Madoc. Jaargang 1998
(1998)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 149]
| |
artikel• Roel Zemel
| |
Hof en literatuurIn de tijd van Hendrik I en Maria was het hof van Champagne een centrum van literatuur. Een groot aantal auteurs kan met dit hof in verband worden gebracht.Ga naar eindnoot2. De graaf beantwoordde aan het humanistische ideaal van de geleerde vorst. Hij had onderwijs genoten in de vrije kunsten, zodat hij Latijn kon lezen en verstaan. Vooral historische en religieuze literatuur had zijn belangstelling. | |
[pagina 150]
| |
1. Zegel van Maria van Champagne (F. Bibolet, ‘Marie, comtesse de Champagne’. In: Almanach de l'indépendant de l'Au-be 1957 (Troyes 1957) 66).
Ook de gravin had aandacht voor religieuze literatuur, maar dan geschreven in het Frans. In 1192 begon de auteur Evrat in opdracht van ‘la contesse de Champaigne’ aan een vertaling met commentaar in Franse verzen van het bijbelboek Genesis.Ga naar eindnoot3. Het omvangrijke gedicht van meer dan 20000 verzen was nog niet voltooid toen de gravin overleed. Naar het schijnt heeft Maria zich bemoeid met de inhoud van het werk, getuige een tweede versie die in tegenstelling tot de eerste een positief geluid over de vrouw laat horen.Ga naar eindnoot4. Een onbekende auteur schreef voor Maria een dichterlijke uitwerking van psalm 44 uit de Vulgaat. In deze tekst wordt een Latijns vers telkens gevolgd door vertaling, parafrase en commentaar in Franse verzen. Het gedicht is opgedragen aan ‘ma dame de Champaigne’, om haar te stichten in het geloof.Ga naar eindnoot5. Van een heel andere signatuur is een derde werk dat geschreven werd voor gravin Maria, de Lancelot-roman van Chrétien de Troyes. Deze handelt over de liefde van een man voor een getrouwde vorstin. Het verhaal over Lancelot werd eerder geschreven dan de genoemde bijbelse gedichten, blijkbaar in een periode waarin het hart van Maria uitging naar de moderne hoofse roman.Ga naar eindnoot6. Hoe had zij anders kunnen goedkeuren dat Chrétien haar noemt als opdrachtgever? | |
[pagina 151]
| |
De amoreDe gravin van Champagne zou een voorstandster zijn geweest van liefde buiten het huwelijk. Deze reputatie, die zij misschien te danken heeft aan haar patronaat van Chrétiens Lancelot-roman, wordt haar toegeschreven door Andreas Capellanus in diens De amore (ca.1186), de vermaarde verhandeling over de liefde waarin Maria als autoriteit figureert. Het eerste boek van De amore bestaat voor het grootste deel uit dialogen tussen mannen en vrouwen op de wijze van een scholastieke disputatie. In het zevende dispuut voert de vrouw als bezwaar tegen de avances van de man aan dat zij getrouwd is met een edele echtgenoot die haar liefheeft. De man beweert daarop dat het woord liefde bij echtelieden niet op zijn plaats is. Zijn argumentatie van deze stelling kan de vrouw echter niet overtuigen, zodat de twee besluiten het geschil voor te leggen aan een rechter: de gravin van Champagne. Zij schrijven haar een brief die zij beantwoordt met de vaak geciteerde uitspraak dat vanwege het principe van de vrije wil liefde en huwelijk elkaar uitsluiten.Ga naar eindnoot7. Voor de getrouwde vrouw houdt dit oordeel in dat zij alleen echte liefde kan beleven ‘extra coniugii foedera’, ‘buiten het huwelijksverband’. De brief van de gravin met deze uitspraak is gedateerd op 1 mei 1174. Was het Andreas' intentie om de gravin te fêteren als de evangeliste van een nieuwe liefdesconceptie, van een ‘fine amour’ die voor de vrouw een emancipatie inhoudt ten opzichte van de feodale praktijk en de christelijke theorie van het huwelijk? Gezien de ironie die Andreas' tekst oproept, lijkt me dat niet waarschijnlijk.Ga naar eindnoot8. De besproken hooggestemde liefde is niet veel anders dan een dekmantel voor het verlangen naar erotiek. En in die sfeer laat de auteur Maria zich uitspreken over liefde in het huwelijk. De clericus Andreas heeft de gravin van Champagne wellicht opgevoerd met een ironiserende bedoeling ten aanzien van een liefdesopvatting in de literatuur die zij voorstond. En wie zou dan niet denken aan de roman over liefde buiten het huwelijk die met haar naam verbonden is? | |
Chevalier de la CharreteDe titel van Chrétiens roman over Lancelot luidt: Le Chevalier de la Charrete (De Ridder van de Kar). Hij schreef dit werk - zijn derde roman - omstreeks 1175, naar hij beweert in opdracht van Maria van Champagne.Ga naar eindnoot9. De proloog begint met de woorden: 1[regelnummer]
Puis que ma dame de Chanpaigne
vialt que romans afeire anpraigne
Je l'anprendai molt volentiers
come cil qui est suens antiers
de quan qu'il puet el monde feireGa naar eindnoot10.
