Madoc. Jaargang 2002
(2002)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Tastbaar verledenHond & Baas
| |
[pagina 116]
| |
ruim anderhalf miljoen honden waarvan een groot aantal gehouden wordt als gezelschapsdier of statussymbool. Maar ook zijn er in de huidige samenleving blindengeleidehonden, waakhonden, reddingshonden en speurhonden die hun nut aan de mens dagelijks bewijzen. In het Haags Historisch Museum staat de beeldvorming van de hond centraal. Begrippen als haat en liefde bepalen het verbond tussen mens en hond dat in de tentoonstelling wordt verbeeld. Tot de 19de eeuw gingen positieve en negatieve gevoelens over hem hand in hand. De hond kon zowel symbool staan voor hoge deugden als lage driften. In de bijbel en klassieke mythologie wordt zijn trouwe en waakzame karakter geprezen, maar vaker nog wordt hij getypeerd als een onrein en duivels dier. Zo schilderde Lucas van Leyden rond 1526 op zijn drieluik ‘Het Laatste Oordeel’ een grote hellemond waaromheen verschillende duivelse honden op twee poten lopen.Ga naar eindnoot1 En op het eikenhouten middeleeuwse devotiestuk ‘Christus afdalend in het voorgeborchte der hel’ wordt het voorportaal van de hel verbeeld door een wijd opengesperde hondenbek waaruit een oranjerode vlammenzee wordt gespuugd. Na 1800 voeren vooral warme gevoelens voor de hond de boventoon. De economische functie van de gebruikshond verdween grotendeels. Door de toenemende industrialisering en verstedelijking was de noodzaak om honden als arbeidskracht te gebruiken nauwelijks meer aanwezig. In plaats van een op praktisch nut gebaseerde relatie ontstond bij de brede burgerij een liefdevolle vriendschapsband met de hond. In deze periode zien we dat de hond in kinderboeken regelmatig als een trouwe speelkameraad optreedt. En voor de burgerlijke huiskamers werden in groten getale schilderijen en beeldjes van mooie, aandoenlijke honden gemaakt. De hond heeft sindsdien vooral het imago van gezelschapsdier en speelkameraad dat associaties oproept met huiselijkheid, vriendschap en ontspanning. In dit artikel worden enkele honden naar voren gehaald die in de geschiedenis van Holland een prominente rol hebben gespeeld. | |
Lage driftenIn de klassieke mythologie komen geregeld bloeddorstige honden voor die er op uit zijn lichamen aan stukken te scheuren en vervolgens naar binnen te schrokken. In de Ilias van Homerus roept de oude Priamus bijvoorbeeld klagend uit: ‘tenslotte zal het dan ook mijn beurt zijn om te sneuvelen door speer, pijl of steen, en dan zullen de hongerige honden mij op mijn eigen erf verslinden. Ja, mijn eigen honden, die mijn huis bewaakten, die ik te eten gaf van mijn tafel, zullen zich dronken drinken aan het bloed van hun meester’.Ga naar eindnoot2 Het bekendste verhaal uit de Oudheid waaruit de diepgewortelde vrees spreekt verscheurd te worden door de eigen honden, is dat van de jager Actaeon in Ovidius' Metamorfosen. Actaeon ziet bij toeval de kuise Artemis en haar nimfen tijdens het baden en wordt door de godin ontdekt. Artemis ontsteekt in woede omdat Actaeon haar naakt en onbedekt gezien heeft. Voor straf verandert ze hem in een hert, waarop hij wegrent. Zijn eigen jachthonden jagen hem op. Wanhopig wil hij uitroepen: ‘Ik ben het, Actaeon, herken toch jullie baas!’, maar zijn stem is weg. Actaeon wordt verscheurd door zijn honden. Deze wrede mythe was in de 16de eeuw bij de gegoede stand zeer geliefd. In 1579 verbeeldde de Zuid-Nederlandse kunstenaar Joos de Beer het drama op een schilderij.Ga naar eindnoot3 De maagdelijke Artemis is afgebeeld op de rand van een marmeren fontein. Een van haar nimfen houdt een doek op om haar af te drogen, terwijl een andere nimf Artemis' voeten wast. Actaeon, door