Een krijgshaftige mis
Busnois, Missa l'homme armé. Domarto, Missa Spiritus al mus en andere meerstemmige werken, The Binchois Consort onder leiding van Andrew Kirkman, 79.09 min.. Hyperion CDA67319, 2002. Prijs: circa €22, -
‘L'homme armé. L'homme armé doibt on doubter. On a fait partout crier que chacun se viegne armer d'un haubregon de fer. L'homme armé doibt on doubter.’ (‘De gewapende man. Vreest de gewapende man. Overal is rondgeroepen dat een ieder zich toerust met rijn ijzeren maliënkolder. Vreest de gewapende man.’). Het Franstalige lied L'homme armé moet onder componisten één der populairste melodieën van de vijftiende eeuw zijn geweest. Waar en wanneer het geschreven werd, is niet met zekerheid bekend. De oudste bron waarin het is teruggevonden, is een Napolitaans handschrift van kort voor 1500. Maar het lied is ouder, want de melodie werd al omstreeks 1450 gebruikt voor andere composities. De krijgshaftige tekst zou mogelijk wijzen op een kruistocht tegen de Turken. Anderen brachten het lied in verband met Bourgondische en Habsburgse vorsten. Dat de liedmelodie aanvankelijk vooral door Zuid-Nederlandse componisten is gebruikt, zou inderdaad kunnen wijzen op een relatie met de Bourgondische hertogen.
Toch is het L'homme armé-lied geen uitzonderlijk middeleeuws lied. De melodie is niet bijzonder uitgesproken of fraai; het lied heeft soms eerder het karakter van een recitatief. Het ritme is dreigend, alsof de gewapende man stap voor stap dreunend dichterbij komt. De dalende kwint in de melodie lijkt een hoornsignaal van de wacht te suggereren, waarschuwend voor een naderende vijand. Dat ritme en een gebrek aan eigenheid in de melodie maakten het lied bij uitstek geschikt om te bewerken en er andere melodieën in contrapunt tegenover te plaatsen. Daar dankt het l'Homme armé dan ook zijn grootste faam aan: als thema voor de basismelodie (cantus firmis) van vele grootse, meerstemmige miscomposities. De krijgshaftige tekst van het lied is echter mijlenver verwijderd van het religieuze karakter van de miscomposities die de melodie van het lied als basis kregen. Maar daarbij ging het dan ook om de melodie en niet om de tekst.
Het is juist de gezongen mis, waarin de vijftiende-eeuwse componisten hun grootste rijkdom aan ideeën en ingevingen toepasten. Zo werd het in de loop van de eeuw gebruikelijk dat meerstemmige composities van het ordinarium (de vaste gezangen van de mis, namelijk Kyrie, Gloria, Credo, Sanctus en Benedictus en Agnus Dei) als een muzikaal geheel werden geschreven. De meest effectieve manier om dat te bereiken was het gebruik van gelijke basisthema's in de verschillende delen. Dit leidde tot het gebruik van dezelfde melodie als onderstem (tenor of cantus firmus). Om deze onderstem zowel met hogere als lagere stemmen te kunnen omspelen, werd een lagere stem, de bassus (Lat. laag), toegevoegd. Boven de tenor kwam een hogere stem, de altus (Lat. hoog) en als hoogste stem de discantus, cantus of superius. Deze onderverdeling is tot op de heden de standaard onderverdeling in vier stemmen (bas, tenor, alt en sopraan). Toch is zo'n cantus firmus lang niet altijd eenvoudig te herkennen. Vaak werd deze in lange noten als basisstem bij rijkversierde andere stemmen gebruikt, zodat deze alleen bij herhaald luisteren, bij voorkeur met notenvoorbeeld, kan worden herkend.
Voor minstens dertig overgeleverde missen uit de periode 1450-1700 vormde