Omdat mijn vrouwe de Champagne
wenst dat ik aan een roman begin
doe ik dat zeer gaarne
als iemand die volledig in haar dienst is
bij alles wat hij hier kan ondernemen
| |
[pagina 152]
| |
2. Maria van Champagne als opdrachtgever van de Charrete. Gehistorieerde initiaal in handschrift Parijs, Bibliothèque Nationale, fr. 794, f. 27. (Lesmanuscrits de Chrétien de Troyes. Edité par K. Busby e.a. (Amsterdam 1993), deel 2, 345).
Maria is de hoog verheven dame en Chrétien de nederige auteur die handelt naar haar wil. Hierna gaat Chrétien op speelse wijze verder met een verhulde lofzang op de gravin, en hij eindigt met de veelbesproken verzen:
21
Maar ik wil nog wel zeggen
Dat bij dit werk haar opdracht meer betekent
Dan enige gedachte of inspanning van mijn kant.
Over de Ridder van de Kar
Begint Chrétien zijn boek.
Het onderwerp en de betekenis (‘matiere et san’) werden hem aangereikt
Door de gravin [...]
Chrétien spreekt hier als de auteur van een bijbelboek, die neerschrijft wat een goddelijke inspiratie hem inblaast. Aan de basis van de Charrete staat een Heilige Geest in de persoon van gravin Maria. Zij heeft niet alleen opdracht gegeven tot het schrijven, maar ook bepaald waarover het moest gaan.Ga naar eindnoot11. Gravin Maria was de muze van Chrétien. Niettemin is het de vraag of we de dichter hier op zijn woord moeten geloven. Heeft hij niet een conventie van het exordium aangedikt om alle eer te geven aan zijn opdrachtgeefster, een ‘dame’ van wie de hoge positie en grote kwaliteit mogen afstralen op het werk van de uitvoerder? Door de regels heen valt immers te lezen dat de roman wel degelijk ontsproten is aan het brein van Chrétien zelf. In de vs. 24-25 vermeldt hij de titel van wat hij ‘zijn boek’ noemt en waaraan hij zijn naam verbindt. Daarmee is het een raadsel wat nu precies de rol van Maria van Champagne is geweest bij het ontstaan van de Charrete. | |
[pagina 153]
| |
Verhaal en thematiekDe titel van de roman is gebaseerd op een scène uit het begin van het verhaal. Meleagant, heerser over de Andere Wereld van Gorre, heeft Guenièvre, de vrouw van koning Artur, ontvoerd. Een onbekende ridder, van wie we pas halverwege de tekst vernemen dat hij Lancelot heet, zet de achtervolging in. Op een gegeven moment ziet Lancelot een dwerg een kar besturen die dient als schandpaal voor misdadigers. Als hij de kar bestijgt, zal de dwerg hem informatie geven over de ontvoerde koningin. Omdat Lancelot haar onvoorwaardelijk bemint, neemt hij de schande voor zijn ridderschap op zich door op de kar plaats te nemen en vanaf dat moment heet hij ‘de ridder van de kar’. Lancelot overwint op zijn weg allerlei obstakels, totdat hij aankomt bij een vervaarlijke rivier waarover een brug ligt in de vorm van een lang en scherp zwaard. Het water verspert de toegang