[Nummer 4]
redactioneel
Tien jaar Madoc
Kort na een naamloos nulnummer verscheen in juni 1987 de eerste Madoc als nieuwsbrief van de Utrechtse Werkgroep Mediëvistiek en de vereniging voor mediëvistiek Firapeel. Enkele studenten hadden de redactie gevormd voor een tijdschriftje dat de gemeenschappelijke achterban moest gaan informeren. Met behulp van een typemachine, een schaar, plakband, plaksel, een kopieer- en een nietmachine werd eens per kwartaal de oplage van een nummer in elkaar gedraaid. Prijs van een jaarabonnement: f8, -. Ondanks de eenvoudige verschijningsvorm zat die eerste jaargang, met als terugkerende onderdelen een interview, bijdragen over mediëvistische evenementen en een agenda, inhoudelijk gezien al op de lijn die ruim tweeduizend bladzijden Madoc verder nog steeds de koers van de redactie bepaalt: het maken van een multidisciplinair tijdschrift over de Middeleeuwen met toegankelijke bijdragen die ook in wetenschappelijk opzicht door de beugel kunnen.
Doorslaggevend voor de verdere ontwikkeling van het blad was het grote animo bij lezers èn schrijvers. Ook niet-Utrechtse mediëvisten waren - meestal zonder bedenktijd - bereid om in te gaan op een telefonisch verzoek om kopij. Bovendien bleken er buiten de provincie lezers te bestaan die belang stelden in het blad. Zo groeiden omvang en oplage en kregen nieuwe ideeën gestalte: sinds de tweede jaargang bericht de ‘kroniek’ over wat met een contradictio in terminis de mediëvistische actualiteit zou kunnen worden genoemd en in de vierde jaargang ging de eerste artikelenserie van start.
De stap naar een uitgever in 1992 was een logisch gevolg van de groei. Uitgeverij Verloren nam de inmiddels wel enigszins gecomputeriseerde redactie veel werk uit handen door de produktie en de distributie te verzorgen. Daarbij kreeg het tijdschrift een professionele uitvoering, die het intussen bereikte peil van de bijdragen meer recht deed. Na vijf jaar gele kaftjes met zwarte opdruk onderging Madoc in de zesde jaargang een ware metamorfose, waarbij alleen het logo en de per aflevering wisselende afbeelding op het omslag behouden bleven. De band met de Utrechtse Werkgroep Mediëvistiek en de vereniging Firapeel werd gewijzigd, het blad kreeg een onafhankelijke status. Mèt de gedrukte Madoc deed de eerste columnist zijn intrede en cd-besprekingen zorgden voor meer muziek in elk nummer. Later zou A priori, een rubriek over lopende onderzoeksprojecten, nog volgen.
Woest en ledig? Nederland vóór Willibrord vormde in 1995 het eerste themanummer, wanneer we tenminste de aflevering die in 1987 geheel was gewijd aan de Utrechtse Buurkerk als een incident afdoen. En met de eersteling was het idee voor een tweede themanummer geboren, waarmee het een soort van tweeluik zou kunnen vormen. Richtte Woest en ledig? zich op de vage contouren van de vroegste Middeleeuwen in onze streken, Losse eindjes van een tijdperk heeft het rafelige einde van diezelfde periode als onderwerp.
De titel van dit themanummer zinspeelt overigens, als het aan de samenstellers ligt, geenszins op een naderend einde van de hausse in de belangstelling voor