Madoc. Jaargang 2002
(2002)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |
[Nummer 2]Anne de Snoo
| |
[pagina 64]
| |
Afb. 1. Prent De Rechtveerdighe Sifte, oktober 1617, de Arminianen worden uit de samenleving gezeefd door prins Maurits en de leden van de Staten-Generaal. Ontwerp van Adriaen van de Venne, graveur onbekend. Gravure, 27,5 (met tekst 51) × 35,5 cm. o.a. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
| |
[pagina 65]
| |
Afb. 2. Details van De Rechtveerdige Stifte; boven de Staten, onder de Stadhouders
| |
[pagina 66]
| |
De wat ‘rekkelijke’ Arminianen, met veel regenten onder hun aanhang, werden vereenzelvigd met Oldenbarnevelt. Zij werden door diens vredesonderhandelingen geassocieerd met een pro-Spaanse en dus tevens pro-katholieke houding. De ‘precieze’ Gomaristen vonden uiteindelijk in Maurits hun leider. Brede lagen van de bevolking werden door deze godsdienstige kwestie in beroering gebracht. Beide partijen bestookten elkaar met pamfletten. Deze werden onder meer uitgegeven als een los blad, waarop tekst en beeld een pakkende combinatie vormden en een duidelijke boodschap verkondigden. Een voorbeeld hiervan is de prent op het pamflet de Rechtveerdighe Sifte. Gewoonlijk wordt deze prent gedateerd in het jaar 1618. De voortekening is bewaard gebleven en er bestaat ook een tweede, enigszins veranderde versie van de prent. Deze is getiteld d'Grote Seeff (afb. 3).Ga naar voetnoot10. Royalton-Kisch is degene die de voortekening op grond van stijlkenmerken toeschrijft aan Adriaen van de Venne.Ga naar voetnoot11. In dit artikel staat de vraag centraal of aan de hand van de politieke situatie de prenten preciezer gedateerd kunnen worden - ofwel: welke politieke situatie past het best bij deze afbeelding, welke datering vloeit daar dan uit voort en waarom bestaan er twee versies? Daartoe worden beeld en tekst in samenhang bestudeerd. Dit onderzoek leidde ertoe de prent de Rechtveerdighe Sifte te plaatsen in het najaar van 1617 en d'Grote Seeff iets later, of eventueel nog in de eerste maanden van het jaar 1618. De reden om dit laatste pamflet opnieuw uit te geven kan diverse oorzaken hebben gehad. Misschien is één daarvan gelegen in het voor een groter publiek willen presenteren van de eerste versie. Adriaen van de Venne zelf komt in dit artikel nauwelijks aan bod. Toch staat de kunstenaar niet los van zijn product. In de eerste plaats woonde Van de Venne in Zeeland, dat op de Rechtveerdighe Sifte prominent vermeld wordt. Hij zal, gezien het streng calvinistische klimaat in die provincie en zijn Zuid-Nederlandse afkomst, ongetwijfeld contraremonstrantse visies hebben gehad. Dat hij ook voorstander was van Maurits' politiek is niet zo'n gewaagde veronderstelling. Zijn latere carrière dicht bij het Haagse hof bevestigt dat beeld. Hij was, om de laatste zin op het pamflet te parafraseren, waarschijnlijk een goede patriot, die Gods kerk, het land en Maurits beminde. Uit zo'n ideaal kon alleen maar een mooie, geïnspireerde prent voortkomen. | |
De pamfletten en de voortekeningDe prenten Rechtveerdighe Sifte en d'Grote Seeff zijn bijna identiek en betreffen het uitzeven van de Arminianen uit de samenleving door de prinsen van Nassau en de leden van de Staten-Generaal. Zij zijn als pamflet, voorzien van uitvoerige tekst bewaard gebleven.Ga naar voetnoot12 Signatuur en datering ontbreken op de prenten. Het dichtwerk daarentegen is wel ondertekend, maar met de onbekende pseudoniemen JO PEAN en V.E.G.B. De prenten en teksten komen inhoudelijk overeen. Tevens is de bijbehorende voortekening voor de Rechtveerdighe Sifte behouden. De tekening bevindt zich in de verzameling van de Atlas van Stolk te Rotterdam.Ga naar voetnoot13 | |
[pagina 67]
| |
De tekening wordt door Royalton-Kisch op overtuigende wijze aan Adriaen van de Venne toegeschreven op grond van twee andere gesigneerde tekeningen, waarvan één uit 1618.Ga naar voetnoot14 Bij de eerste blik op deze prenten vormt de enorme zeef het meest opvallende element. In en onder de zeef is een aantal gedeeltelijk doorgezeefde figuren zichtbaar en op de opstaande rand staat de (huidige) titel: Rechtveerdighe Sifte en op de andere prent d'Grote Seeff. De zeef steunt op twee stenen muurtjes en wordt heen en weer bewogen door twee groepen, aangeduid met de tekst ‘Nassouwsche Kracht’ bestaande uit drie heren aan de rechterkant en aan de linkerkant de ‘Mogende Macht’, zeven man sterk. Achter deze mannen zijn nog diverse andere figuren te ontwaren, onder andere soldaten met lansen en vaandels. In de lucht zweeft op een wolk Justitia met zwaard en weegschaal in de hand.Ga naar voetnoot15 Links en rechts van de wolk staan twee wapenschilden, één waarin de wapens van de zeven provinciën zijn samengevoegd en één van prins Maurits. In de orde van de Kousenband om het wapenschild van Maurits staat de niet geheel correct gespelde spreuk van de orde van de Kousenband: Honi soit qui mael pense.Ga naar voetnoot16 De tekening is in vergelijking tot de prent in spiegelbeeld, zoals gebruikelijk bij een tekening die een prentontwerp is. Op de tekening staat echter maar één tekstje en dat is de spreuk Honi siot qui mali pense om het rechter wapenschild. De tekst is op de tekening niet gespiegeld en bovendien niet goed leesbaar.Ga naar voetnoot17 Dat de tekening was bedoeld om als voorbeeld voor een prent te dienen, blijkt uit het feit dat de orde van de Kousenband op de prent om prins Maurits' juiste