het badende gezelschap juist betrapt, zit met twee dogachtige honden in een boom. Onder de boom kijkt een witte jachthond dreigend naar de jager op, klaar om hem aan te vallen. Op Actaeons hoofd groeit een klein gewei, het eerste begin van zijn gedaantewisseling. Gelijk noch helemaal ongelijk aan de mens bleek de hond een onuitputtelijke bron om het menselijk gedrag te karakteriseren. Zijn aanwezigheid op een schilderij, tekening en sculptuur is vaak een symbolische verwijzing of knipoog naar de kijker. Honden werden uitermate geschikt gevonden om onbetamelijke en aanstootgevende vleselijke lusten van mensen te verbeelden. Een 17de-eeuws schilderij van Philips Wouwerman toont een edelman te paard die zijn hoed afneemt voor een oude vrouw, een zogenaamde koppelaarster, en een jonge wulpse deerne.Ga naar eindnoot4 Het oude wijf maakt met haar hand een lokkend gebaar, terwijl de jonge schone de edelman verleidelijk aankijkt. Het is duidelijk dat de ruiter op jacht is, want hij heeft drie grote windhonden bij zich. Twee van hen lopen rechts voor het paard, maar één blijft achter om te poepen. Het beest zit in de richting van de vrouwen en kijkt over zijn linkerschouder naar zijn baas. Het beeld van dit dier dat onbe- | |
[pagina 117]
| |
schaamd zijn behoefte doet, verwijst naar het onbetamelijke gedrag waartoe de dames de man proberen over te halen. De toeschouwer blijft in het ongewisse of de jager deze kans zal benutten. | |
Hoge deugdenIn de 9de eeuw voor Christus werd de spreekwoordelijke en bovenmenselijke trouw van de hond voor het eerst door Homerus in het episch gedicht de Odyssee bezongen. Argos, de hond van Odysseus, herkende als enige zijn vermomde baas, die twintig jaar van huis was geweest. Odysseus had de jachthond zelf afgericht, maar voordat hij veel plezier aan hem kon beleven, moest hij naar Troje vertrekken. Pas toen het zieke, verwaarloosde beest na lange tijd zijn meester had teruggezien, kon hij rustig sterven. De stokoude hond kwispelde nog even met zijn staart en blies zijn laatste adem uit. Ontroerd pinkte de anders zo stoere Odysseus een traan weg.Ga naar eindnoot5 Sindsdien zijn verhalen over trouwe en heldhaftige honden een regelmatig terugkerend thema in de literatuur.Ga naar eindnoot6 Plinius de Oudere (23-79 na Chr.) verhaalde in zijn Naturalis Historia over de trouwe hond van de vermoorde Jason de Lyciër. Het ontroostbare dier weigerde uit verdriet te eten en te drinken waardoor hij uiteindelijk stierf. Een variatie op deze historie komt voor in de mythe over Pyrrhus, de koning van Epirus (eerste helft 3de eeuw voor Chr.). De koning trof langs de kant van de weg het lijk van één van zijn hoge militairen aan. Naast het lichaam van de vermoorde officier hield een hond vastberaden de wacht. Het dier werd door de koning geadopteerd en na een tijd week de hond niet meer van zijn zijde. Op de dag dat de strijdkrachten door de koning gekeurd moesten worden lag de hond aan zijn voeten. Toen de moordenaar van zijn voormalige baas voorbij kwam, herkende de hond hem onmiddellijk. Het dier blafte herhaaldelijk en keek daarbij regelmatig naar de koning. Daarop besloot de koning de betreffende militair te ondervragen. Dankzij het aanhoudend geblaf van de hond bekende de man en werd ter dood veroordeeld. In andere klassieke heldenverhalen ging de trouw van honden zelfs zo ver dat zij bereid waren om samen met hun baas te sterven. De hond van de Romeinse militair Sabinus sprong het lijk van zijnAfb. 2. De honden van Floris V, Charles Rochussen, 1847. Stedelijk Museum Amsterdam.
| |
[pagina 118]
| |
Afb. 3. Het wyt beroemt geslacht, van Nassou of Orangien, Cornelis Visscher, eerste helft 17de eeuw. Atlas van Stolk, Rotterdam.