tot het binnenste van Gorre. Gedreven door zijn liefde voor Guenièvre volbrengt Lancelot het wonder van het oversteken van de zwaardbrug, waarna hij Meleagant overwint. De bevrijding van Guenièvre en ook van ballingen afkomstig uit het land van koning Artur, is het resultaat. Lancelot is erin geslaagd om door te dringen in een betoverd rijk, en bewerkstelligt de terugkeer van hen die er gevangen zitten. Maar zelf raakt hij daar telkens in gevangenschap. De held komt in een impasse terecht, en zo ook de roman, waaruit blijkt dat Chrétien bezig is met een ondermijnende actie ten aanzien van het genre waarvan hij zelf de schepper is. Voor de ‘matière’ van zijn roman heeft Chrétien vermoedelijk gebruik gemaakt van een Keltisch ontvoeringsverhaal. Een afbeelding van een dergelijk verhaal komt voor op een archivolte van de kathedraal van Modena in Noord-Italië (ca. 1130). In het midden daarvan zit een vrouw, vermoedelijk de vrouw van koning Artur, gevangen in de Andere Wereld. Aan weerszijden zijn enkele krijgers met Artur in de hoofdrol - het opschrift luidt: ‘Artus de Bretania’ - bezig haar te bevrijden.Ga naar eindnoot12. Een vergelijking van Chrétiens roman met deze sculptuur illustreert de innovatie die hij heeft aangebracht. Chrétien heeft namelijk de hoofdrol gegeven aan een nieuwe held, Lancelot, die in zijn eentje zorgt voor de bevrijding van Arturs vrouw. Bovendien heeft hij deze held tot haar minnaar gemaakt. Met het laatste hangt de introductie van een specifieke liefdesthematiek samen. In de Charrete is Guenièvre de verheven dame die aanbeden wordt door Lancelot. Zijn denken is uitsluitend gericht op haar en zij alleen maakt de zin van zijn bestaan uit. Lancelot hangt een religie van de liefde aan die Chrétien heeft ontleend aan de fin'amor in het canso van de troubadours. In dat genre zingen dichters over de eredienst van een man jegens een verheven en nooit bereikte dame. Die lyrische component heeft Chrétien uitgewerkt tot een epische, zodat een relatie ontstond tussen liefde en ridderschap. Vanwege zijn ‘amour’ voor de koningin is Lancelot in staat bijzondere daden van ‘chevalerie’ te verrichten. De aan het hoofse canso ontleende liefdesbeleving heeft Chrétien soms tot in het absurde doorgevoerd. Maar ondanks het soms lachwekkende karakter van Lancelots gedrag groeit hij door de liefde uit tot een held van messiaanse allure. Bij zijn gang naar Gorre neemt Lancelot de gestalte aan van een geprofeteerde verlosser. Een waarlijk messiaanse daad verricht hij, wanneer hij bloedend aan handen en voeten de zwaardbrug oversteekt en door het gevecht met Melea- | |
[pagina 154]
| |
3. Meleagants uitdaging aan het hof van koning Artur. Miniatuur in handschrift Princeton, UL, Garrett 125, f. 34 (Les manuscrits de Chrétien de Troyes, deel 2, 347).