linkerbeen is weergegeven en op de tekening dus om zijn rechterbeen.Ga naar voetnoot18 Het blijkt verder ook uit het feit dat de velden in de wapenschilden eveneens geheel gespiegeld zijn getekend en dus pas in prentvorm de correcte versie tonen. Op de prent d'Grote Seeff komt een aantal belangrijke verschillen voor ten opzichte van de Rechtveerdighe Sifte. Het meest opvallend zijn de drie koorden waarmee Justitia de zeef vasthoudt. Bovendien is het merkwaardig dat de orde van de Kousenband op de prent d'Grote Seeff ontbreekt. Maurits draagt hier onder beide knieën gewone gestrikte kanten kousenbanden. Verder staat midden-onder de uitgezeefde personen in plaats van ‘vergift’ het woord ‘berenvel’ te lezen. Er zijn nog vele andere kleine verschillen. Bijvoorbeeld de opstaande rand en de gaten in de zeef, een kraagvorm en de lansen op de achtergrond.Ga naar voetnoot19 Er is eveneens verschil in technische uitvoering. De Rechtveerdighe Sifte vertoont een fraaie en precieze lijnvoering, de schaduwpartijen lopen mooi over naar het licht en de details zijn met liefde weergegeven. D'Grote Seeff heeft een wat grovere lijnvoering en minder geraffineerde schaduwpartijen, die bovendien donkerder zijn aangezet. Ook de verhoudingen komen anders over. Vooral de hoofden van Oldenbarnevelt en Maurits lijken groter, mogelijk door het net even minder precies overtrekken van het voorbeeld, door wijze van graveren en door de plaatsing van de schaduwpartijen. Op de Rechtveerdighe Sifte zijn bijzonder fraaie, gekalligrafeerde letters gebruikt, met veel lussen en krullen. Hierbij steken de inscripties op d'Grote Seeff maar magertjes af. | |
[pagina 68]
| |
Opmaak en zetsel van de teksten verschillen nogal. Onder Rechtveerdighe Sifte staat de tekst verdeeld over drie kolommen in romeinlettertype. Daarboven staat over de volle breedte de titel.Ga naar voetnoot20 De tekst is ondertekend met JO PEAN en de slotregel, ook over de volle breedte, luidt: ‘VVt Amsterdam, voor de goede Patriotten ghetrou, die beminnen Gods Kerck, en 't Landt, metten Prins van Nassou’. Om de tekst heen is een sierrand geplaatst. Het pamflet d'Grote Seeff, waarvan de tekst ondertekend is met V.E.G.B., is gezet in gotisch schrift.Ga naar voetnoot21 Op beide pamfletten is gebruik gemaakt van gepaard eindrijm. Rijmsoort, stijl en woordkeus geven weinig aanknopingspunten voor het ophelderen van de signaturen. | |
De afgebeelde personen en de historische situatieIn de oorlogvoering tegen de Spanjaarden werd al in een vroeg stadium gebruikt gemaakt van het gedrukte woord om ideeën en standpunten te verspreiden. Gecombineerd met ‘plaatjes’ deed men een beroep op emoties. Zo versterkten tekst en beeld elkaar op ideale wijze. Om de boodschap op een pamflet goed te laten overkomen werd het wereldbeeld neergezet in simpele termen van ‘goed’ en ‘slecht’. Liefst in overdreven vorm.Ga naar voetnoot22 Dat is eveneens het geval bij de zeefprenten van Adriaen van de Venne. Het onderwerp van het pamflet is de staat van het land, die in gevaar komt door de Arminianen en door Oldenbarnevelts politiek. Er is maar één oplossing: Oldenbarnevelt en de Arminianen moeten verdwijnen en Maurits zal dat met hulp van zijn familie en de Staten-Generaal tot stand brengen. Alles wat met Maurits en met de contraremonstranten te maken heeft, is goed. Oldenbarnevelt en de remonstranten zijn slecht. Wat de goeden en de slechten zijn, moet in een oogopslag duidelijk zijn. Daarom staat er bijna altijd een inscriptie op een dergelijke politieke prent. Ook zijn de individuen meestal te herkennen aan hun attributen en kleding. Op de prenten zijn, behalve de figuur van Justitia, alleen groepen benoemd. Rechts staat de ‘Nassouwsche Kracht’ van drie man sterk, links een groep van zeven personen, de ‘Mogende Macht’. Kennelijk werd het niet nodig gevonden om de afzonderlijke figuren te benoemen. Zij moeten dus voor het toenmalige publiek makkelijk te herkennen of te plaatsen zijn geweest. De ‘Nassouwsche Kracht’ zijn kennelijk de prinsen van Nassau. Maar welke prinsen betreffen het hier? Zij zijn immers niet afzonderlijk benoemd. Het antwoord is eenvoudig te vinden in de tekst onder de prent van de Rechtveerdighe Sifte. Maurits wordt ten tonele gevoerd als de grote held. Bij de opsomming van verrichte handelingen worden de namen van de overige twee leden van het huis van Nassau vermeld: ‘Nassou, Graeff Willem, met Graeff Ernst’ die aan het zeven zijn.Ga naar voetnoot23 Naast de tekst geven ook de portretten, de kleding en zelfs ook enige voorwerpen diverse aanwijzingen voor een interpretatie.Ga naar voetnoot24 De voorste figuur rechts naast de zeef op de Rechtveerdighe | |
[pagina 69]
| |
Afb. 3. Prent d'Grote Seeff, eind 1617, begin 1618. Ontwerp Adriaen van de Venne, graveur onbekend. Gravure, 26 (met tekst 40) × 35 cm. o.a. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam. Prent d'Grote Seeff, eind 1617, begin 1618. Ontwerp Adriaen van de Venne, graveur onbekend. Gravure, 26 (met tekst 40) × 35 cm. o.a. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
Sifte laat inderdaad geen twijfel, dat is Maurits. Zijn wapenschild staat boven zijn hoofd. Hij draagt de op 4 februari 1613 uitgereikte Orde van de Kousenband.Ga naar voetnoot25 Bovendien lijkt zijn profiel op een portret dat eveneens in de Atlas van Stolk voorkomt en waarop bo- | |
[pagina 70]
| |
