Madoc. Jaargang 1996
(1996)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]serie• Annemarieke Willemsen
| |
Homo ludensSport en spel in de Middeleeuwen zijn zeker geen onontgonnen terrein. Hierover bestaat veel literatuur - ik ga niet pogen alles te noemenGa naar eindnoot3. - met vaak uitvoerige overzichten van kinderspelen. Deze lijsten zijn echter ook algemeen | |
[pagina 3]
| |
bruikbaar omdat een onderscheid tussen spelen voor volwassenen en voor kinderen in de Middeleeuwen niet werd gemaakt. Het meest geschikte overzicht is nog altijd het proefschrift van Johanna Drost uit 1914: Het Nederlandsch kinderspel vóór de zeventiende eeuw. De taalkundige inslag van dat boek maakt het mogelijk om via de index termen als in het citaat hierboven te herleiden tot een spel. Weet men eenmaal welk spel bedoeld wordt, dan is het meestal niet moeilijk de regels in andere bronnen te achterhalen. Wie meer wil dan termen oplossen en spelregels achterhalen, komt voor de functie van spelen eigenlijk nog steeds uit op Huizinga's filosofisch getinte essay Homo ludens, Proeve eener bepaling van het spel-element der cultuur (1938). Vanwege de algemene formulering is zijn theorie eigenlijk niet praktisch toepasbaar, maar Huizinga raakt zeker aan zeer essentiële zaken. Zijn definitie van spel is algemener dan veel hedendaagse en daarom beter bruikbaar als aanduiding van wat men in de Middeleeuwen schaarde onder de term ludus: Naar den vorm beschouwd kan men dus, samenvattende, het spel noemen een vrije handeling, die als ‘niet gemeend’ en buiten het leven staande bewust is, die niettemin den speler geheel in beslag kan nemen, waaraan geen direct materieel belang verbonden is, of nut verworven wordt, die zich binnen een opzettelijk bepaalde tijd en ruimte voltrekt, die naar bepaalde regels ordelijk verloopt, en gemeenschapsbanden in het leven roept, die zich gaarne met geheim omringen of door vermomming als anders dan de gewone wereld accentueeren.Ga naar eindnoot4. Volgens deze definitie zijn alle vormen van spel en sport, ook de professioneel beoefende, spel. Huizinga's spelconcept biedt de historicus meer houvast dan de veel gehoorde opvatting dat het bij spel om iets ‘lolligs’ moet gaan. Je kunt in alle ernst spelen - Huizinga noemt als voorbeeld kinderen, voetballers en schakers - en toch weten dat je speelt en dat dat niet het dagelijks leven is. | |
Item dat niemant...Opsommingen zoals het bovengegeven citaat uit het Beginsel van allen spele, zijn in de Middeleeuwen zeldzaam, maar worden in de zestiende eeuw talrijk, zowel in textuele als in beeldende vorm. Bij teksten denke men aan Erasmus' De lusu en aan Rabelais' Gargantua waarin meer dan driehonderd spelen worden vermeld, bij afbeeldingen aan het omnipresente kinderspelen-schilderij van Brueghel. Dat schilderij is in de literatuur echter te veel geïsoleerd, getuige bijvoorbeeld de gravure ‘Kinderspelen’ uit Het menschelijk bedrijf door apen verbeeld van Pieter van der Borcht (afb. 1). In deze prent is eenzelfde catalogus van spelletjes te zien, door apen in plaats van kinderen gespeeld, maar in uitvoering en betekenis zeer verwant. Dit soort afbeeldingen is een belangrijke bron voor de praktijk van in teksten genoemde spelen. Zo vinden we bij de apen van Van der Borcht een aantal van de in het Beginsel genoemde spelen afgebeeld: linksvoor wordt gebeugeld, daarboven gekegeld, daarnaast kolf gespeeld, en rechtsachter wordt druk gekoot (tegen de muur). De meeste middeleeuwse spelen zijn ons echter bekend uit de vele pogingen die men heeft ondernomen om ze tegen te gaan. Talloos zijn de stedelijke verordeningen waarin een of meer spelen aan banden worden gelegd, al dan niet ge- | |
[pagina 4]
| |
1. Kinderspelen, onder andere beugelen, kegelen, kolven en koten. Gravure uit: Pieter van der Borcht, Het menschelijk bedrijf door apen verbeeld. Amsterdam, Rijksmuseum. Foto: Rijksmuseum-stichting.