gant zijn geliefde en de mensen uit het land van Artur verlost. In deze voorstelling roept Chré.tien een associatie op met de ‘Descensus ad inferos’: Christus, de gekruisigde, die neerdaalt in de hel, de duivel overwint en de daar gevangen rechtvaardigen bevrijdt. Deze messiaanse actie van Lancelot wordt evenwel op een ironische manier ondermijnd. Hij mag dan wel lijken op Christus, maar wat hem drijft is de liefde voor een vrouw. Bij de strijd met Meleagant is een toeschouwster aanwezig, die in de rol van commentator bedenkt waar het de verlosser werkelijk om te doen is: hij is niet naar Gorre gekomen om haar en de andere gevangenen te bevrijden, zijn enige drijfveer is de koningin: ‘Ik kwam voor niets anders’ (vs. 2137), zoals Lancelot zelf bekent. Deze korte typering van de rol van Lancelot laat zien hoe een spel van ambiguïteit kenmerkend is voor Chrétiens schepping. Een eenduidige interpretatie van de roman is niet mogelijk. Begrijpelijk daarom is de titel van een belangrijke studie: ‘why are there so many interpretations of Chrétien's Chevalier de la Char-rette?’Ga naar eindnoot13. Deze vraag heeft onder andere te maken met de paradox die inherent is aan de figuur van Lancelot. Bezien vanuit de ethiek van de hofwereld pleegt hij verraad door zijn liefdesrelatie met de koningin. Maar door die liefde is hij wel in staat deze hofwereld te redden. De Charrete roept telkens wisselende gezichtspunten op, waardoor hij in laatste instantie handelt over het probleem van interpretatie. Maria van Champagne heeft aan de wieg gestaan van literatuur op het hoogste niveau. | |
De koninginLancelot handelt in dienst van Guenièvre en Chrétien schreef overeenkomstig de wens van ‘zijn dame’, de gravin van Champagne. Deze overeenkomst tussen de beide dames maakt het interessant een ogenblik stil te staan bij het optreden van de vrouwelijke hoofdpersoon in Chrétiens roman. | |
[pagina 155]
| |
Guenièvre treedt voor het eerst op in de openingsepisode van de Charrete, die een ontluisterend beeld geeft van het hof van koning Artur. Meleagant heeft er voor grote consternatie gezorgd met zijn uitdaging tot een gevecht om de koningin. Meteen daarna wil de brekebeen van het hof, maarschalk Keu, zijn dienst opzeggen, waarop Artur zijn vrouw naar Keu stuurt om hem tot andere gedachten te brengen. De koningin smeekt hem in dienst te blijven en knielt daarbij overeenkomstig de wens van haar man voor hem neer. Deze pose is veelzeggend voor de positie van de vrouw aan het hof. Later zullen we een omkering zien. Dan is het de dame die een hoge positie inneemt en de man Lancelot die voor haar neerknielt. De trotse Keu krijgt gedaan dat Artur zijn vrouw aan hem meegeeft voor het gevecht met Meleagant. Artur vertrouwt de koningin toe aan de hoede van de slechtste ridder van zijn hof, een grote stupiditeit. De verteller hoeft daarom geen moeite te doen een verslag van het duel te geven. We zien slechts het gehavende paard van Keu zonder berijder. Zijn nederlaag is duidelijk en de ontvoering van Guenièvre een feit. Aan het hof van haar echtgenoot bezit Guenièvre nauwelijks enige vrijheid van handelen. Paradoxaal genoeg is het omgekeerde het geval als zij feitelijk in gevangenschap leeft aan het hof van Meleagant. Haar autoriteit blijkt daar uit de manier waarop zij Lancelot bejegent. De held heeft Meleagant overwonnen en daarmee voor Guenièvres bevrijding gezorgd. Voor haar heeft hij zich aan allerlei gevaren blootgesteld, en wat doet de koningin zodra hij voor haar verschijnt? Zij keurt hem met een vertoornde blik geen woord waardig. De op het eerste gezicht vreemde reactie van Guenièvre toont haar onafhankelijkheid als vrouw. Geïnterpreteerd vanuit een ‘gender’-ideologie: ‘Her silence and her an-ger towards the knight who comes forward for her Messing constitute a gesture of feminine resistance to an ideology that circulates women as objects’.Ga naar eindnoot14. Guenièvre wil niet de automatische beloning zijn voor de winnaar van een gevecht tussen twee mannen. Maar er is nog iets anders aan de hand. Chrétien laat Guenièvre hier de rol spelen van de verheven en weigerachtige dame uit het canso van de fin'amor. In overeenstemming met die liefdescode reageert Lancelot ‘a meniere de fin amant’ (vs. 3962) en durft hij aan Guenièvre niet te vragen wat de reden is van haar gedrag. Tijdens een tweede ontmoeting in Gorre geeft de koningin een verklaring voor haar koele bejegening van de held. Volgens haar is hij niet spontaan maar pas na enige aarzeling op de schandekar gestapt. Hierop bekent Lancelot dat hij een ‘mesfet’ (vs. 4491) heeft begaan en vraagt zijn dame om ‘pardon’, dat zij verleent. In de confrontatie van held en heldin heeft Chrétien wederom de ethiek van de fin'amor in het absurde doorgetrokken. Er is echter ook een andere Guenièvre. Als zij na haar afwijzing van Lancelot door een vals gerucht meent dat hij gestorven is, heeft zij spijt van haar wrede houding en geeft zij in een monoloog uiting aan haar grote droefheid. Wat zou het haar een troost geweest zijn, indien zij Lancelot één keer voor zijn dood naakt had mogen omhelzen (vs. 4224-29). In deze scène spreekt de koningin als een levensechte, gepassioneerde vrouw die verlangt naar de man die zij bemint. Haar literaire rol als ‘dame’ volgens de canon van de fin'amor acht zij nu zelf een faux pas. | |
[pagina 156]
| |
Vanwege haar liefde is Guenièvre Lancelot tijdens hun tweede ontmoeting dan ook welwillend gezind. Zij maakt met hem een nieuwe afspraak, die zal leiden naar het moment suprême van de liefdesnacht. Maar ook dan houdt Lancelot nog vast aan het decorum van de fin'amor, want alvorens in Guenièvres bed plaats te nemen, knielt hij in aanbidding neer (vs. 4652-53). De koningin blijft voor hem een goddelijk wezen. Later treedt Guenièvre op de voorgrond tijdens een toernooi. Vrouwen in het land van Artur besluiten een toernooi te organiseren dat moet functioneren als huwelijksmarkt. De ridders die er goed presteren, zullen zij als echtgenoot kiezen. Om het toernooi extra luister bij te zetten nodigen de vrouwen de inmiddels teruggekeerde koningin als toeschouwer uit. Lancelot wordt tijdelijk vrijgelaten uit Gorre, zodat hij incognito aan het toernooi kan deelnemen. Hij onderscheidt zich als de beste ridder. Om hem te testen stuurt Guenièvre een meisje naar hem toe met de opdracht dat hij zich als de lafste deelnemer moet gedragen. Omdat het de wil van ‘zijn dame’ is, geeft Lancelot zonder aarzeling aan die opdracht gehoor, met als gevolg dat hij de risee van het toernooi wordt. Guenièvre weet nu zeker dat de onbekende ridder haar geliefde is. Eerder in de roman werd Lancelot door ‘amour’ aangezet tot grootse ‘chevalerie’. Hier echter maakt dezelfde liefde hem als ridder belachelijk. Opnieuw zien we, hoe Chrétien de ethiek van de fin'amor tot onderwerp maakt van een burleske. Op de tweede toernooidag herhaalt Guenièvre haar absurde opdracht, maar kort daarna laat zij het meisje Lancelot bevelen dat hij zijn best moet doen. Weer gehoorzaamt Lancelot, zodat hij de glorieuze winnaar wordt. Het heeft tot gevolg dat het toernooi voor de vrouwen die ermee aan de man dachten te komen op een mislukking uitloopt. Als zij niet met Lancelot kunnen trouwen, willen zij niemand anders als echtgenoot. De reactie van deze vrouwen is voor de koningin een bron van vermaak: ‘zij moet er stilletjes om lachen’ (vs 6009). Met dit ene vers geeft Chrétien ook een aanwijzing voor de beoogde wijze van receptie van zijn roman. Wat hij aanbiedt, is literair amusement. Misschien bedoelde hij ook dat zijn belangrijkste toehoorder, gravin Maria van Champagne, met een glimlach naar zijn werk zou luisteren. Zij is immers het alter ego van de koningin, zoals we nog zullen zien. | |