vendien praktisch dezelfde tekst voorkomt als op de Rechtveerdighe Sifte.Ga naar voetnoot26 Dit portretje betreft de en profil weergegeven kop van de prins met de tekst: ‘Mavritius. Pr Dorangie’.Ga naar voetnoot27 Behalve de gelijkenis en de overeenkomsten in de tekst, is de houding van hoofd en lichaam en ook de kleding op het portretje en op de Rechtveerdighe Sifte vrijwel hetzelfde.Ga naar voetnoot28 Dat Van de Venne over een lijkend portret van Maurits kon beschikken, blijkt uit het feit dat hij in 1618 of eerder portretten van Maurits en Frederik Hendrik schilderde.Ga naar voetnoot29 Gezien het grote formaat en de representatieve functie, moeten we niet op voorhand uitsluiten dat Maurits niet voor dit portret geposeerd kan hebben.Ga naar voetnoot30 De kleding op dit schilderij komt tot in het detail overeen met de kleding op de prenten. De hoed heeft weliswaar een andere versiering, maar het model van de kledingstukken, de kraag, de manchetten en het dessin van de stof zijn vrijwel identiek.Ga naar voetnoot31 Ook het gedraaide handvat met knop van het zwaard komt overeen. Het schilderij toont een penning aan een lint. Dat is de bij de orde van de Kousenband horende St. Jorispenning.Ga naar voetnoot32 De orde van de Kousenband was een zeer prestigieuze onderscheiding, die men op portretten vol trots liet afbeelden. Op de prent de Rechtveerdighe Sifte is wel een lint te zien, maar niet de penning. Dat was ook niet nodig omdat de kousenband zelf duidelijk zichtbaar is. De kousenband is in feite een soort riempje met een gesp waarop de tekst Honi soit qui mal y pense.Ga naar voetnoot33 Deze ceintuurvorm omcirkelt eveneens het wapenschild van Maurits, dat rechtsboven is afgebeeld. Het is merkwaardig dat op de prent d'Grote Seeff de orde van de Kousenband om Maurits' been ontbreekt, terwijl deze wel voorkomt om het wapenschild. Het blijft gissen naar de reden hiervan. Was het een slordigheidje van de graveur? Die optie is niet zo aannemelijk, want de graveur van deze prent hanteert weliswaar een lossere stijl, maar is zeker niet slordig te noemen. Besefte hij niet dat het een ordeteken betrof en verving hij daarom dat rare riempje door een fatsoenlijke kousenband? | |
[pagina 71]
| |
De middelste prins is Willem Lodewijk, Maurits' neef en vertrouweling en zijn rechterhand in krijgszaken. Hij was tot zijn dood in 1620 stadhouder van Friesland.Ga naar voetnoot34 De afgebeelde persoon vertoont overeenkomsten met het portret van Willem Lodewijk uit 1604 dat in Van Mierevelts atelier ontstond.Ga naar voetnoot35 De ietwat vlezige kop is in driekwart stand; voorhoofd, jukbeen en baard vormen een verticale lijn en de vorm van de kinbaard is bijna vierkant. Lang werd verondersteld dat Frederik Hendrik de achterste persoon voorstelde.Ga naar voetnoot36 Goed lezen van de tekst van de Rechtveerdighe Sifte had al veel eerder het juiste antwoord kunnen opleveren. Daar staat namelijk: ‘Oock sagh ick op de aerd' van volck een groot ghetal, Nassou Graeff Willem, met Graeff Ernst bovenal’. Graaf Ernst is Ernst Casimir (1573-1632), de jongere broer van Willem Lodewijk.Ga naar voetnoot37 De tekst onder de prent d'Grote Seeff geeft geen namen, wel algemene aanduidingen: ‘die de seef vast houen/ Sijn Staten van het Lant/ en't Huys van 't eel Nassouwen’. De eerste die opperde dat het hier Ernst Casimir betreft, is Royalton-Kisch. Hij voerde echter als reden hiervoor niet de tekst aan, maar beargumenteerde dat Frederik Hendrik al in 1617 duidelijk had gekozen voor de remonstranten en zodoende op een antiremonstrants pamflet niet afgebeeld zou zijn.Ga naar voetnoot38 Toetsen we de tekstuele aanwijzing op overeenkomsten met het beeld, dan kan de afgebeelde persoon inderdaad Ernst Casimir zijn. Deze figuur oogt jonger dan Maurits en Willem Lodewijk. Maurits was in 1618 eenenvijftig jaar oud, Willem Lodewijk achtenvijftig, terwijl zijn broer Ernst Casimir (pas) vijfenveertig jaren telde. Vergelijken we de afbeelding van Ernst Casimir op de zeefprenten met zijn portret, zoals dat bijvoorbeeld is afgebeeld in La Genealogie des Illustres Comtes de Nassau, dan kunnen we zeker spreken van enige gelijkenis.Ga naar voetnoot39 Die is vooral gelegen in het nogal breed op de oren uitgolvende haar, de dun ogende borstelige snor en het puntige sikje. Ook de iets gebogen neus komt overeen. Op dit portret is Ernst Casimir duidelijk een jonge man, net als op de beide zeefprenten. We kunnen ons eventueel nog afvragen welke andere leden van het Huis van Nassau in aanmerking zouden kunnen komen om op de zeefprenten te figureren. Vier zonen van Jan van Nassau kozen voor een militaire loopbaan in de Republiek.Ga naar voetnoot40 Afgezien van Willem Lodewijk en Ernst Casimir waren dat Filips en Lodewijk Günther. De eerste was echter al in 1595 overleden, Lodewijk Günther stierf in 1604.Ga naar voetnoot41 De overige drie broers uit deze tak (de zonen van Jan van Nassau), Johan, George en Johan Lodewijk speelden in de Nederlanden geen rol van betekenis.Ga naar voetnoot42 Filips Willem, de ‘echte’ prins van Oranje, sleet zijn leven min of | |
[pagina 72]
| |