baas achterna toen het in de Tiber werd geworpen. Het wanhopige dier probeerde tevergeefs zijn levenloze meester uit het water op het land te trekken. De Griekse schrijver Plutarchus (50-124 na Chr.) verhaalde dat honden zich langs de kust verzamelden als hun bazen over zee waren vertrokken. De hond van de veldheer Xanthippos zag zó op tegen een dreigende scheiding van zijn baasje dat hij met het schip mee zwom naar het eiland Salamis, waar hij van uitputting overleed. | |
De windhonden van Floris VNiet alleen in de Oudheid, maar ook in de Middeleeuwen werden verhalen over trouwe honden en hun heldhaftige bazen naar de tijdgeest aangepast en verteld. Geheel volgens deze traditie schreef de geschiedschrijver Melis Stoke in zijn Rijmkroniek van Holland uit 1305 over de windhonden van de Hollandse graaf Floris V (1254-1296).Ga naar eindnoot7 De dieren volgden de graaf waar hij ook ‘ghinc of stont’. Zij waren getuige van de kidnapping van Floris tijdens de valkenjacht en, enkele dagen later, van zijn gewelddadige dood. De dieren weken geen moment van Floris' lichaam en lagen daar ‘alst [zoals een] kijnt [kind] biden [bij zijn] vader’. Tevens volgden ze de doodskist toen deze naar Alkmaar werd verscheept. Eenmaal aangekomen in de Grote Kerk verbleven zij negen maanden aan het voeteneinde van de baar waarop het gebalsemde lichaam lag. De honden zouden zeker gestorven zijn ‘ten waar dat men ze tegen hun wil daar van bracht en met geweld hun monden openbrak om daar zoete melk in te druppelen’. Dit verhaal over grenzeloze hondentrouw sprak in de 19de eeuw nog altijd tot de verbeelding. Charles Rochussen maakte in 1847 een historiestuk waarop negen afbeeldingen met Stokes rijmtekst staan. En op een aquarel van zijn hand zien we de oude, bedroefde dienaar van de graaf met de twee aangelijnde honden achter de begrafenisstoet lopen.Ga naar eindnoot8 Illustrator J.H. Isings hield dit drama levendig door het maken van de schoolplaat De gevangenneming van Floris V. Op de voorgrond kijken de honden machteloos toe hoe hun baas wordt overmeesterd. | |
De mopshond van Willem van OranjeHoe anders was de alerte hond van Prins Willem van Oranje die volgens de overlevering een aanslag op het leven van zijn baas wist te voorkomen. Volgens het verslag van Sir Roger Williams (1540-1595), een officier in dienst van Willem van Oranje, was het beest altijd bij de Prins in de buurt.Ga naar eindnoot9 Op een septembernacht in 1572, tijdens een onverwachte aanval van de Spanjaarden op het legerkamp van de Prins, likte het beest zijn baas in het gezicht en blafte onrustig. Hierdoor werd Willem net op tijd wakker. Hij sprong op zijn paard, dat altijd voor hem gereedstond, en kon zich ternauwernood in veiligheid brengen. De wachters en militairen die vlak na hem ontwaakten konden niet meer vluchten en werden allen gedood. | |
[pagina 119]
| |
Afb. 4. Willem de Zwijger op zijn praalbed, Hendrick de Keyser, ca. 1613, terracotta model, 10,5 × 61,5 cm. Rijksmuseum, Amsterdam.
Williams vertelde dat hij zijn aanvoerder vaak had horen zeggen dat hij zonder zijn hond niet meer in leven zou zijn: ‘For I heard the Prince say often, that as he thought, but for a dog he had been taken’. Willem en zijn aanhangers waren het dier zeer dankbaar: ‘Ever since, until the Princes dying day, he kept one of the dogs race; so did many of his friends and followers’. Over zijn uiterlijk meldde Williams: ‘most or all of these dogs were white little hounds, with crooked noses, called Camuses’. Camus betekent stompneuzig in het Frans, destijds de taal van het hof. Waarschijnlijk was de hond van Willem van Oranje een kleine witte dogachtige jacht- en gezelschapshond. | |
[pagina 120]
| |
Het is bekend dat destijds Chinese dogjes door de VOC-schepen naar Nederland werden gebracht. Natuurlijk waren deze exotische dieren alleen voor de zeer welgestelden bereikbaar. Op een 17de-eeuwse gravure waarop drie generaties Oranjes staan, zit zo'n soort hond naast Willems echtgenote Louise de Coligny. Verschillende kunstenaars en schrijvers hebbenAfb. 5. De aanslag op prins Willem I in het Prinsenhof te Delft, Egbert Lievensz. van der Poel, olieverf op paneel, 49,5 × 40 cm. Rijksmuseum Amsterdam.