koppeld aan een bepaalde plaats, tijd of manier van spelen. Meestal zijn deze keuren praktisch van aard; de meest genoemde spelen zijn die, welke veel schade aanrichten. Dit leidt ertoe dat we meer weten over een spel naarmate het gevaarlijker of verwoestender is. Kolven, kaatsen en andere spelen die met het slaan van ballen en het raken van doelen zijn verbonden, worden vaak verboden en zijn dus relatief goed bekend. Toch zijn de keuren, mits met enige voorzichtigheid gehanteerd, een goede bron, omdat ze de werkelijke spelpraktijk reflecteren: iets wat niet voorkomt, hoef je niet te verbieden. Keer op keer herhaalde of verzwaarde verboden geven bovendien een indicatie voor de populariteit van bepaalde spelen. Echter, de relatieve overvloed van dit type bron heeft het beeld in het verleden vaak sterk vertekend: zo heet kolf de meest populaire middeleeuwse volkssport te zijn omdat ze zoveel in de keuren voorkomt. Maar dit blijkt ook bij uitstek een sport te zijn die schade aanricht. Bovendien zijn keuren over ‘den bal slaen’ vaak te gemakkelijk als bepalingen over kolf geïnterpreteerd. Zoals zal blijken wordt die term ook gebruikt voor spelen als kaatsen, beugelen, klossen en kloten, al dan niet aan een blok. Het kolfspel lijkt in de Middeleeuwen niet vaker te zijn afgebeeld dan andere sporten, maar in de moderne spelliteratuur struikel je erover, ook al zijn die afbeeldingen afkomstig uit reeksen die ook andere soorten spelen te zien geven. Ook het aantal bewaard gebleven kolfsloffen is niet uitzonderlijk groot. Reden temeer om het beeld dat de keuren bieden te toetsen aan anderssoortig bronnenmateriaal. | |
SpeelkerkZoals gezegd is het opvallend dat de laat-middeleeuwse spelverordeningen veel meer praktisch dan moreel van aard zijn. Zo klinkt het alleszins redelijk dat men in Haarlem, om de glas-in-loodramen te sparen, gebiedt ‘dat geen kinderen opte kerkhoven van eenige goodshuysen ende deser stede huysen en werpen met steenen off kooten in de glasen, noch met ballen daerin en | |
[pagina 5]
| |
slaen,... opte boete van vijff stuvers, te verhalen opte ouders van de kinderen.’Ga naar eindnoot5. Het gaat in de keuren opmerkelijk vaak om het bannen van spelen uit de kerk, of van de kerkhoven. Dit wil niet zeggen dat men in de Middeleeuwen vooral in de kerk speelde. Maar kerk en kerkhof boden wel een mooie gladde ondergrond, ideaal voor tollen of dobbelen. En veel meer dan nu was een middeleeuwse kerk een openbaar gebouw, dat permanent werd gebruikt, en daarom in de verboden vaak samen met andere gebouwen zoals de schoele en het rechthuys genoemd. Men kan zich voorstellen dat juist de schoolkinderen de kerkgebouwen ten volle benut hebben. Scholen waren in de Middeleeuwen immers altijd aan kerkelijke instellingen verbonden en bevonden zich in de regel in de directe omgeving daarvan. Bij mooi weer kon je kaatsen in de kloostergang, bij regen de vloermatten verstoppen in de kerk. ‘Item, wat kinderen eenig ondaft bedryven in der kerken, tzy mitten tol te dryven, off den bal werpen, te slaen off te klotten, off die matten te verderven, te verbergen off te verslepen, off mit loopen, jagen, mit roepen, bestac te spelen, die klocken te kleppen, off anders mit eenigerhande wanheden...’Ga naar eindnoot6. - de middeleeuwse kerk moet een uitgelezen speeltuin zijn geweest. Het werd dan ook expliciet verboden het klokketouw als schommel te gebruiken: ‘niet met de clockreepen te schongelen’.Ga naar eindnoot7. En dat kinderen (of volwassenen) zich inderdaad hebben vermaakt met ‘den bal werpen’ in de kerk, blijkt uit een zestiende-eeuwse leren bal, die werd gevonden achter de beelden van een uit 1518 daterend altaar in de Marienkirche in Lübeck.Ga naar eindnoot8.. Wat het bestrijden van spel in de kerk nog extra bemoeilijkte was de koppeling van heiligenfeesten en zondagen aan vrije tijd. In dit verband zij maar weer eens gewezen op de honderd vrije dagen die men in de late Middeleeuwen in een jaar genoot.Ga naar eindnoot9. Kenmerkend daarvoor zijn de keuren waarin niet het spelen in het algemeen maar juist onder de hoogmis of tijdens de preek wordt verboden.Ga naar eindnoot10. Een bijvoorbeeld daarvan geeft deze passage uit de Reghel der Duytsche Schoolmeesters uit 1591, waarin wordt aangegeven welke spelen wel en niet getolereerd werden op kerkelijke feestdagen:
Op de Oorlofdagen sullen sy niet loopen wildt
en rebel spelen met teerlinghen [dobbelstenen], colf ende Caertspel
om gheldt niet, noch spel dat Godt noyt gheboodt.