meer in gevangenschap en overleed in 1618. Wat betreft de tweede generatie: daar was het maar moeizaam mee gesteld. Maurits was niet getrouwd, Willem Lodewijk had geen kinderen en de eerste zoon van Ernst Casimir werd pas in 1612 geboren. Het is duidelijk dat er voor de ‘Nassouwsche Kracht’ geen andere kandidaten zijn dan Maurits, Willem Lodewijk, Ernst Casimir en Frederik Hendrik. Waarbij we op grond van de tekst, het portret en het religieuze argument, Frederik Hendrik kunnen uitsluiten. De zeven mannen die de ‘Mogende Macht’ representeren, staan onder een wapenschild waarin de wapens van de zeven Provinciën zijn ondergebracht. D'Grote Seeff betitelt de zeven mannen als ‘menich treff'lijck man’ en even verderop als ‘Staten van de Lant’. De tekst op de Rechtveerdighe Sifte spreekt over: ‘En noch veel Heeren trou uyt Zee-lant sonder schroemen, Met seven mannen vroet, die ick hier niet can noemen’. De heren zonder schroom, ofwel zonder vrees, zijn in het gezelschap van zeven wijze mannen, die niet genoemd kunnen worden. Zij vertegenwoordigen ongetwijfeld de zeven Staten, ook al gelet op het wapenschild en de inscriptie ‘Mogende Macht’ op de prent. De leden van de Staten-Generaal lieten zich na 1609 aanspreken met Hare Hoog Mogenden.Ga naar voetnoot43 De zeven wijze mannen worden in de tekst van de Rechtveerdighe Sifte niet bij name genoemd. Welke rol speelde de Staten-Generaal eigenlijk in dit geheel? Konden zij iets uitrichten tegen Oldenbarnevelt? Het antwoord luidt ja en nee. De Staten-Generaal had zeven stemmen, voor elke provincie één, plus de landsadvocaat. Holland stond uiteraard onder diens directe invloed, maar ook Utrecht en Gelderland waren nog lang pro-Oldenbarnevelt. Daar de vertegenwoordigers van de noordelijke provincies vaak verstek lieten gaan, was een meerderheid voor Oldenbarnevelt snel bereikt.Ga naar voetnoot44 Het was dus zaak voor Maurits om de provincies mee te krijgen voor zijn standpunt en op ieders aanwezigheid aan te dringen. Dan zouden de stemmen in zijn voordeel kunnen uitvallen. In dit licht is het niet vreemd dat men hoopte dat de Staten-Generaal een ommekeer teweeg kon brengen. In 1617 was die meerderheid er nog niet en was het zodoende ook niet mogelijk die te benoemen. Dat de zeven mannen personificaties van de zeven Staten zouden voorstellen, lijkt gezien het vrijwel geheel ontbreken van personificaties op de zeefprenten niet zo voor de hand te liggen. Bovendien worden de zeven provincies altijd als vrouwen afgebeeld.Ga naar voetnoot45 In de hele tekst van de Rechtveerdighe Sifte staan maar drie woorden in hoofdletters weergegeven: Mauritius, Zee-lant en Justitia. Dat Maurits en gerechtigheid in de strekking van het verhaal een belangrijke rol vervullen, is duidelijk. Maar Zeeland? De trouwe heren zonder vrees uit Zeeland kunnen de figuren en de soldaten op de achtergrond voorstellen. Gerekruteerd uit de vele fanatieke contraremonstranten die Zeeland telde. Zeeland was bovendien Maurits' eigen provincie, waar hij de eerste edele was.Ga naar voetnoot46 De ontwerper van de prent, namelijk Adriaen van de Venne, woonde ook in Zeeland. In en onder de zeef zijn eveneens enige figuren afgebeeld met zeer persoonlijke trekken. Deze personen hebben in de afbeelding geen naamsvermelding. De tekst van de Rechtveerdighe Sifte vertelt ons dat de zeef gevuld is met ‘menschen veelderhande/ die neerstich hadd'gepoocht te bringhen haer in schande’ met het doel om ‘Siften 't quae uyt 't goe’. De tekst | |
[pagina 73]
| |
onder d'Grote Seeff maakt gewag van ‘menschen alderhande/ Van d'Heeren van de Ste'en/ de grootste vande lande’. De mensen in de zeef behoren kennelijk niet tot een vast omschreven groep, zoals bijvoorbeeld de leden van de Staten-Generaal. De heren van de steden zijn de pensionarissen van de steden en de grootste van het land kan slaan op de grootste steden in het land. Hugo de Groot was pensionaris van Rotterdam, Rombout Hogerbeets pensionaris van Leiden en Gilles van Ledenbergh was secretaris van de Staten van Utrecht. Slaat de formulering ‘de grootste vande lande’ op Oldenbarnevelt? Of zou dat te veel eer zijn voor de door velen gehate staatsman? Toch was hij in 1617 nog steeds de belangrijkste leidsman van de Republiek, ook in contraremonstrantse ogen. Het bindend element van de groep in de zeef is hun slechtheid, het brengen van schande. Wat verderop, bijna aan het eind van de tekst van d'Grote Seeff staat te lezen wat men nu precies aan het uitzeven is: ‘hoemen tans sift een soort van volck die w'arminianen noemen’. Hier komt de aap uit de mouw. Men is bezig de Arminianen en hun invloed uit de samenleving te verwijderen. Op de prenten staan onder de doorgezeefden nog een toevoeging. Het woord vergift op de Rechtveerdighe Sifte en Beren vel op d'Grote Seeff. Het laat geen twijfel, de Arminianen vormden het vergif in de samenleving en Oldenbarnevelt was voor de contraremonstranten een ruwe, ongelikte beer. De duidelijkst uitgebeelde figuur op de prenten is onmiskenbaar Oldenbarnevelt. Hij valt als eerste door de zeef. Velen in de Republiek beschouwden rond 1617, 1618, de macht van Oldenbarnevelt als een slechte zaak. Afgezien van zijn remonstrantse voorkeurspolitiek, speelden nog andere motieven een rol bij deze negatieve visie op de landsadvocaat. Hij zou heulen met de vijand, omdat hij steun zocht bij het katholieke Frankrijk en hij zou uit zijn op een vrede met Spanje, die onder andere vrijheid van godsdienstuitoefening voor de katholieken beoogde.Ga naar voetnoot47 Vergelijken we portretten van Oldenbarnevelt met de afbeelding op de zeefprenten, dan is er wel gelijkenis, maar minder overtuigend dan het geval is bij de ‘Nassouwsche’ heren. De zeefprenten tonen een vrij rond hoofd, terwijl dat op andere afbeeldingen wat langwerpiger is. Hij draagt een jas met bontrand, een model dat door juristen en geleerden veel