Een onvoltooid verhaalWanneer Lancelot van het toernooi is teruggekeerd naar Gorre, laat Meleagant hem op een eenzame plek in een toren inmetselen. Volgens de epiloog in de overgeleverde tekst van de roman heeft Chrétien toen de pen neergelegd, waarna een tweede auteur, Godefroi de Leigni, het verhaal heeft voorzien van een slot. Daarin wordt verteld hoe een meisje Lancelot uit de toren bevrijdt en hij terugkeert naar het hof van Artur waar hij definitief afrekent met Meleagant.Ga naar eindnoot15. Het is mogelijk om in Godefroi als voltooier een fictie van Chrétien te zien. Maar ook in dat geval is er reden om de Charrete te bekijken in de versie zonder het slot. Zo gelezen roept de roman een bijzondere interpretatie op wat betreft de relatie van Lancelot en de koningin. Op het eerste gezicht gaat het bij Lancelot en Guenièvre om overspelige lief- | |
[pagina 157]
| |
4. Lancelot in de kar. Miniatuur in Lancelot en prose, handschrift Londen, British Library, Additional 10293, f. 183 (M. Whitaker, The Legends of King Arthur in Art (Cambridge 1990), 17).
de. Mogelijk hierom heeft Andreas Capellanus de gravin van Champagne, die immers volgens de proloog van de Charrete de roman heeft bedacht, de uitspraak in de mond gelegd over liefde buiten het huwelijk. Bij nader inzien is er bij Lancelot en de koningin niet werkelijk sprake van een buitenechtelijke relatie. Dat heeft te maken met het feit dat de Charrete bedoeld is als literaire kritiek | |
[pagina 158]
| |
op Tristan et Iseut, dé roman over overspelige liefde.Ga naar eindnoot16. Omstreeks 1170 publiceerde de Anglo-Normandische dichter Thomas in zijn versie van de Tristan een verhaal over fine amour dat de reactie opriep van Chrétien. Die reactie is gericht tegen het antihoofse karakter van de Tristan, want daarin is de relatie van de held met de koningin, Iseut, de vrouw van koning Marc, in strijd met de ethiek van het hof. Voor de hofwereld van koning Mare heeft de liefde van Tristan en Iseut een negatief, in hoge mate verstorend effect. In de plot van de Charrete heeft Chrétien elementen ingevoegd die verwijzen naar de Tristan, wat het publiek moest uitnodigen om Lancelot en Guenièvre te vergelijken met Tristan en Iseut. Wie dat doet, ontdekt een briljante tour de force van Chrétien. Want wat men vanuit een hoofse ethiek negatief zou kunnen beoordelen in de Tristan heeft in de Charrete een positieve invulling gekregen. In de Charrete is de liefde van de held voor de koningin tot heil van de hofwereld. Die liefde inspireert immers tot grootse ‘chevalerie’, met als effect de bevrijding van de ballingen uit het land van Artur. Ook weet Chrétien het schandaal van een overspelige relatie met de koningin te omzeilen door Lancelot en Guenièvre slechts eenmaal een liefdesnacht te gunnen, die bovendien is gesitueerd ver weg in de Andere Wereld van Gorre. Aan het hof van Artur is men onbekend met overspel van de koningin. Wat Lancelot en Guenièvre bindt, is een liefde die niet van deze wereld is. Om een liefdesrelatie a la de Tristan te vermijden, moest Chrétien wel zorgen, dat Lancelot toen Guenièvre eenmaal uit Gorre naar het hof van Artur was teruggekeerd, uit haar buurt bleef. Daarom liet hij zijn held opsluiten in het buitenland en schreef hij noodgedwongen een roman met een onvoltooid verhaal. Ironisch genoeg werd Lancelot