The Electric Scriptorium
Via e-mail kan men snel met tal van individuen van gedachten wisselen. Het berichtenverkeer in discussielijsten heeft soms veel van een ronde tafel-gesprek of forum-discussie. Gekoppeld aan de prikbord-functie van het World Wide Web, leidt dit alles als vanzelf tot het idee een elektronisch congres te organiseren, waaraan men achter de eigen computer deelneemt via e-mailberichten of zelfs via een lezing, gepubliceerd op de Website van het congres.
In het najaar van 1995 organiseerde het Calgary Institute for the Humanities samen met de Society for Early English and Norse Electronic Texts (SEENET) een dergelijk experimenteel congres onder de titel ‘The Electric Scriptorium. Electronic Approaches to the Imaging, Transcription, Editing, and Analysis of Medieval Manuscript Texts’. Er was een echt congres, met echte sprekers, lezingen, kritische vragen, borrels enzovoorts, maar daaraan vooraf ging een e-maildiscussie over de thema's van het congres. Er werd gepraat over de volgende vragen. Welke kwaliteit moeten de digitale afbeeldingen van handschriften hebben? Hoe moet een elektronische transcriptie van een tekst eruit zien? Voor welke doeleinden en voor wie worden elektronische edities gemaakt? In hoeverre biedt een elektronische editie meer mogelijkheden dan een traditionele uitgave? En, als de bibliotheek het Internet opgaat, hoe zal zij er dan uitzien?
De hoofdlijnen van de binnengekomen e-mailberichten zouden door de moderator van de lijst tijdens de ‘physical conference’ naar voren gebracht worden. Behalve via deze vertegenwoordiging was het voor de niet-lijfelijk aanwezige deelnemers ook mogelijk te reageren op de lezingen, die ten tijde van hun presentatie in Calgary ook gelijk op de Website zouden verschijnen. Tenminste, dat was de bedoeling. Er waren lezingen over het ‘Canterbury Tales Project’, over de elektronische Beowulf, Piers Plowman en Sir Gawain and the Green Knight en over