gedragen werd.Ga naar voetnoot48 Ook de overige kledingstukken komen overeen met kleding waarin hij vaker afgebeeld is en wat past bij een oudere (burger)man: eenvoudige donkere kleding zonder veel opsmuk. De anderen moeten Oldenbarnevelts medestanders zijn, de Arminianen. Samen met Oldenbarnevelt werden Hugo de Groot, Hogerbeets en Ledenberg gearresteerd. De tweede man onder de zeef ziet men op de rug. Het haar lijkt van een lichte kleur en het hoofd oogt jong en glad.Ga naar voetnoot49 Dit zou Hugo de Groot (1583-1645) kunnen zijn. In 1618 was hij 35 jaar, nog jong dus. Aangezien het gelaat enigszins afgewend is en veel schaduw vertoont, is het lastig vergelijken met andere portretten van De Groot. Net onder de rand van de zeef is een derde hoofd te zien: een wat oudere man met rimpels en een ietwat forse neus. Het afgebeelde hoofd is veel kleiner dan dat van Oldenbarnevelt en ook minder uitgewerkt. Daardoor is het moeilijk te bepalen wie hier bedoeld is, maar Hogerbeets (1561-1625) lijkt een aannemelijke | |
[pagina 74]
| |
keuze. In 1618 was deze 57 jaar oud en vergeleken met andere afbeeldingen komen de neusvorm en het korte haar aardig overeen.Ga naar voetnoot50 Nog vier personen zitten boven in de zeef, zij zijn nog niet helemaal doorgezeefd. Twee daarvan zijn slechts summier aangeduid, de overige twee lijken pogingen tot echte portretten. De man geheel rechts is het meest duidelijk. Dit moet wel de 68-jarige Ledenberg (1550-1618) zijn, met zijn kalende hoofd.Ga naar voetnoot51 Kopstukken van de grootste steden van het land zijn in beeld gebracht: Hugo de Groot van Rotterdam, Ledenberg van Utrecht en Hogerbeets van Leiden. De figuur van Justitia wordt afgebeeld met haar vaste attributen en met haar naam in grote letters ter weerszijden van haar hoofd. D'Grote Seeff vermeldt expliciet dat zij de zeef vasthoudt, en dat doet zij op de voorstelling dus letterlijk. De vermelding van het vasthouden komt niet voor in de tekst van de Rechtveerdighe Sifte en (dus) ook niet op de bijbehorende gravure. Waaruit we kunnen afleiden dat de prent van d'Grote Seeff aangepast werd om hem met de tekst overeen te laten komen. Op beide voorstellingen komen drie gehelmde mannen voor, terwijl de lansen de aanwezigheid van troepen suggereren. Geen van beide teksten vermeldt concreet iets over soldaten die bij het uitzeven van de kwade krachten aanwezig waren of daarbij geholpen zouden hebben, of het moet de volgende regel uit de Rechtveerdighe Sifte zijn: ‘En noch veel Heeren trou uyt Zee-lant sonder schroemen’. Soldaten zal men niet snel als heren aanduiden, maar mogelijk moeten heren zonder vrees toch soldaten kunnen voorstellen. Als we ons trachten te verplaatsen in de tijd, is het weergeven van troepen wel te begrijpen. Zij waren het instrument, waarmee Maurits de in de tekst genoemde heldendaden verrichtte. Misschien waren het wel Zeeuwse soldaten waarmee Maurits in 1617 het garnizoen in Den Briel verving. Een interessant item dat op de Rechtveerdighe Sifte in woord en beeld aan bod komt zijn de uit de zeef vallende muntstukken: ‘Daer viel oock sommich ghelt, alsoo ick conde mercken’. Dit onopvallende detail is interessant vanwege de politieke interpretatie die eraan gegeven kan worden. Vermoedelijk verwijst dit geld naar de - mogelijk met opzet - verspreide geruchten over omkoping. De remonstranten zouden door Spanje betaald worden om een voor Holland onvoordelige vrede te sluiten.Ga naar voetnoot52 Op sommige (latere) prenten is dit zelfs het hoofdonderwerp. De Gulden Legende van den Nieuwen St. Jan uit 1618 toont een op een altaar staand borstbeeld van Oldenbarnevelt met een vette geldbuidel in de hand; de Gouden Blaes-Balck, eveneens 1618 gedateerd, laat zien hoe een Spanjaard en een jezuïet met een blaasbalg geldstukken in de schoot werpen van Oldenbarnevelt en enige remonstranten; en op de na 13 mei 1619 vervaardigde Afbeeldinghe van den ouden ende nieuwen tijdt staat een grote spaarpot.Ga naar voetnoot53 In de tekst van het pamflet de Rechtveerdighe Sifte sluit een andere verwijzing naar geld hierbij aan: ‘O Iudas hertich volck! Door gelt-giericheyt blint’. Deze regel laat weinig aan de verbeelding over. De Arminianen verkopen, net als Judas, hun ziel aan de vijand, verblind door het geld dat hun geboden wordt om het land te verraden. Ook op d'Grote Seeff komt het woord omkoping voor: ‘De stemmen cocht men om/ men maeckt een nieu verbont’. Deze regel figureert in een opsomming van de ‘misdaden’ van de Arminianen. Het is de vraag of het te ver gezocht is om te veronderstellen dat deze omgekochte stemmen het aannemen van de Scherpe Resolutie mogelijk maakten. Want vooral het tot stand komen ervan werd als on- | |
[pagina 75]
| |
terecht ervaren. Van tevoren had namelijk een soort beraad plaatsgevonden, waarin men een meerderheid vóór de resolutie had bekokstoofd. En een dergelijke manier van factievorming was destijds ongehoord en zette veel kwaad bloed.Ga naar voetnoot54 | |
