Madoc. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 195]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
artikelen• Soetje Oppenhuis de Jong
|
Doe her Walewein kwam in die stat, | Toen heer Walewein de stad inkwam, |
Vant hi tsire herbergen staen | vond hij bij zijn logies |
Die jonkfrouwe, dine heeft ontfaen | de jonkvrouw, die hem vriendelijk |
Vriendelike ende dancte hem sere | ontvangen heeft en hem hartelijk bedankte |
Dat hi hare dede die ere | dat hij haar de eer had aangedaan |
Dat hi dor hare tornierde daer. | dat hij voor haar aan het toernooi deelnam.Ga naar eindnoot1. |
Een jonkvrouw bedankt Walewein voor de dienst die hij haar bewezen heeft, als hij terugkeert van het toernooi waaraan hij met succes heeft deelgenomen: hij was de beste van beide partijen. En zij mag hem wel dankbaar zijn, want alleen voor haar is Walewein in het strijdperk getreden, terwijl hij zich juist had voorgenomen om dat niet te doen. De ontmoeting wordt aldus beschreven in de Perchevael (vss. 37554-59), zoals die is overgeleverd in de Lancelotcompilatie, een verzameling Arturteksten die werd samengesteld in de vroege veertiende eeuw.Ga naar eindnoot2.
Van dezelfde ontmoeting is nog een tweede beschrijving bewaard, die ten grondslag heeft gelegen aan de beschrijving zoals die hierboven is geciteerd. Deze tekst is bewaard in de Luikse fragmenten (I, vss. 36-56), twee perkamenten dubbelbladen uit de late dertiende eeuw, met ieder 386 verzen.Ga naar eindnoot3.
Her Walewein reet met gheninde | Heer Walewein reed snel |
Ter herbergen. Alse hi dar quam | naar de herberg. Toen hij daar aankwam |
Sach hi voer hem ende vernam | zag hij voor zich |
Ter dore staen die selve ioncfrouwe | bij de deur de jonkvrouw staan, |
Die hem ghegeven hadde die mouwe. | die hem de mouw gegeven had. |
Die ioncfrouwe liep ende ghegrep | De jonkvrouw liep en pakte |
Metter hant sinen stegherep | met haar hand zijn stijgbeugel |
Ende dancte hem al openbare | en bedankte hem nadrukkelijk |
Dat hi dor die bede van hare | dat hij op haar verzoek |
Dies dages so vele hadde gedaen. | die dag zoveel gedaan had. |
Her Walewein antworde saen | Heer Walewein antwoordde haar meteen |
‘Het was wel recht lieve ioncfrouwe, | ‘Het was wel terecht, lieve jonkvrouw, |
Soe mi waerheit ende trouwe, | op mijn woord, |
Gi hebt dies iegen mi verdient, | u heeft dat aan mij verdiend, |
Dat u ridder ende u vrient | dat ik uw ridder en uw vriend |
Ben ende vorwart me sal sin. | ben en voortaan zal zijn. |
Ende of gi ieweren der hulpen min | En als u ooit mijn hulp |
Behoevet, soe ontbiedet mi - | nodig heeft, ontbiedt mij dan - |
In wat onleden soe ic si | welke bezigheden me ook in beslag nemen, |
Begrepen, ic come u bi gode | ik kom u op mijn woord |
Te hulpen metten iersten bode.’ | bij het eerste bericht te hulp.’ |
Het verschil in lengte springt in het oog; de Perchevael in de compilatie is in zes verzen klaar met de beschrijving die in de Perchevael van de Luikse fragmenten 21 verzen in beslag neemt. Dat is kenmerkend voor het verschil tussen beide teksten: de compilatie-Perchevael is een sterk bekorte weergave van de tekst zoals die bewaard is in de Luikse fragmenten.