bijgedragen aan de mythe rond de Oranjehond. In 1613 plaatste Hendrick de Keyser een marmeren hondje op het grafmonument van de Prins in de Nieuwe Kerk van Delft. Het dier ligt met open ogen rustig aan de voeten van zijn gebeeldhouwde baas. De hond heeft hangende oren, een gespierd lijf en is gladharig. Hij is middelgroot en heeft nog het meeste weg van een brak, een meutehond die ge- | |
[pagina 121]
| |
bruikt werd voor de drijfjacht op vossen, everzwijnen en edelherten.Ga naar eindnoot10 Hoewel het destijds gebruikelijk was om een stenen leeuw of hond op het graf van een overleden adellijk persoon te plaatsen, meenden velen dat het hier om de hond van de prins zelf ging. Egbert van der Poel (1621-1664) schilderde de situatie zoals die geweest zou zijn vlak voordat Balthazar Gerards de Prins doodschoot. Willem daalt de trap in het Prinsenhof in Delft af, terwijl zijn hond hem alarmerend toeblaft. Opvallend is dat het dier hier zwart is en een vrij spitse snuit heeft. In 1642 beschreef P.C. Hooft het verhaal over de hond van de Prins in zijn Nederlandsche Historiën. Hij schreef dat tijdens de nachtelijke aanval honderden manschappen werden gedood en dat de ‘getrouwheit van eenen hond, die door 't gerucht aan 't huylen raakte, voorts op zijn aangezight sprong, en hem met krabben wekte’, het leven van prins Willem I redde. In de loop der tijd werd het verhaal almaar mooier en ging het meer en meer op dat van Floris V lijken. Zo schreef Dirk van Bleyswijk in zijn Beschrijvinge der stad Delft (1667) dat het dier na de dood van de Prins niet van zijn zijde week en weigerde te eten en drinken. Een eeuw later was dit topos nog springlevend: een pamflet uit 1753 meldde dat de trouwe hond ‘uitgehongerd en verdoofd op het graf van zijn vorst stierf’.Ga naar eindnoot11 In 1778 schreef de Zutphense predikant J.F. Martinet dat de hond van Willem van Oranje ‘deezen Held van den dood, en 't lieve Vaderland van een der grootste onheilen’ redde.Ga naar eindnoot12 Ook in de 19de eeuw was de nagedachtenis aan deze trouwe hond nog springlevend. Een anonieme schrijver die verontwaardigd protesteerde tegen de invoering van de muilkorf voor honden dichtte in een pamflet: De trouwe Hond van d'eedlen Zwijger, / Den nooit volprezen held en krijger, / Den Redder van ons plekje grond / Werd naast zijn heer een plaats gewezen, / Omdat hij waakte, trouw in 't rond. / Zoo werd een' braven Hond voor dezen, / Tot hulde en eer van ons geslacht, / Verdiende hulde en eer gebragt.Ga naar eindnoot13 Tenslotte werd eind 19de eeuw het uiterlijk van de Oranjehond onder handen genomen en naar de heersende mode aangepast. De hond kreeg kortere poten, een minder gespierd lijf en een nog plattere snuit. Om hem een menselijk, rond gezicht te geven werden zijn oren zeer dicht bij de schedel afgesneden. Binnen enkele decennia was de kleine vechthond van de Prins veranderd in een aandoenlijke, koddige mops.Ga naar eindnoot14 Dit troeteldier werd niet meer met de Prins geassocieerd. De kunstenaar Louis Royer plaatste op het standbeeld van Willem I, dat op 5 juni 1848 op het Plein in Den Haag werd onthuld, een kooikerachtig hondje aan de voeten van de Prins.Ga naar eindnoot15 In de televisieserie Willem van Oranje (1982-1983) van Walter van der Kamp wordt de Prins, gespeeld door Jeroen Krabbé, eveneens vergezeld door een kooiker. Maar volgens het 19de-eeuwse kinderboek Beroemde honden was het ‘een klein spagnolethondje dat des nachts altijd op het bed van de stadhouder lag’.Ga naar eindnoot16 | |
De keeshond van de patriottenIn het laatste kwart van de 18de eeuw verschijnt de keeshond, het zinnebeeld van de republikeinsgezinde patriotten, als tegenpool van de prinsgezinde mops op het politieke strijdtoneel. Het hoe en waarom van dit embleem is verre van duidelijk. Het is zelfs onbekend of de patriotten het zelf hebben gekozen, of dat hun oranjegezinde tegenstanders dit als eerste hebben verzonnen. Deze verwarring bestond al bij de 18de-eeuwers zelf. Afb. 6. Willem van Oranje, L. Royer, 1848, litho. Haags gemeentearchief.
| |
[pagina 122]
| |
Afb. 7. Omslag van Beroemde honden door Beecher Stowe, Haarlem, 1868, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag. Rechtsonder is de hond van Willem van Oranje afgebeeld.