Het motief van de zeefHet meest opvallende onderdeel op de prenten is de enorme zeef. Het afbeelden van een zeef om uit te drukken dat niet-gewenste elementen uit een samenleving dienen te verdwijnen, komt zelden voor. Zover ik heb kunnen nagaan verschijnt dit motief pas rond 1617-1618 op slechts enkele prenten en steeds in verband met de figuur van Maurits. Een prent uit circa 1618, getiteld Den Nieuuen Barne Valschen Handel toont Maurits staande op een toren, die de zeef Hooch Nodich schudt. De zeef wordt vastgehouden door een hand uit de wolken. Dit onderdeel maakt deel uit van een grotere, complexe voorstelling.Ga naar voetnoot55 Deze compositie komt eerder voor, namelijk al in 1598. Maar hier ontbreekt de toren met de zeefschuddende Maurits.Ga naar voetnoot56 Beide zijn zinneprenten op de vredesvoorstellen van Spanje. Het detail met de zeef is overgenomen van de prent t'Arminiaens Testament, een 1618 gedateerde gravure, zo mogelijk nog ingewikkelder van voorstelling dan Den Nieuuen Barne Valschen Handel. Ook hier is de zeef niet de hoofdvoorstelling, maar de Piramide of Tombe, opgebouwd uit de overmeesterde remonstrantse steden.Ga naar voetnoot57 Er bestaat ook een gespiegelde, verkleinde variant, eveneens t'Arminiaens Testament geheten.Ga naar voetnoot58 Maurits schudt vanaf de transen een zeef die wordt opgehouden door een hand uit de wolken der Vromen Hulp genaamd. Aan de andere kant van de zeef helpt een zwevende arm met het schudden.Ga naar voetnoot59 De eerstgenoemde versie van het t'Arminiaens Testament is van S. de Fries en bijgewerkt door C.J. Visscher, met vermelding ‘gedruckt in't Jaer 1618’. In de tekst wordt zelfs een datum genoemd: 16 oktober. Dit geeft een goed uitgangspunt om de politieke strekking van t'Arminiaens Testament met die van de zeefprenten te vergelijken. De inscriptie onder de voeten van de maagden op t'Arminiaens Testament geeft al aan dat het gedaan is met de Arminianen, want ‘De Vry-vereende Landen (zijn) Triumpherende over haer Subyte en wonderlycke Verlossinghe’. En onder de gevallen steden staat nog eens duidelijk: ‘Dat hof is uyt’. Vrij vertaald kunnen we dus zeggen dat in oktober 1618 de overwinning van de contraremonstranten vaststaat en de Verenigde Provincies verlost zijn van de Arminianen en Oldenbarnevelt. Zoals ook de keuze van de scènes in de piramide laten zien.Ga naar voetnoot60 Bovendien staan op de voet van de toren geketende waardgelders en in de lucht verdrijft vader Tijt Twist, Gewelt en Bedroch.Ga naar voetnoot61 De uitgezeefde figuren zijn Wagghelmutsen ofwel twijfelaars, de laatste restjes Arminianen die ook moe- | |
[pagina 76]
| |
ten verdwijnen. De Verscheyde Natien staan goedkeurend toe te kijken. Woord en beeld laten de politieke situatie van oktober 1618 zien. Een geheel ander beeld van prins Maurits die ongewenste figuren uitzeeft, is te zien op een prent getiteld Laest Nassov vri wannen es kan nichts schaden, Dan das wannen, ist ihm gaer wol geraten.Ga naar voetnoot62 Maurits houdt hier als enige persoon de zeef vast, een soort wan met handvatten in mandvorm. Er zijn negen toeschouwers, onder wie Frederik Hendrik en Willem Lodewijk. Van de uit de zeef vallende personen is Van Ledenberg te herkennen aan het pennenmesje waarmee hij in september 1618 zelfmoord pleegde. Op de achtergrond een als door de bliksem getroffen vallende figuur, waarschijnlijk Oldenbarnevelt. Gezien het motief van het pennenmesje, kan deze prent niet vóór 19 september 1618 gemaakt zijn, de dag waarop Ledenberg zelfmoord pleegde. Bovendien is de aanwezigheid van Frederik Hendrik in 1618 beter te plaatsen dan in 1617. Waarschijnlijk is Van de Venne de eerste die het motief van de zeef in de beeldende kunst invoerde. Dit was geen kunstzinnige noviteit, maar het gevolg van het letterlijk illustreren van de tekst. Veel navolging heeft dit niet gehad. De enkele prenten waarop een soortgelijke zeef voorkomt, zoals t'Arminiaens Testament, zijn, naar het zich laat aanzien, op dit voorbeeld gebaseerd. | |
De tekstTekst en afbeelding van beide prenten vormen een hechte eenheid. De afbeelding illustreert zo getrouw de inhoud van het geschrevene dat we ervan uit kunnen gaan dat de tekst de basis vormt. Nu zijn er niet alleen twee verschillende prenten, maar ook twee verschillende teksten. Deze zijn weliswaar in opbouw en inhoud ongeveer gelijk, maar in hun woordkeuze zeker niet. Hoe kan dit verschil verklaard worden? Waarom werd er voor het tweede pamflet een andere graveur en een andere schrijver aangetrokken? Omdat men kennelijk niet (meer) beschikte over het zetsel en de koperplaat, maar toch aan een mooie en actuele prent geld wilde verdienen door hem geschikt te maken voor een groter publiek. Waren de koperplaat en het zetsel echter door de drukker zelf vernietigd, dan was het meestal politiek gevoelig materiaal, gericht tegen het gevestigde gezag.Ga naar voetnoot63 Na de arrestatie eind augustus 1618 van Oldenbarnevelt was dat Maurits. In het jaar 1617 had Oldenbarnevelt echter nog genoeg autoriteit om zo'n prent niet te tolereren. Daarom is het van belang het pamflet te dateren, omdat juist in 1618 het gezag wisselt. Oldenbarnevelt wordt op 29 augustus 1618 gearresteerd.Ga naar voetnoot64 De situatie was in september dus radicaal veranderd. De noodzaak om na september 1618 een dergelijke prent te maken, zal niet zo groot zijn geweest, omdat de ‘droom’ waarover gesproken wordt toen al voor een deel bewaarheid was. Nu spreekt de tekst op de Rechtveerdighe Sifte wel van een tijdstip, maar helaas niet van een jaar. Dat tijdstip staat vermeld in de eerste regel en luidt: ‘Nu onlangs in der Maent September lest gheleden’. Het pamflet zou dus na de maand september gemaakt kunnen zijn, maar was dat 1617 of 1618? Als we de tekst geloven, dan zou men kunnen concluderen dat, gezien | |
[pagina 77]
| |