Wat is weggelaten in de compilatie? Het hoofse antwoord van Walewein, dat elf verzen beslaat, is helemaal verwijderd. Voor het verloop van de handeling is zijn antwoord niet onmisbaar, het tekent vooral zijn houding tegenover de jonkvrouw, die al voldoende blijkt uit de dienst die hij haar bewezen heeft. Van dejonkvrouw wordt in Luik ter nadere aanduiding gezegd ‘die hem de mouw gegeven had (vs. 40).’ Voor het toernooi begon heeft Walewein van haar een mouw gekregen om als teken op zijn helm te dragen. Maar daar er eigenlijk geen misverstand over kan bestaan om welke jonkvrouw het hier gaat, kan ook deze informatie gemist worden. Ook wordt van de jonkvrouw gezegd dat ze naar Walewein toe loopt en zijn stijgbeugel pakt. Walewein zit te paard (vs. 36) en daar komt hem de jonkvrouw tegemoet en pakt zijn stijgbeugel. Waarom Luik deze informatie geeft, is niet duidelijk. Waarom zou de jonkvrouw de stijgbeugel grijpen? Ze kan hem toch gewoon te woord staan, zoals dat in de compilatietekst ook gebeurt? En als ze dan toch iets moet grijpen, waarom dan niet de teugel?
De Luikse fragmenten vertegenwoordigen een Middelnederlandse vertaling van de Oudfranse Perceval of Conte du Graal van Chrétien de Troyes, die als een getrouwe vertaling te boek staat.Ga naar eindnoot4. Luik zal dus de informatie die in de compilatie ontbreekt uit de Franse tekst hebben overgenomen. De Franse tekst luidt op deze plaats (vss. 5596-5610):Ga naar eindnoot5.
Il a la pucele rencontree | Hij ontmoette het meisje |
Tot droit a l'uis de son hostel. | Precies bij de deur van haar huis. |
Et ele ne fist onques el, | En zij deed niets anders, |
Mais que lués a l'estrier le prist, | dan dat ze hem meteen bij de stijgbeugel pakte |
Sel salua et si li dist | En hem groette en zei |
‘.V. .c. merchis, biax tres dols sire.’ | ‘Vijfhonderd maal dank, goede, lieve heer.’ |
Et il sot bien qu'ele volt dire, | En hij wist wel wat ze wilde zeggen |
Si li respondi come frans | en antwoordde haar edelmoedig |
‘Ainz serai je kenus et blans | ‘Eerder zal ik oud en grijs zijn, |
Amie, que je me recroie | vriendin, dan dat ik ervan afzie |
De vos servir, ou que je soie. | om u te dienen, waar ik ook ben. |
Ja de vos ne serai si loing, | Nooit zal ik zo ver van u verwijderd zijn |
Se savoir puis vostre besoing, | dat ik niet, zodra ik uw nood ken, |
Que ja essoignes me retiegne | welke bezigheden me ook in beslag nemen, |
Qu'al premier message ne viegne.’ | op het eerste bericht kom.’ |
‘Grans merchis’, fait la damoisele. | - ‘Hartelijk bedankt’, zei de jonkvrouw. |
In de Franse tekst beslaat de beschrijving vijftien verzen. Dat zijn er minder dan in Luik, maar ruim tweemaal zoveel als in de compilatietekst. Het antwoord van Walewein blijkt Luik uit het Frans te hebben overgenomen, weliswaar niet helemaal precies en met meer verzen, maar dat is niet ongewoon bij een vertaling. Voorafgaand aan dit antwoord vinden we in de Franse tekst ‘En hij wist wel wat ze zeggen wilde... (vs. 5603).’ De Middelnederlandse vertaling neemt dat niet over, en waarom ook: de jonkvrouw bedankt Walewein in Luik heel duidelijk (vss. 43-45) en in de compilatie nog duidelijker (vss. 37557-59) voor wat hij die dag voor haar heeft gedaan. Walewein hoeft bepaald niet te gissen naar haar bedoeling. Maar in de Franse tekst wordt de jonkvrouw sprekend opgevoerd en al wat ze zegt is: ‘Vijfhonderd maal dank, goede, lieve heer (vs. 5601).’ Dat is zeker minder duidelijk dan in de Middelnederlandse teksten. Er blijkt uit haar woorden bijvoorbeeld niet waarvoor ze hem bedankt. Er ont-
breekt kennelijk iets aan haar dankwoorden, maar gelukkig begrijpt Gauvain (Walewein) wel wat ze zeggen wil. In de Franse tekst past dit vers dus uitstekend, maar de vertaling heeft het overbodig gemaakt door de woorden van de jonkvrouw niet in de directe rede te beschrijven en in de beschrijving meteen de reden waarom ze hem bedankt op te nemen. De stijgbeugel komt voor in de Franse tekst, waar staat ‘en zij deed niets anders dan dat ze meteen de stijgbeugel pakte, hem groette en zei... (5598-5600).’ De Franse tekst stelt het gebaar van het meisje in een bijzonder daglicht door het in te leiden met ‘en zij deed niets anders...’, wat lijkt te suggereren dat ze iets anders, of vooral meer had kunnen of moeten doen. Maar wat ze doet is de stijgbeugel pakken en haar ene zinnetje van dank uiten. Waarom ze dat zo doet, blijkt niet uit deze kleine episode alleen; daarvoor is meer informatie nodig.
