuwse staatsvormingsproces, namelijk de verambtelijking en professionalisering van de landsbesturen in West-Europa. Enerzijds bleef de graaf voorlopig gebonden aan ‘oude’ machtsfactoren zoals de adel, anderzijds werd er gewerkt aan de opbouw van een professioneel bestuursapparaat. De samenstelling van de grafelijke raad vormde een afspiegeling van dit proces: steeds vaker kregen ook klerken en ambtenaren zitting in dit orgaan. Een andere ‘nieuwe’ machtsfactor in de raad waren de steden, die onder Jan ii een belangrijke rol gespeeld hadden. Onder Willem iii zien we af en toe vertegenwoordigers van de steden terug bij raadsvergaderingen. Deze stedelijke vertegenwoordiging werd echter niet geformaliseerd; de raadpleging van de steden bleef onder het Henegouwse Huis | |
[pagina 232]
| |
een incidentele kwestie. Deze incidentele invloed van de steden nam wel toe, vooral tijdens crisissituaties zoals onder Jan ii en onder de laatste graaf uit het Henegouwse Huis, Willem iv. | |
De woedende gek: het imago van Willem IVIn tegenstelling tot zijn vader, die de geschiedenis in ging als de ‘Goede Graaf’, wordt Willem iv vaak gezien als een zwak vorst. In het meest gunstige geval staat hij te boek als een ridderlijke vechtjas die zich weinig aantrok van staatsaangelegenheden, die hij liever aan stadhouders zoals zijn oom Jan van Beaumont overliet. Minder goedwillende bronnen vermelden zelfs dat de Franse koning hem een ‘woedende gek’ genoemd zou hebben. Dit negatieve oordeel over Willem iv is vooral gebaseerd op zijn veelvuldige afwezigheid. Een groot deel van zijn tijd bracht de graaf buiten Holland en Zeeland door, op kruistocht in Palestina, optrekkend tegen de Pruisen of uitblinkend op toernooien. Toch had ook zijn vader zich voornamelijk buiten Holland opgehouden, zonder dat dit zijn reputatie had aangetast, en een ridderlijk bestaan gold halverwege de veertiende eeuw nog steeds als achtenswaardig. Ook het binnenlandse beleid van Willem iv vertoonde veel overeenkomsten met het bestuur van zijn voorgangers. Zo bleven de meeste ambtenaren na de dood van Willem iii op hun post; het waren dezelfde adellijke families die de hoofdrol speelden in het landsbestuur. | |
Binnenlands bestuur onder Willem IVHet negatieve imago van Willem iv is wellicht te herleiden op zijn gewoonte om edelen van wie hij de steun nodig had rijkelijk met privileges en lenen te belonen, waardoor hij de staatsmacht op lange termijn zou hebben uitgehold. Deze kritiek komt waarschijnlijk eerder voort uit moderne opvattingen over hoe een staat dient te functioneren, dan uit de vraag of middeleeuwse vorsten als Willem iv op een juiste (dat wil zeggen, meest efficiënte, het meest hun belangen dienende) wijze hun gebied bestuurden, met de beperkte middelen die ze tot hun beschikking hadden. Ook zijn vader en grootvader hadden immers bij voortduring op vergelijkbare wijze gehandeld om zich te verzekeren van de nodige bondgenoten. Het was bij uitstek de manier waarop een vorst de adel aan zich kon binden. Dit betekende uiteraard dat hij rechten aan de adel moest afstaan, maar in de praktijk had de graaf geen geschikt alternatief. Ondanks de groei van het ambtenarenapparaat en de toenemende beschikking over het stedelijke kapitaal kon de graaf van Holland in de eerste helft van de veertiende eeuw eenvoudigweg niet om de adel heen. In de grafelijke raad lijkt deze groep onder Willem iv dan ook weer terrein te hebben gewonnen. Het proces van verambtelijking van dit orgaan, dat onder Willem iii een aanvang had genomen, werd door zijn zoon niet voortgezet. Wel nam in afwezigheid van de graaf onder Willem iv de invloed en het belang van de grafelijke raad toe. Overigens hoeft ook dit niet te worden beschouwd als uitholling van de grafelijke macht: zoals onder Willem iii vanwege diens afwezigheid was begonnen met de opbouw van een ambtenarenapparaat dat ook in afwezigheid van de vorst kon doorgaan met functioneren, zo ontwikkelde ook de raad zich tot een bestuursorgaan dat onder leiding van een door de vorst benoemde stadhouder zijn werk kon doen. | |
[pagina 233]
| |
Buiten de raad om nam de incidentele invloed van de steden op het landsbestuur onder Willem iv toe, hoewel dit geen gevolg was van een bewust grafelijk beleid. Door voortdurende oorlogen had de graaf een doorlopend gebrek aan geld, het klassieke patroon in de veranderende verhoudingen tussen vorst en steden in de late Middeleeuwen. Ook Willem iv wendde zich in zijn geldnood tot de steden, die zich vervolgens niet zelden wisten te verzekeren van de door hen gewenste voorrechten. | |
Het Henegouwse Huis, 1299-1345De Henegouwse periode was niet alleen een belangrijke periode voor Holland, het was ook een unieke periode: voor het eerst werden Holland en Zeeland verbonden in een politieke unieAfb. 3. Willem iv ontvangt een delegatie van de stad Utrecht nadat hij de stad overwonnen heeft (1345) (Nationaal Archief).