Maer haer spel sal zyn hoepen, tol, en koot
bickelen, cuselen, soo de kinderen pleghen te doen
want uyt sulcke spelen siet men geen quaet uytbroen.Ga naar eindnoot11.
De pogingen om het spelen volledig uit te bannen zijn hier al gestaakt. Het gebod geldt nu gokspelen als dobbelen en kaarten ‘om gheldt’ (dus moreel verwerpelijk) en spelen die herrie of rotzooi maken: geen geren, geen gekolf! | |
Teerlingen werpenNaarmate de zestiende eeuw vordert, komen er naast de praktische ook steeds meer morele bezwaren tegen bepaalde spelen uit de verboden naar voren. Het ‘spelen met teerlinghen’ lijkt daarbij in het algemeen de meeste problemen te hebben opgeleverd, en in dit geval gaat het niet om materiële schade. | |
[pagina 6]
| |
2. Een dobbelaar (met dobbelbeker en stenen) onder een leeuw. Westportaal van de Dom te Bremen. Foto: auteur.
Dobbelen was duidelijk het meest beladen spel en er is hevig kruistocht tegen gevoerd; dobbelen werd symbool van zonde en het overwinnen daarvan kon je weergeven door het verpletteren van een dobbelaar (afb. 2). De bezwaren gelden vooral de inzet van geld of natura, wat nergens op zulke grote schaal lijkt te zijn gebeurd als bij dobbelen. Het inzetten van kleding was een bekend element van het spel, zowel in de keuren als in de afbeeldingen (afb. 3). De nogal cynische tekst ‘Van dinghen die selden ghescien’ uit het Geraardsbergse handschrift maakt de reputatie duidelijk: ‘eenen dobbeleere wel ghecleet [...] dit vintmen selden gheloues mi.’Ga naar eindnoot12. Dobbelen om kleding was in de Middeleeuwen zo ongeveer het meest verderfelijke dat je kon doen; de connotatie met de soldaten die onder het kruis om het kleed van Christus zouden hebben gedobbeld, is in de bestrijding ervan een onuitputtelijk dreigement gebleken. Overigens staat dat dobbelen niet letterlijk in de bijbel; daar staat alleen dat de soldaten om het kleed van Christus lootten, met een verwijzing naar ‘het lot werpen’ in psalm 22:19. In de Middeleeuwen is dat loten zonder uitzondering als dobbelen geïnterpreteerd. Ondanks de verwoede pogingen het dobbelen te bestrijden of op z'n minst aan banden te leggen, geeft ook het grote aantal teruggevonden dobbelstenen aan dat dit een van de meest voorkomende spelen moet zijn geweest en gebleven. In een in Erfurt opgegraven ‘dobbelstenenwerkplaats’ werden zo'n 6000 | |
[pagina 7]
| |
Dobbelen 3. Verschillende dobbelstenen uit opgravingen in Nederland, veertiende-zestiende eeuw. Foto: F. Gijbels, Speelgoed- en Blikmuseum, Deventer.