In het voorafgaande wordt in alle teksten beschreven hoe Walewein omringd door een schare bewonderende ridders de stad binnenrijdt en daar bij de deur van zijn onderdak de jonkvrouw ontmoet. Ze moet hem dus aanspreken temidden van het gedrang. Dat ze zijn aandacht trekt door hem bij de stijgbeugel te pakken, is snel verklaard. Ze grijpt de stijgbeugel omdat ze de teugel helemaal niet zou kunnen pakken: ze is maar een klein meisje. Hoe klein blijkt duidelijk uit de beschrijving van de eerste ontmoeting tussen Walewein en de jonkvrouw in de Franse tekst. Walewein staat met de vader van het meisje te praten als zij ineens haar armpjes om hem heen slaat, om zijn benen. Ze zegt iets waar hij geen aandacht aan besteedt en terwijl hij verder praat met de vader legt hij zijn hand op haar hoofd (vss. 5332-42). Zo klein is ze dus, dat haar omhelzing niet hoger
reikt dan Waleweins benen en haar woorden hem in eerste instantie niet bereiken. Het is een kind en zo reageert Walewein ook. Maar wel een bijzonder kind, dat hem nog geen veertig verzen later al zover heeft, dat hij voor haar zal doen wat hij zojuist aan haar vader heeft geweigerd: deelnemen aan het toernooi (vss. 5343-84). Bij zijn toezegging aan haar en daarna speelt Walewein in alle ernst het hoofse spel alsof hij te maken heeft met een volwassen jonkvrouw en niet met een onervaren klein meisje dat nog nooit eerder een ridder een dergelijk verzoek gedaan heeft. In dat licht moet ook hun ontmoeting na het toernooi gezien worden; het meisje handelt naar haar leeftijd en ervaring, enigszins onbeholpen, maar Walewein begrijpt haar wel en reageert in alle hoofsheid met een uitvoerige betuiging van zijn dienstbaarheid aan haar. Zo is het in de Franse tekst. De getrouwe vertaling in de Luikse fragmenten volgt het Oudfrans inderdaad bijna woordelijk, maar juist de kleine weglatingen en wijzigingen ten opzichte van de Franse tekst zorgen ervoor dat, behalve de stijgbeugel niets er meer op wijst dat het hier gaat om een ontmoeting tussen een klein meisje en een volwassen man. In de compilatietekst zijn alle details inclusief de stijgbeugel verdwenen en is er niets meer dat duidt op het grote verschil in leeftijd en ervaring tussen beiden.
