mini, gecombineerd met de Propriumdelen De angelis Dei Officium eigenlijk maar één keer per jaar in liturgische context kan worden uitgevoerd, namelijk op 29 september. Daarom is het misschien niet toevallig dat deze opname, gemaakt in de cisterciënzer abdij van Vaucelles, dateert uit september 1992.
De Ordinariumdelen komen uit de miscyclus Ecce ancilla Domini, gecomponeerd door Dufay aan het begin van de jaren 1460. De delen van de Propriummis De angelis Dei officium zijn van een anonieme hand, geschreven in de jaren 1440. Deze mis zou op grond van stilistische kenmerken van Dufay kunnen zijn. Daarom is deze samengevoegd met de eerstgenoemde tot één mis. Maar een onomstotelijk bewijs voor deze toeschrijving is tot op heden niet geleverd.
Guillaume Dufay (c. 1398-1474), componist en priester, werd als koorknaap opgeleid in Kamerijk waar hij ook zijn laatste levensjaren doorbracht. Hij geldt als een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Bourgondische School (zie artikel Eric Jas).
Opmerkelijk in de Ecce ancilla Domini is, dat de tenor gebruik maakt van twee verschillende Gregoriaanse melodieën, die van de antifoon Ecce ancilla Domini en die van de Maria-antifoon Beata es Maria. Misschien werden juist deze twee gezangen gebruikt omdat ze wat betreft melodisch verloop duidelijk aan elkaar gerelateerd zijn. Het Beata es fungeert als een soort uitbreiding van het Ecce ancilla Domini en beide staan in dezelfde kerktoonsoort.
De uitvoering door het Ensemble Gilles Binchois blijft gedurende de hele mis boeiend. Dat komt onder andere door de afwisseling van twee- en vierstemmigheid. Wanneer twee zangpartijen klinken is de sfeer rustig en sober. Bovendien zijn deze niet steeds voor dezelfde stemmen, maar geeft Dufay hierin afwisseling aan. Daar waar deze partijen door meer dan twee stemmen gezongen worden, blijft het zuiver. Zodra alle vier partijen inzetten wordt het stemmenweefsel zeer rijk.
De klank van deze opname is ruimtelijk, waarin de rustige verstilde sfeer van een kerkelijke ruimte goed overkomt. De samenklanken tussen de stemmen zijn welluidend en strak, zonder klinisch te worden.
Het bijgegeven boekje geeft een zorgvuldige en complete indruk. Het bevat een Engelstalige toelichting door David Fallows (met vertalingen naar het Frans en Duits), de tekst van de misdelen in het Latijn en vertaald naar het Frans, Engels en Duits in een prettige tekstplaatsing van kolommen naast elkaar, hetgeen vergelijking makkelijk maakt. Belangrijk vind ik de vermelding van de gebruikte bronnen. Voor de mis Ecce ancilla Domini is Ms. 5557 van de Bibliothèque Royale in Brussel gebruikt, voor het Proprium De angelis Dei officium Ms. 88 van de Biblioteca Nazionale in Trente. De lezingen komen uit het missale van Kamerijk, bewaard in de Bibliothèque Nationale in Parijs (Ms. 17311). Tevens wordt vermeld wie de muziek van kwadraatnotatie naar modern notenschrift heeft getranscribeerd.
Het is alleen jammer dat de producent Virgin Classics in het kader van zijn Veritas-serie spreekt over ‘early music performed in an authentic style’, waarmee een soort waarheidskeurmerk wordt gesuggereerd. Een term als ‘historische uitvoering’ zou mijns inziens passender zijn: muziek uitgevoerd met de kennis die we tot dusver hebben van de late Middeleeuwen.
Aan de mis Ecce ancilla Domini en het Proprium De angelis Dei officium zou