| |
[pagina 8]
| |
4. Dobbelaars: de ene gooit terwijl de andere een kledingstuk inzet. Marge-decoratie uit: Jehan de Grise, Li Romans du boin roi Alexandre, Brugge ca. 1338-1344. Oxford, Bodleian Library, ms. Bodley 264, f. 64r,
dobbelstenen aangetroffen, grotendeels halffabrikaat of afval.Ga naar eindnoot13. Dit wijst op enorm grootschalige produktie, wat wordt bevestigd door de enorme hoeveelheid dobbelstenen die Johannes Capistranus in 1454 in Nürnberg ritueel kon laten verbranden; 40.000 volgens de bronnen.Ga naar eindnoot14. En nog steeds zijn dobbelstenen bij opgravingen het meest teruggevonden spelmateriaal. Dobbelen moet immens populair zijn geweest - en hardnekkig. De teruggevonden dobbelstenen (afb. 4) zijn niet allemaal kubusvormig, hoewel deze vorm wel duidelijk de overhand heeft. Opvallend is dat het systeem van nummering, zoals wij het kennen, waarbij de som van de tegenoverliggende zijden altijd zeven is, voorkomt naast een type, waarbij de één tegenover de twee, en de vijf tegenover de zes ligt. Sommige dobbelstenen zijn aan een kant met lood verzwaard; daardoor vallen ze vaker op die kant en geven dus een hogere score. Op het spelen met verzwaarde dobbelstenen stond een zware straf: vals spelen is nu eenmaal nog erger dan gewoon spelen. | |
Aardewerk slaanDe keuren geven, om voornoemde redenen, geen compleet beeld en zelfs het Beginsel noemt niet alle spelen. Uit een heel ander soort bronnen kan het beeld nog worden aangevuld, bijvoorbeeld wat betreft het destructieve spel. Zo blijkt dat het vernielen van aardewerk in de Middeleeuwen een geliefde bezigheid was. Apocriefe teksten noemen een door Jezus in Egypte gespeeld spel waarbij met aardewerk werd gegooid. Jezus won altijd omdat zijn aardewerk wonderlijk genoeg nooit kapot ging. Uit handschriften kennen we ook diverse afbeeldingen van het geblinddoekt stukslaan van aardewerk. Op deze afbeeldingen is goed te zien hoe het spel werd gespeeld: één persoon wordt geblinddoekt, bijvoorbeeld door zijn kap met lange punt om te draaien, waarna hij met een knots een grote omgedraaide pot moet zien te raken, terwijl een ander aanwijzingen geeft (afb. 5). | |
[pagina 9]
| |
5. Aardewerk slaan. Tekening naar een marge-illustratie uit een Engels handschrift (veertiende eeuw). Uit: W. Endrei en L. Zolnay, Fun and games in old Europe (Budapest 1986)
Hetzelfde spel wordt beschreven in het mirakelboek van 's-Hertogenbosch, in een wonder dat in 1383 de vijfjarige Adriaen Claessoen uit Brugge overkwam. Hij raakte ernstig gewond toen hij op straat speelde: ... ende daer waren oesterlinc [Hanze-kooplieden] ende maecten een wetspeel ende setten enen eerden pot opder straten. Ende doen ginc hem daer een stoppen [ging zich blinddoeken] ende wedden, dat hi den pot ontwee [in tweeën] soude slaen. Ende doen nam hi een grote cudse [knots] in sijn hant ende waende den pot ontwee sclaen - want hijt gewedt had - ende gheraechte desen vors. [bovengenoemde] Adriaen met groter macht, soedat hine sloech die hersen in die kele ende soe groten delle [gat], op sijn hoeft, dat mer wel een ey in had geleit.Ga naar eindnoot15. De Zoete Lieve Vrouw van Den Bosch moest eraan te pas komen om het kind te genezen. Waarom dit spel in de verboden zo weinig voorkomt is niet duidelijk. Het spel lijkt problematisch genoeg, maar mogelijk werd het niet zoveel gespeeld. De uitvoerige beschrijving van hoe het spel in z'n werk ging in het wonderverhaal wijst er wellicht ook op dat het niet algemeen bekend was. Dit laatste voorbeeld geeft aan hoe breed we ons het scala aan middeleeuwse spelen moeten voorstellen en hoe anders dan nu die vaak zijn. Dat biedt tegenwicht voor misschien wel het meest prominente idee in de literatuur, namelijk dat spelen een onveranderlijk fenomeen van alle tijden is. Dat idee benadrukt teveel de overeenkomsten en geeft te weinig aandacht aan de verschillen. Ware spel onveranderlijk, dan zou een opsomming als die in het Beginsel van allen spele direct en volstrekt begrijpelijk moeten zijn. De historische werkelijkheid, ook die van het spel, blijkt steeds weer moeilijk te reconstrueren en sommige raadsels kunnen maar gedeeltelijk worden opgelost. Juist door het alledaagse van dit onderwerp schieten de bronnen vaak tekort. Wat bijvoorbeeld te denken van het bericht dat de voor het klooster voorbestemde Margaretha, dochter van de Hongaarse koning Bela IV, als kind alleen wilde bidden tijdens speeltijd? Dat was háár manier van spelen: ‘Ave Maria, gratia plena, et sic ludetis hic.’16 |
|