de politieke situatie van september 1618, de drang om een dergelijke prent te maken niet zo groot meer was. Terwijl de wens Oldenbarnevelt en de remonstranten te stoppen, in 1617 nog zeer groot was. Ook weersomstandigheden zouden tot een datering kunnen leiden. De volgende drie pamfletregels geven daarover informatie: ‘Ginck ic tot mijn vermaeck, de velden groen betreden, Die Flora hadd' besaeyt met blomkens veelderley/ Sephyrus soetelijck blies ghelijck als inden Mey’. Slaan we Buisman erop na met zijn gegevens over het weer in de Lage Landen, dan blijkt dat de zomer van 1617 kil was en de herfst droog. De herfst van 1618 is wederom droog.Ga naar voetnoot65 De tekst van het pamflet duidt op een zachte, warme herfst, dat hoeft droog niet uit te sluiten. Van Deursen daarentegen noemt de zomers van 1615, 1616 en 1617 lange, hete zomers.Ga naar voetnoot66 ‘Lang’ zou in het geval van een hete zomer kunnen betekenen dat het in september nog steeds lekker weer was. Maar de zomer van 1618 was kennelijk niet lang en heet, dus ook september niet. Al met al nogal tegenstrijdige informatie waarmee we niet veel opschieten. Afgaande op de gegevens van Buisman, kan het zowel in de herfst van 1617 als van 1618 aangenaam weer zijn geweest. Moeten we Van Deursen geloven, dan komt alleen de herfst van 1617 in aanmerking voor de septembermaand zoals die op het pamflet beschreven is. Daar we ervan uit kunnen gaan dat d' Grote Seeff later werd vervaardigd, is het begrijpelijk dat de maker de verwijzing naar tijd en weer wegliet. Misschien moet ook de mogelijkheid, dat mooi weer in september overdrachtelijk bedoeld was, niet geheel worden uitgesloten. In dat geval behoren 1617 en 1618 beide tot de mogelijkheden, want in het najaar van 1617 hóópt iedereen dat het met Oldenbarnevelt gedaan is en in 1618 wéét iedereen dat het zo is. De politieke situatie geeft dus een goede indicatie voor de datering. Beide teksten leggen aan de hand van veel historische informatie uit, dat de Arminianen de zo zwaar bevochten gerechtigheid weer in gevaar konden brengen. Wanneer de ikpersoon uit zijn droom wakker schrikt, geeft hij iedereen het advies goed na te denken: ‘Dus oordeelt by u selfs, men magh hier niet veel segghen’. Uit het tweede deel van deze regel blijkt dat men zich kennelijk nog niet zo heel openlijk over deze zaken kon uitlaten. Deze voorzichtige formulering zou toch wat overbodig zijn na de arrestatie van Oldenbarnevelt, wiens naam zelfs niet wordt genoemd terwijl hij al in 1617 op straat beledigingen nageroepen kreeg en in de eerste maanden van het jaar 1618 in pamfletten persoonlijk aangevallen wordt.Ga naar voetnoot67 Dit alles zou pleiten voor een datering in de herfst van 1617. Bovendien ontstond, gedurende de weken die volgden op de Scherpe Resolutie van 4 augustus 1617, in brede kringen het gevoel dat Maurits de macht zou grijpen en Oldenbarnevelt en de Arminianen ten val zou brengen. Dat gevoel werd gevoed door een oproer in begin september 1617 te Delft, waarbij de Arminiaanse magistraten uit hun ambten gezet werden.Ga naar voetnoot68 Maurits zelf trad eind september eindelijk handelend op en begaf zich naar Den Briel om daar het garnizoen te vervangen. Het ‘uitzeven’ was dus al aan de gang.Ga naar voetnoot69 Ook in Leiden was de magistraat bang voor oproer en besloot het centrum geheel af te grendelen met een houten ommuring.Ga naar voetnoot70 Min of meer dezelfde situatie treffen we aan in 1618. Maurits | |
[pagina 78]
| |
moest nog veel aanhangers van Oldenbarnevelt verwijderen en vervangen door contraremonstranten. De Arminianen waren nog geenszins geheel uit beeld verdwenen. Dat zou de voorzichtigheid van het pamflet kunnen verklaren, ware het niet dat soortgelijk drukwerk uit dezelfde periode een heel andere toon aanslaat, zoals bijvoorbeeld het op oktober 1618 gedateerde t'Arminiaens Testament, Den Arminiaenschen Dreck-waghen en de Warminiaen. Daarin wordt op niet mis te verstane wijze uitgebeeld dat Oldenbarnevelt en de Arminianen monsterlijk uitschot zijn.Ga naar voetnoot71 De Gulden Legende van den Nieuwen St. Jan schildert de gewezen advocaat van Holland af als een katholieke heilige met een vette geldbuidel.Ga naar voetnoot72 Ook de Gouden Blaes-balck uit 1618 legt het accent op het Spaanse geld dat Oldenbarnevelt en zijn makkers uit de blaasbalg opvangen, terwijl de Dood zit af te wachten.Ga naar voetnoot73 In Den Haag werd in september 1618 zelfs een pamflet verspreid, dat opriep tot moord op Maurits.Ga naar voetnoot74 Men zou hierop een heftiger reactie verwachten dan de toch vrij keurige Rechtveerdighe Sifte. D'Grote Seeff spreekt in de inleiding over de ondergaande zon en de donkere lucht als de ikpersoon in gepeins verzinkt. Waarschijnlijk is dit een overdrachtelijk beeld van de situatie op dat moment, in 1617, in Nederland. In het najaar van 1618 was die lucht al aardig opgeklaard met de gevangenneming van Oldenbarnevelt en de remonstrantse leiders. D'Grote Seeff gaat dieper in op de vredesvoorstellen die ‘dwingelant’ Oldenbarnevelt aan het bekokstoven zou zijn, zonder echter zijn naam te noemen. Voorstellen voor een vrede die schadelijk is en 't land in rep en roer brengt, mede omdat men een nieuwe leer wil invoeren. De tekst spreekt ook van het aannemen van waardgelders: En socht een nieuwe leer met loosheyt in te voeren
Men stal de Prins sijn eer/ o Godt vergeten mont:
Die eerst seyd'dat Nassou na t'Lants voochdije stont
Quistgelders nam men aen/ om met gewelt te dwingen
Dat d'ouwe trouwe Geus een ander liet sou singhen.