Eén van de verhalen is dat naam en vignet ontleend zijn aan de Dordtse raadpensionaris en patriottenleider Cornelis Gijselaar wiens roepnaam ‘Kees’ was. Deze Kees had een spitshond die hem overal vergezelde. Hierdoor werd het dier in de volksmond als Kees' hond aangeduid. Vrij snel daarna werden ook Kees' partijgenoten Keeshonden genoemd en als zodanig afgebeeld. In het geschrift Gevallen van een Keeshond in Nederland uit 1790 spreekt een anonieme auteur deze verklaring nadrukkelijk tegen: ‘Verre de meesten weten niet vanwaar deze naam is hergekomen, men gist ernaar, en men misleid zig, vooral wanneer men deze naam afleid van den Dordtschen Cornelius’. De auteur belooft de zaak ‘ter goeder trouw’ uit de doeken te doen. Volgens hem kwam een spitshond, Kees genaamd, na veel omzwervingen in Delft terecht. Daar zag hij dat de kapitein van het exercitiegenootschap van de patriotten ‘wat zijn gelaat betrof, zeer veel zweem had naar een keeshond’. Vanwege deze treffende gelijkenis week de hond niet meer van zijn zijde. Hierdoor ontstond bij de manschappen de gewoonte om de hond ‘spotswijze weleens den naam van kapitein, en den kapitein dien van Kees’ te geven. Al snel verspreidde deze gewoonte zich en werd iedereen die onder zijn commando stond ‘Kees’ genoemd. Niet lang daarna werden alle patriotten als ‘Kezen’ aangeduid. De orangistische schrijver Willem Bilderdijk (1756-1831) gaf in zijn Geschiedenis des Vaderlands een geheel andere uitleg. Hij meende dat de naam af- | |
[pagina 123]
| |
komstig was van de landverrader Jan Kees, die in de 17de eeuw leefde. Weer anderen meenden dat de naam verwees naar de in 1672 vermoorde Cornelis (Kees) de Witt. De volksdichter ‘de Schoolmeester’ rijmde in 1861 over dit nog altijd onopgeloste raadsel: ‘Of het de hond van De Witt was of van De Groot, Ik zou 't je niet kunnen zeggen, al sloeg je me dood’.Ga naar eindnoot17 De temperamentvolle en waakse spits werd hét symbool van de republikeinsgezinde patriotten. Hij werd zowel afgebeeld op propagandapamfletten als op spotprenten. Op een anonieme gravure verspreid door de republikeinen wordt een keeshond gelauwerd voor het beeld van de vrijheid; onder de afbeelding wordt zijn edele, vriendelijke en moedige karakter geroemd.Ga naar eindnoot18 De aquarel Vivat de Kessen is een allegorie op de vasthoudendheid van de patriotten en toont een waakse keeshond voor zijn hok.Ga naar eindnoot19 De spotprent Dapperheid der Kezen uit 1787 daarentegen vergelijkt de patriotten met copulerende keeshonden.Ga naar eindnoot20 En het pamflet De Gewapende Kees vraagt spottend: ‘wie de slaaf wenst te wezen van een Hond’? De kunstenares Maria Margaretha la Fargue, die regelmatig in opdracht van prins Willem V werkte, gaf op een miniatuurschilderij haarAfb. 8. Keeshond, 18de eeuw. Haags Historisch Museum.