met een graafschap op afstand, waardoor een ‘buitenlands’ vorst aan de macht kwam. De vorming van deze unie had grote gevolgen, zowel voor de interne verhoudingen en de ontwikkeling van de bestuursstructuur in de graafschappen als voor de internationale machtsbalans. Hoewel de periode van het Henegouwse Huis niet gezien moet worden als een tijd van enorme staatkundige vernieuwing, zijn de aanzetten hiertoe wel duidelijk zichtbaar. Maatschappelijke veranderingen (niet in de laatste plaats het toenemende economische en politieke belang van de steden) en de vorming van de unie zelf vergrootten de complexiteit van het landsbestuur. De geleidelijke aanpassing hieraan, in de vorm van de opbouw van een professionele en bezoldigde bureaucratie en een weliswaar nog steeds bescheiden, maar duidelijk groeiende rol van de steden bij het landsbestuur, vormde de basis voor de meer spectaculaire innovaties van de latere Bourgondische staat. Deze basis bestond uit een mengeling van oude, ‘feodale’ structuren en elementen van een modernere staatsvorm, die vrijwel ongemerkt in elkaar overliepen, waarbij ‘feodale’ vormen van beloning werden ingezet ter versterking van de vorstelijke macht. De verschillen tussen de ontwikkelingen onder het Henegouwse Huis en het | |
[pagina 234]
| |
proces van staatsvorming in latere periodes waren dan ook vooral verschillend in de mate van staatsvorming, niet zozeer in de aard ervan. Onder het Henegouwse Huis was de schaal van deze ontwikkelingen nog beduidend kleiner dan tijdens de latere periodes. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de mate van centralisatie: hoewel de graafschappen elkaar wel degelijk beïnvloedden, werden politieke besluitvorming en overleg nauwelijks op een overkoepelend niveau gecentraliseerd. Zo bleef voor ieder graafschap een afzonderlijke grafelijke raad bestaan, waarin vrijwel zonder uitzondering slechts lokale edelen en klerken optraden. Toch lijkt er - misschien alleen al door de verbondenheid onder één vorst - aan het einde van de Henegouwse periode een zeker gevoel te zijn geweest dat de graafschappen een eenheid vormden. Na de dood van Willem iv verzocht een gezamenlijke vergadering van Hollandse, Zeeuwse én Henegouwse edelen en steden zijn zuster en opvolgster Margaretha om de gebieden niet te scheiden. Binnen Holland en Zeeland was de harmonie echter al snel na het aantreden van Margaretha ver te zoeken. De periode van het Henegouwse Huis begon en eindigde met twee van de bekendste gebeurtenissen uit de vaderlandse geschiedenis. In 1296 had de dood van Floris v Jan ii aan de macht gebracht, in 1346 braken de Hoekse en Kabeljauwse twisten uit. Hoewel Jan ii Holland en Zeeland onder zijn bewind had gepacificeerd en zijn opvolgers dit proces hadden voortgezet, waardoor er onder Willem iii en Willem iv geen aanwijzingen zijn voor structurele partij- of factievorming, leidde de kinderloze dood van de vorst in 1345 in Holland en Zeeland opnieuw tot een machtsstrijd. |
|