Dit zou kunnen duiden op de situatie zoals die was na de Scherpe Resolutie. Dit besluit werd verordend op 4 augustus 1617, als laatste poging van de Staten van Holland om greep op de situatie te krijgen. De maatregel die de meeste weerstand opriep was het instellen van waardgelders. Deze - niet-reguliere - soldaten moesten de orde in de steden handhaven en trouw zweren aan de overheden die hen betaalden.Ga naar voetnoot75 Bovendien werd de Scherpe Resolutie gezien als een vernedering voor prins Maurits, die in feite geen zeggenschap meer had over een deel van | |
[pagina 79]
| |
de troepen. Dat men de waardgelders op een gegeven moment ‘quistgelders’ ging noemen, ligt wel voor de hand. In de ogen van contraremonstranten waren zij een verkwisting, die zwaar op het budget van de steden drukte. Deze term wordt in ieder geval ook door Baudartius gebruikt als de ontslagen waardgelders in augustus 1618 wegtrekken uit Leiden.Ga naar voetnoot76 Maar of deze term dan nieuw is, of al langer in gebruik, is niet geheel duidelijk. Iedereen weet dat men bezig is de Arminianen te ziften, die onlangs de prins een toontje lager wilden doen zingen: ‘Ick denck een yeder weet/ en hoort wel daechlijcks hoemen/ Tans sift een soort van volck die w'arminiaenen noemen. Dat onlancx setten wou ons Prins op lager trap’. De derde regel en vooral het woord ‘onlancx’ is in feite alleen maar te koppelen aan de Scherpe Resolutie. Maurits werd door deze maatregelen in wezen op een zijspoor gezet. Zou men in oktober 1618, meer dan een jaar later, nog van ‘onlangs’ spreken? Dan zit Oldenbarnevelt al een maand in arrest (29 augustus 1618) en zijn ook de overige kopstukken gevangen gezet of gevlucht. Het was iedereen duidelijk dat Maurits en de contraremonstranten de overwinning zouden boeken. Er is op dat tijdstip geen sprake van een situatie waarin Maurits ‘onlangs’ een vernedering te slikken had gekregen. Het feit dat men elke dag hoort over het ziften van de Arminianen, zou kunnen zinspelen op de acties van Maurits in oktober 1618 om de remonstrantse magistraten te vervangen. Echter, hierboven is al aangetoond dat ook in september 1617 al enig ziften plaats vond. | |
ConclusieTerwijl tot op heden beide prenten circa 1618 werden gedateerd, heb ik met een analyse van tekst en beeld willen aantonen dat er een preciezere datum mogelijk is. Vergelijken we bovendien de zeefprenten met gedateerde en soortgelijke afbeeldingen, dan blijkt eveneens dat de Rechtveerdighe Sifte beter past bij oktober 1617 dan 1618. Het pamflet d'Grote Seeff zal iets later, of eventueel nog in de eerste maanden van het jaar 1618 uitgegeven kunnen zijn. Leggen we de prenten en de tekening naast elkaar, dan wordt duidelijk dat de voortekening geheel overeenkomt met de Rechtveerdighe Sifte en dat alle afwijkingen alleen voorkomen op d'Grote Seeff. D'Grote Seeff is een vrije kopie van de Rechtveerdighe Sifte. Mogelijk zijn de prenten ook voor een verschillend publiek bedoeld, zoals uit het zetsel, keuze van lettertype, zorgvuldigheid van de afdruk te interpreteren valt. Het eerste pamflet is zeer verzorgd en door een bekende kunstenaar ontworpen. Later werd een nieuwe versie gepubliceerd voor een wellicht wat breder publiek. Drie personen zijn met zekerheid te identificeren, Maurits, Willem Lodewijk en Ernst Casimir. De zeven heren aan de andere kant van de zeef zijn de leiders van de provincies in de Staten-Generaal. Waarom zij niet aangeduid kunnen worden, zoals de tekst van de Rechtveerdighe Sifte ons mededeelt, is niet geheel opgehelderd - misschien omdat de Staten in 1617 niet bepaald eensgezind waren. Holland en Utrecht waren nog pro Oldenbarnevelt en de meerderheid voor Maurits kon vaak door afwezigheid van de noordelijke Staten niet bereikt worden. Wat precies de rol is van de ‘Heeren trou uyt Zee-lant’ blijft vaag. |
|