Gregoriaans en Vrouwenzang
Jerusalem. Gregorian Chant and Early Polyphony. Ensemble Discantus, onder leiding van Brigitte Lesne. 67:16 min. Opus 111, 1999. OPS 30-291. f47,95.
In de Katechismus van de kerkzang uitgegeven door Gooi & Sticht te Hilversum in 1956 staat onder lemma 176a de vraag: mogen vrouwen in de kerk zingen? Het antwoord op die vraag luidt: nee, tenzij er in de dienst alleen vrouwen aanwezig zijn, het om volkszang gaat, er niet voldoende mannen zijn en de vrouwen gedurende de mis buiten het priesterkoor blijven staan. En dit alles dan ook nog alleen als de bisschop de verantwoordelijkheid neemt. Op basis van een dergelijke regel zou het verbazing wekken als vrouwen verstand blijken te hebben van gregoriaanse muziek. Dat ze met gregoriaans naar buiten zouden treden, is al helemaal ondenkbaar.
De tijden zijn veranderd en dat we ons daarmee gelukkig mogen prijzen wordt nog maar weer eens bewezen door de in 1999 op de markt gebrachte cd Jerusalem, die door het Franse gezelschap Discantus onder leiding van de even Franse Brigitte Lesne werd opgenomen in een mannenbolwerk: de abdij van Caunes de Minervois. De titel van de cd verwijst naar het Hemelse Jeruzalem, de Stad van Goud, waarop zovele generaties gelovigen in barre tijden hun hoop gevestigd hielden. Aangezien de cd zo vlak voor het jaar 2000 op de markt is gebracht en door de uitgever ook nog voorzien van het label ‘CD du Jubilé, 2000 ans de Christianisme’, hoeft de luisteraar niet te twijfelen aan het verband dat gelegd mag worden tussen het bezongen Hemelse Jeruzalem en het kerkelijk jubeljaar 2000. Mocht dat laatste een verkooptruc zijn: het genieten hoeft er niet minder om te zijn. De 17 tracks die de cd rijk is, zijn het, ook zonder nadruk op de achterliggende gedachte, zeker waard beluisterd te worden. Met Jeruzalem als uitgangspunt en een anciënniteit van de melodieën variërend van de vijfde tot de dertiende eeuw, wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van het gregoriaans zoals dat zelden wordt aangetroffen. Opgenomen zijn zowel melodieën gebonden aan de kerkelijke rites als melodieën die een meer wereldse oorsprong hebben. Naast de Graduale is bijvoorbeeld ook van de op het moment sterk in de belangstelling staande abdis Hildegard von Bingen materiaal in deze verzameling opgenomen.
Monodie en vroege polyfonie wisselen elkaar in een aangenaam tempo af. Het gezelschap, bestaande uit acht vrouwen, is goed op elkaar ingespeeld en de samenklank is zodanig dat het in de antifonen en responsoria vaak lijkt alsof er maar één stem gehoord wordt. In de solistisch gezongen verzen klinken de verschillende stemmen zeer puur en ongekunsteld, wat een belangrijke bijdrage levert aan de kwaliteit. Een pluim op de hoed van de muzikaal leider, Brigitte Lesne, die helaas zelf een beetje uit de toon valt. Al lijdt de groepszang er niet onder, Lesne heeft een vibrato dat meer op zijn plaats is in een opera dan in het gregoriaans. Ook op haar interpretatie valt het een en ander af te dingen. Het wetenschappelijk onderzoek naar de authentieke uitvoering van het gregoriaans staat niet stil en mevrouw Lesne draagt er haar eigen steentje aan bij, niet op alle punten echter met een even gelukkig resultaat. Door de aanname van een tamelijk