Madoc. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 98]
| |
a prioriA priori: de Ordinarius van St.-MarieDe Ordinarius van Sint-Marie (London, British Library, Add. 7969), f. 34rb (eerste alinea).
Van de talrijke liturgische handschriften die de Utrechtse kerken in de Middeleeuwen moeten hebben bezeten, resteert nog maar weinig. Alleen van de kapittelkerk van Sint-Marie is nog een aanzienlijk deel bewaard gebleven. De meeste van deze omvangrijke en goed verzorgde boeken worden bewaard in de handschriftencollectie van de Universiteitsbibliotheek Utrecht.Ga naar eindnoot1. Een ander handschrift bevindt zich sinds het midden van de negentiende eeuw in de British Library: het Liber Ordinarius van Sint-Marie (Add. 9769).Ga naar eindnoot2. In dit eenvoudig vormgegeven boek uit het tweede kwart van de vijftiende eeuw wordt van dag tot dag beschreven wat er gedurende de getijden en de mis gezongen, gelezen en gebeden moet worden, in welke Utrechtse kerk de kapittels voor een dienst samenkomen, en welke kleding en attributen bij een bepaalde processie horen. | |
[pagina 99]
| |
E xviii Kalendas [14-9] Een dergelijke dienstregeling verbindt niet alleen de vele en veelsoortige boeken die in een kerk als de Sint-Marie gebruikt werden, maar geeft in veel gevallen ook belangrijke informatie over allerlei factoren die de wijze van viering kunnen benvloeden. Op zich is het bestaan van een ordinarius niet bijzonder. Het komt echter zelden voor dat van één kerk zowel een ordinarius als een groot aantal liturgische handschriften bewaard zijn gebleven. In 1988 heb ik op basis van een microfilm een transcriptie gemaakt van de Ordinarius die 47, in twee kolommen beschreven folio's beslaat. Door de gebrekkige toestand van sommige bladzijden en de talloze afkortingen was toen zeker tien procent van de tekst niet of niet goed te transcriberen.Ga naar eindnoot3. Op basis van deze versie werd door studenten Muziekwetenschap in hetzelfde jaar een kaartsysteem gemaakt op de duizenden in de tekst genoemde incipits. Aangezien vele incipits meer dan eenmaal voorkomen, kon de transcriptie worden verbeterd. Na afsluiting van deze werkgroep besloot één van de studenten, Bouke van der Veen, zijn doctoraalscriptie te wijden aan het gebruik van de psalmen in de Sint-Marie, waarbij hij de gegevens in de Ordinarius combineerde met die in de bewaarde zangboeken. In de jaren daarna, waarin ik, met onderbrekingen, een editie van de Ordinarius heb voorbereid, is hij een enthousiaste en onvermoeibare compagnon gebleken. Zijn aanbod om alle incipits in de Ordinarius in een databank in te voeren, heeft geleid tot een uitgebreid apparaat van indices, waarin per genre (antifoon, hymne, psalm, responsorium, lectie enz.) niet alleen het incipit en het folionummer worden vermeld, maar ook de plaats in het officie. Met het groeien | |
[pagina 100]
| |
van de indices werd ook de tekst steeds beter leesbaar. Omgekeerd konden de indices worden aangevuld doordat in de loop der jaren vrijwel alle slecht of niet leesbare plaatsen gereconstrueerd konden worden, zelfs daar waar de tekst door slijtage, afsnijden, of het verwijderen van kaarsvet verdwenen was. Als voorbeeld van het origineel en de transcriptie (zie afb.) heb ik een gedeelte van folio 34rb gekozen, de beschrijving van het feest van Kruisverheffing op 14 september. Allereerst wordt het gewicht van het feest aangegeven (Duplex festum Canonicorum). Voor de eerste vesper, op de vooravond van de eigenlijke feestdag, worden de antifoon bij de psalmen, de hymne, het versikel en de Magnificat-antifoon genoemd. Tijdens het zingen van het Magnificat daalt het koor af (‘descendet’) naar de kerk en zingt daar de antifoon na het Magnificat, met een versikel en en een gebed (‘collecta’) voor de heiligen Cornelius en Cyprianus, die op dezelfde dag worden vereerd. De vespers worden afsloten met een antifoon en een suffragium voor Maria. Zo worden ook de andere diensten beschreven. Voor de completen wordt onder andere naar de beschrijving bij 10 september verwezen (‘ut supra’), voor de metten en lauden naar een ‘liber specialis’, waarschijnlijk het Antiphonarium. Wat de kleine gebedsuren betreft dient de in de priem gezongen hymne ook voor de terts, sext en noon. Kapitels en versikels zijn gelijk aan die van het feest van Kruisvinding en de antifonen aan die van de lauden. Priem en sext worden op deze dag niet gezongen, de terts echter wel: op de gebruikelijke wijze in het schip van de kerk. Daarna volgt een beschrijving van de mis. Na de mis keren de heren terug naar het koor (‘ascendent’), en drinken ze van de wijn nadat het kruishout overgoten is. Voor de tweede vespers wordt naar de beschrijving van de eerste vespers van de volgende dag (Octaaf van Maria Geboorte) verwezen (‘ut infra’). De Koninklijke Vereniging voor Nederlandse Muziekgeschiedenis is bereid gevonden de tekst van de Ordinarius, en de vele indices die deze toegankelijk moeten maken, te publiceren in de reeks Muziekhistorische Monografieën. Kunsthistorici, musicologen en liturgisten zullen vanaf 1996 kunnen beschikken over een informatieve bron die allerlei aanknopingspunten biedt voor verder onderzoek.Ga naar eindnoot4. Kees Vellekoop |
|