commentaar. Zij portretteerde een kleine jongen, getooid met een oranje sjerp en een oranje versiering aan zijn hoed die een ‘patriottenhondje’ dresseert.Ga naar eindnoot21 Kortom zelfs een kind is een ‘Kees’ de baas. De patriotten lieten zich door deze spottende ironie niet ontmoedigen, integendeel, zij identificeerden zich zo sterk met de keeshond, dat zij hem op kostbare sieraden lieten afbeelden. Zij droegen deze tekens vaak aan een rood, wit, blauw lint op hun kleding zodat zij elkaar als politieke gelijkgezinden konden herkennen. Al snel volgde er een verbod op het dragen van deze tekens. Als gevolg daarvan werden de penningen en spelden kleiner zodat ze makkelijker te verbergen waren. Ze werden nu alleen nog in vertrouwde situaties aan geestverwanten getoond. Zo waren er kleine afbeeldingen van keeshonden in omloop, die in het deksel van een zakhorloge pasten. Ook andere voorwerpen die niet direct in het zicht vielen of die in de privé-sfeer werden gebruikt, zoals pijpuithalers, tabaksdozen en theeserviezen, waren met keeshondjes versierd. Sommige van deze geheime politieke insignes hadden opschriften als ‘Ik byt op myn tyd’ en verwezen naar de waakzaamheid van de patriotten die hun kans afwachtten om de macht te grijpen. | |
[pagina 124]
| |
Afb. 9. Insigne met keeshond, tweede helft 18de eeuw. Haags Historisch Museum.
Binnenskamers dronken gegoede patriotten elkaar toe uit glazen waarop een keeshond stond gegraveerd. Oranjegezinde broeders hadden op hun beurt gebruiksvoorwerpen waarop de trotse mops was afgebeeld. Maar ook kwam het voor dat zij het symbool van de patriotten op de korrel namen. Dan werd er op bijeenkomsten gedronken uit glazen waarop een keeshond was gegraveerd die lamlendig op een kussen ligt. De modelmaker J.J. Kandler (1706-1775) vervaardigde mallen waarmee gedurende de 18de eeuw in de Duitse Meissen porseleinfabriek honderden porseleinen mopshonden werden gebakken, die in ons land gretig aftrek vonden. Ook mopsen van Delfts aardewerk waren geliefd. Mops- en keeshonden waren soms zo politiek beladen dat een eigenaar, afhankelijk van de politieke situatie van dat moment, het risico liep als verdachte te worden verhoord. In 1780, toen stadhouder Willem V nog vrij stevig in het zadel zat, waren er volgens de Engelse toerist William Beckard in de stad Utrecht zoveel mopshonden dat hij niet op straat kon lopen zonder over hen te struikelen.Ga naar eindnoot22 In die tijd deden eigenaars van keeshonden er verstandig aan om hun dier binnenshuis te houden of weg te doen. Opvallend is dat de afgebeelde republikeinse keeshonden altijd groot en wit zijn. Meestal zijn ze als poedels geknipt; van de vacht is alleen de kraag en het topje van de staart niet weggeschoren. De hond heeft hierdoor een verzorgd uiterlijk en lijkt door zijn lange manen op een leeuw. Na 1815, als alle politieke onrust in ons land voorbij lijkt te zijn en Willem I tot koning is gekroond, verdwijnt de symboliek rond de mops en de keeshond. Toch zou het enige tijd duren voordat de politieke beeldspraak uit het collectieve geheugen was verdwenen. De uitdrukking ‘Hij is van het hondje gebeten’ werd nog in de eerste helft van de 20ste eeuw gebruikt. De uitdrukking betekent dat de betreffende persoon zich verbeeldt erg belangrijk te zijn en verwijst naar de tijd dat de patriotten (Kezen) verwaandheid werd verweten. En in 1863, ruim een halve eeuw na de heftige | |
[pagina 125]
| |
Afb. 10. Mopshond van Delfts aardewerk, 18de eeuw. Rijksmuseum Twenthe, Enschede.
strijd, gebruikt de Schoolmeester in het gedicht De Mop en de Kees de volgende dialoog: ‘Een Kees, zoo verwaand als een pauw’ vraagt aan de Mop: ‘Gaat het je nog altijd gelukkig in Holland?’ waarop de mopshond antwoordt: ‘Ja, perfect manke sneeuwbal! Maar met jou gaat het krukkig.’Ga naar eindnoot23
Jori Zijlmans Conservator Haags Historisch Museum / Museum de Gevangenpoort
Haags Historisch Museum Korte Vijverberg 7 2513 AH Den Haag di t/m vr van 11.00-17.00 uur za, zo en feestdagen van 12.00-17.00 uur 29 juni t/m 27 oktober 2002 T 070 364 69 40 I www.haagshistorischmuseum.nl E info@ haagshistorischmuseum.nl Teylers Museum Spaarne 16 2011 CH Haarlem di t/m za van 10.00-17.00 uur zo en feestdagen 12.00-17.00 uur 29 juni t/m 27 oktober 2002 T 023 531 90 10 I www.teylersmuseum.nl E teyler@euronet.nl Publicatie: |
|