daarmee het slachtoffer van de literaire kritiek van zijn auteur op de Tristan. Zou het nu ook tot de opdracht van Maria van Champagne hebben behoord om in de Charrete stelling te nemen tegen de Tristan? Ik vermoed het niet, omdat Chréien zelf blijkens zijn eerdere romans al door de Tristan was geobsedeerd. Wel mogen we met enige fantasie veronderstellen dat Maria's belangstelling is uitgegaan naar de versie van de Charrete zonder het slot. De afwikkeling van het verhaal is immers niet met haar naam verbonden. In de epiloog van de tekst beweert Godefroi de Leigni dat hij de Charrete heeft voltooid ‘met goedkeuring van Chrétien’ (vs. 7106-07). De gravin van Champagne is helemaal uit het beeld verdwenen, terwijl zij pontificaal aanwezig was in de aanhef van de roman. | |
De proloogAan de basis van de Charrete staat de gravin van Champagne, volgens de proloog van de roman. Maar met die proloog is wel iets bijzonders aan de hand. Chrétien presenteert Maria als opdrachtgever op de wijze van literaire fictie: hij geeft haar eenzelfde positie als koningin Guenièvre in het verhaal over de Ridder van de Kar. In de eerste verzen van de proloog zegt Chrétien dat hij gaarne overeenkomstig de wens van ‘zijn dame’, de gravin van Champagne, aan een roman begint, want hij is haar dienstknecht. Dezelfde woorden zijn van toepassing op de relatie tussen Lancelot en Guenièvre. Als Lancelot bijvoorbeeld tijdens het toernooi van zijn dame de opdracht krijgt om zich als de slechtste rid- | |
[pagina 159]
| |
der te gedragen, doet hij dat zeer gaarne, omdat hij in alles haar is toegedaan (vs. 5655-56). Met deze parallellie wil Chrétien suggereren: zoals Lancelot handelt in dienst van de koningin, zo schrijf ik voor mijn opdrachtgeefster. De rol van gravin Maria in de voorrede van de Charrete is dus te danken aan de literaire voorstelling van de dichter. Daarom mogen we aannemen dat de mededeling in het slot van de proloog dat ‘matière et san’ van de roman teruggaan op gravin Maria, berust op fantasie. Zoals Lancelot grootse daden verricht tijdens zijn queeste naar de koningin, zo is de Charrete geheel de prestatie van Chrétien. De overeenkomst tussen het koppel in de proloog en dat in het verhaal geeft ook aanleiding om Chrétien een boosaardige opzet toe te dichten. Tijdens het toernooi gaat de gehoorzaamheid van Lancelot tegenover zijn dame zo ver, dat hij bereid is om, als zij het wenst, iets slechts te doen (vs. 5914). Trekken we dit door naar de proloog, dan ontstaat de gedachte dat Chrétien bereid is om iets slechts te schrijven, als zijn opdrachtgeefster dat wil. De auteur kan zich dus verdedigen als mensen bezwaar zouden maken tegen de roman vanwege de gewaagde inhoud op het gebied van de liefde. Hij moest de roman immers schrijven op bevel van de gravin van Champagne. Zij is verantwoordelijk voor de omgang van Lancelot met de vrouw van koning Artur. Laten we hopen dat Maria van Champagne het literaire spel dat Chrétien in het woord vooraf met haar speelt, heeft gewaardeerd. Zij is toch degene aan wie de dichter alle eer toekent. In het verhaal van de Charrete is de regie voor wat betreft het handelen van de held helemaal in handen van de koningin, wat per analogie een hommage inhoudt aan het adres van gravin Maria. Die lofprijzing betreft door de toonzetting van de proloog evenwel een fictieve Maria van Champagne. Maar achter het verzinsel van Chrétien gaat misschien toch een waarheid schuil. Daarom is er reden voor de veronderstelling dat gravin Maria inderdaad de opdrachtgever is geweest van de Charrete en dat zij met de dichter gesproken heeft over de inhoud. Met die opdracht aan Chrétien is Maria van Champagne beroemd geworden. |
|