Het lijkt me duidelijk dat de drie teksten onderling verschillen, al geven ze in hoofdlijn dezelfde beschrijving van de besproken episode. Het kleine meisje, dat hier (en elders) in de Franse tekst zo duidelijk gestalte krijgt, is in de compilatietekst in deze episode geheel verdwenen en in Luik is er alleen nog de stijgbeugel die aan haar herinnert. Is er opzet in het spel? Moest het kleine meisje verdwijnen in de Nederlandse versie van het verhaal, en plaatsmaken voor een volwassen jonkvrouw? Op basis van één kleine episode mag natuurlijk een tekst als geheel niet beoordeeld worden. Het verdwijnen van de details in de compilatietekst kan worden toegeschreven aan de bekorting en in Luik staat nog een stijgbeugel die maant tot voorzichtigheid - en terecht. De episode van de eerste ontmoeting tussen Walewein en het meisje, waaruit in de Franse tekst zo duidelijk bleek hoe klein ze was, is niet bewaard in de Luikse fragmenten. Vergelijking is alleen mogelijk met de tekst in de compilatie, en daarin zijn, zoals te verwachten viel, de details waaruit haar kleine postuur bleek verdwenen.Ga naar eindnoot6. Maar dat wil allerminst zeggen dat het meisje geheel verdwenen is. Al blijkt dan niet precies hoe klein ze is uit de compilatie-Perchevael, dat ze klein is wordt zelfs uit deze sterk bekorte tekst wel duidelijk.Ga naar eindnoot7. En als dat in de compilatietekst zo is, dan moet het zeker zo geweest zijn in de vertaling die eraan ten grondslag lag, want die vertaling werd weliswaar bekortend, maar overigens trouw gevolgd in de compilatie. Het kleine meisje werd dus zeker niet weggeschreven en de stijgbeugel is in Luik niet per ongeluk blijven staan, maar is het resultaat van een zo getrouw mogelijke vertaling. Dat het verschil in sfeer tussen de Middelnederlandse vertaling en de Franse tekst toch wel degelijk bestaat, en niet alleen in het hoofd van ondergetekende, wordt naar mijn mening een aantal verzen verder in diezelfde Luikse tekst bevestigd. Als Walewein na nog een aantal plichtplegingen wil vertrekken, pakt het meisje zijn voet en kust die. De Franse tekst heeft (5638-41):
Et la damoisele petite, | En het kleine jonkvrouwtje, |
Qui n'estoit fole ne malvaise, | dat niet dom was en niet slecht, |
Le prent au pié et si li baise | pakt hem bij zijn voet en kust hem |
Et a Damedieu le comande. | en beveelt hem in Gods hoede aan. |
De vertaling in Luik luidt (vss. 84-87):
Ende alse die joncfrouwe dat verstont, | En toen de jonkvrouw begreep |
Dat her Walewein wilde riden, | dat heer Walewein wilde gaan, |
Neech si hem ten selven tiden | boog ze op hetzelfde moment voor hem |
Ende custe sinen voet. | en kuste zijn voet. |
Ze boog voor hem... Dat kan niet. Als het meisje buigt kan ze misschien de hoeven van het paard kussen, maar niet de voet van Walewein, die nog steeds op dat paard zit. Waleweins voet is zijn enige lichaamsdeel waar ze staande net bij kan met haar mond. Het lijkt wel of de vertaler, al weet hij dat het om een klein meisje gaat, zich dat niet voortdurend realiseert en daardoor details in de Franse tekst over het hoofd ziet, die haar geringe leeftijd en kleine postuur accentueren. En soms lijkt hij het zelfs zozeer te vergeten dat hij van het kleine meisje een volwassen vrouw maakt, die in een gebaar van nederigheid de voet kust van haar weldoener.
De Luikse fragmenten bevatten een zoveelste afschrift van de Middelnederlandse vertaling. Het is niet ondenkbaar dat de finesses van de oorspronkelijke vertaling bij elk volgend afschrift wat meer verdwenen, en dat dat de oorzaak is dat we nu in Luik te maken hebben met een nauwelijks meer als zodanig herkenbaar klein meisje. Een dergelijke gang van zaken lijkt me echter niet waarschijnlijk, alleen al omdat bijvoorbeeld in de Franse Perceval-traditie, overgeleverd in tenminste vijftien handschriften (om hoeveel afschriften van afschriften moet het daar niet gaan), die finesses meestal goed bewaard bleven. Naast de Luikse fragmenten zijn nog fragmenten van drie andere Perchevael-handschriften bewaard, een van de Middelnederlandse vertaling en twee met een Ripuarische ‘omzetting’Ga naar eindnoot8. van die vertaling.Ga naar eindnoot9. De fragmenten zijn kleiner dan die van Luik, maar voor zover valt na te gaan tonen ze hetzelfde beeld: de Franse tekst wordt redelijk trouw gevolgd, maar veel finesses zijn verdwenen. Voorlopig ga ik er dus vanuit dat niet een reeks van afschrijvers, maar de vertaler zelf op de hierboven geschetste wijze een zekere vervlakking in de Middelnederlandse tekst veroorzaakte ten opzichte van de Oudfranse Perceval. En dat hij dat niet bewust deed, daarop wijst naar mijn mening de stijgbeugel in de Luikse fragmenten.
