en deinende ritme van getokkel op diverse snaarinstrumenten, de schier eindeloze herhalingen van monotone klanken en de terugkerende refreinen hebben wel iets van de laat-twintigste-eeuwse elektronische dansmuziek, die luisteraar en danser in trance brengt. Al geldt dat ‘bovenzinnelijke gedreun’ vooral voor de twee grote stukken op deze cd: Amours, qui bien ses enchanter en Entendez tuit ensemble (respectievelijk 12 en 21 minuten lang). De andere, zes kortere stukken zijn ingetogener van karakter. Die zijn misschien minder geschikt voor ecstasy, maar passen wellicht wel ter begeleiding van een gemoedelijke joint.
Hoe middeleeuws dit alles is? Op die vraag past een genuanceerd antwoord. De teksten zijn middeleeuws. Daar is geen twijfel over. Ze zijn geschreven door Gautier van Coincy, een monnik die leefde rond 1200. De muziek is deels middeleeuws, namelijk voor zover het de toonhoogten en -lengten van de zangpartijen betreft (deze zijn alleen relatief overgeleverd, dat wil zeggen alleen de onderlinge verhoudingen van de tonen). Voor de rest hoort de luisteraar muziek uit 1998. Het zijn hedendaagse arrangementen door Philip Pickett van middeleeuwse Marialiederen, gemaakt voor deze opname met de New London Consort: Pickett koos voor de tempi, de instrumentatie en de zangstemmen. Evenals eerdere uitvoerders van deze muziek kon hij niet anders dan dit zelf bepalen. De kennis over de toenmalige uitvoeringspraktijk is nu eenmaal zeer beperkt.
Op een meer abstract niveau liet Pickett zich bij zijn keuzes vrijelijk inspireren door mystieke beelden van musicerende engelen, de hiërarchie der hemelen, de harmonie van de sferen en de hemelse muzen. Deze concepten vond hij bij meerdere middeleeuwse mystici, zoals de cisterciënzer abdis Hildegard van Bingen of de dominicaan Hendrik Suso. De associatie met dansmuziek - ook al heeft Pickett wellicht niet aan techno gedacht - komt onder meer in een visioen van Suso aan de orde, waarin hij engelen een reidans ziet en hoort maken. Hoe dicht dergelijke ideeën bij de schrijver van de hier opgenomen liederen stonden, blijft ongewis.
Gautier de Coincy (1177/78-1236) was een adellijke monnik in de koninklijke abdij van Sint-Medardus in Soissons, prior van het dochterklooster Vic-sur-Aisne en de laatste jaren van zijn leven grootprior van de moederabdij in Soissons (en geen abt, zoals het cd-boekje meldt). Hij schreef vele werken die van grote invloed zouden zijn op de middeleeuwse Mariadevotie. Het belangrijkste en omvangrijkste is ‘Les miracles de Nostre Dame’, een uit meer dan dertigduizend verzen bestaande verzameling wonderverhalen in de volkstaal ter ere van de maagd Maria. Hij putte ervoor uit een groot aantal Latijnse bronnen, waaronder de Miracula virginis van Mestre Hue, de eveneens uit Soissons afkomstige Hugo Farsitus, auteur van de Miracula virginis (circa 1143). Andere verhalen ontleende Gautier aan de Mariaverhalen van Herman van Laon (begin twaalfde eeuw).
Gautier hoopte met zijn verhalen een alternatief te bieden voor de literatuur en de muziek van zijn tijd. Die werden immers beheerst door die onbetamelijke minnezangers met hun heidense en zedeloze liederen: ‘Lessons les chanz qui rien ne valent’ (Laat toch die liederen die niets waard zijn). Hoewel hij geen dam wist op te werpen tegen de profane lied- en dichtkunst, had Gautier wel degelijk succes. De Miracles kenden al snel een grote faam. Gautiers betrekkingen met de hoge adel hielpen daarbij. De populariteit van zijn werk blijkt wel uit de 84 middeleeuwse handschriften (waarvan 22 met muziek) die ervan zijn over-