- eindnoot1.
- De vertaling van de citaten is van mijn hand; Corry Hogetoorn dank ik voor haar assistentie bij de vertaling van het Oudfrans.
- eindnoot2.
- De Perchevael is een van de tien Arturromans die zijn verzameld in de Lancelotcompilatie; drie van deze tien romans vormen samen de trilogie Lanceloet-Queeste vanden Grale-Arturs doet, de andere zeven zijn tussen de delen van de trilogie ingevoegd. De Perchevael is als eerste ingevoegd, samen met de Moriaen, tussen de Lanceloeten de Queeste, de andere romans zijn na de Queeste ingevoegd. De enige beschikbare editie van de Perchevael is op dit moment de editie van de hele compilatie van de hand van Jonckbloet (Roman van Lancelot (XIIIe eeuw). Naar het (eenig-bekende) handschrift der Koninklijke bibliotheek. Op gezag van het Gouvernement uitgegeven door W.J.A. Jonckbloet. 2 dln. ('s-Gravenhage 1846-49); een nieuwe editie is in voorbereiding.
- eindnoot3.
- De meest toegankelijke editie van de Luikse fragmenten (Luik, Bibliothèque Générale de l'Université, 1333) is die in het Corpus Gysseling (Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300), Reeks II. Literaire handschriften, dl. I. Fragmenten. Uitgegeven door M. Gysseling m.m.v. en van woordverklaring voorzien door W. Pijnenburg. ('s-Gravenhage 1980) 502-519.
- eindnoot4.
- Zie bijvoorbeeld Corpus Gysseling, 502.
- eindnoot5.
- Ik citeer uit de uitgave van Keith Busby (Chrétien de Troyes, Le roman de Perceval ou Le Conte du Graal. Édition critique d'après tous les manuscrits par Keith Busby. (Tübingen 1993) 236-238.
- eindnoot6.
- Deze eerste ontmoeting wordt in de compilatietekst beschreven in de vss. 37418-41.
- eindnoot7.
- Bij haar introductie in het verhaal, geruime tijd voor haar eerste ontmoeting met Walewein, wordt het meisje beschreven als het jongere zusje van de jonkvrouw om wie het toernooi begonnen is, en dat met haar oudere zuster meekomt om naar de voorbereidingen voor het toernooi te kijken. Dat wordt in de compilatietekst zo verwoord (37235-36):... Ende met hare haer susterkijn, dat jonger was vele in scijn... (...en bij haar [was] haar zusje, dat duidelijk veel jonger was...); Walewein spreekt haar bij de eerste onmoeting aan met Soete kint... (vs. 37424).
- eindnoot8.
- Ripuarië is het gebied van de Middenrijn, rond Keulen; het Ripuarisch is een Middelfrankisch dialect dat zeer dicht bij het Middelnederlands ligt, zodat vertalen neerkomt op het omzetten van de woorden in een andere klankkleur.
- eindnoot9.
- De bewaarde fragmenten naast Luik zijn het fragment Brussel (Koninklijke Bibliotheek, II 115,2), een perkamenten enkelblad uit de vroege veertiende eeuw, dat 158 verzen bevat van de Middelnederlandse vertaling; het fragment Düsseldorf (Universitätsbibliothek, Dauerleihgabe der Stadt Düsseldorf, F 23), een perkamenten enkelblad dat misschien nog uit de late dertiende eeuw stamt en 192 verzen bevat van een Ripuarische omzetting, en de Praagse fragmentjes (Praag-Strahov, Museum voor Nationale Letterkunde 392/zl), twee smalle reepjes perkament uit de late dertiende eeuw, die tezamen 71 verzen van een Ripuarische omzetting bevatten.