Madoc. Jaargang 1995
(1995)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| ||||
[Nummer 1]serie• Jos Stöver
| ||||
[pagina 3]
| ||||
1. Anno met zijn vijf stichtingen in een Vita Annonis van rond 1183. Zo moet Anno ook afgebeeld zijn geweest boven de graven van de Ezzonen Richeza en Kuno die Anno in de kerk van Sankt Maria ad Gradus had laten bijzetten. Darmstadt, Hessische Landes- und Hochschulbibliothek, Hs. 945, f. 1v. Uit: Monumenta Annonis afb. 5.
de jonge koning zijn verdere opleiding in Keulen Keulen ging het overigens goed onder zijn bestuur. Vijf kerkelijke stichtingen werden er door Anno in het aartsbisdom gerealiseerd en de kunsten bloeiden onder zijn krachtige mecenaat. Maar er waren er ook die volstrekt niet profiteerden van Anno's bestuur. Zo moest een van de meest vooraanstaande fami- | ||||
[pagina 4]
| ||||
lies in het aartsbisdom, het paltsgrafelijke geslacht der Ezzonen, dat nauw verwant was aan het Ottoonse keizerlijke huis, het zwaar ontgelden.
• In het artikel over de Bernoldkerken heeft jouw weerzin jegens Anno betrekking op de Ezzonen. Kun je daar iets meer over vertellen? In verband met dat artikel heb ik mij enige tijd beziggehouden met aartsbisschop Heriman II van Keulen (1036-1056), Anno's voorganger, en een telg uit dit paltsgrafelijke geslacht. Een van de conclusies van mijn betoog is dat Heriman II als theoreticus architectus beschouwd moet worden, zeg maar een architect-geestelijke, die de keizer van advies diende bij de keuze voor een bepaald bouwconcept. Naar mijn idee is Heriman de figuur achter het concept van de kerken die bisschop Bernold in het bisdom Utrecht heeft gesticht. Tijdens mijn studie kwam ik onvermijdelijk ook bij Anno terecht, de opvolger van Heriman. Mijn artikel begint met de manier waarop Anno zichzelf laat uitbeelden en de plaats waar. Dat was voor mij al veel betekenend. In feite is het een sleutel tot zijn omgang met de Ezzonen. Hij staat, net als in zijn vita, afgebeeld met zijn vijf kerkstichtingen, aan elke hand en voet één, en omdat hij onvoldoende tentakels had, staat er ook nog één achter zijn hoofd opgesteld. Zo moet hij, zo schrijft Van Buchel in de zestiende eeuw tenminste, in de kerk van Maria ad Gradus zijn afgebeeld. Deze kerk was door zijn voorganger Heriman ten oosten van de Keulse Dom gesticht, en werd door Anno voltooid. Die afbeelding in Maria ad Gradus is veelbetekenend als je je realiseert dat Anno stoffelijke resten van verwanten van Heriman II vanuit Brauweiler naar deze kerk heeft laten overbrengen. Dat was buitengewoon vernederend, want Brauweiler was een eigenstichting, een huisklooster van de Ezzonen. Pontificaal liet Anno zich boven de sarcofagen van de Ezzonen afbeelden, zo van: nou heb ik jullie! Deze daad verraadt zijn karakter.
• Moest er dan niet een einde komen aan de macht van de Ezzonen? Anno genoot bij zijn aanstelling als bisschop de steun van keizer Hendrik III. Stad en kapittel wilden hem aanvankelijk niet, toch werd hij aangesteld. Ik neem aan dat de keizer wel op de hoogte moet zijn geweest van zijn plannen om de Ezzonen aan te pakken? Was er geen sprake van voorbedachte rade? De Ezzonen waren inderdaad een machtsfactor van groot belang langs de Rijn geworden. Onlangs nog, toen ik over het hervormingsklooster Gorze las, waar weer een (half)broer van Heriman abt moet zijn geweest in de tweede helft van de elfde eeuw, heb ik me afgevraagd wat nu precies hun territoriale oogmerken waren. Net als een aantal andere belangrijke families van Karolingische of Ottoonse afkomst wilden de Ezzonen in het gebied links van de Rijn tot de vorming van een eigen territorium komen. Je zou kunnen zeggen dat er in dit opzicht een dreiging van ze uitging, die de keizer niet welgevallig was. Het was per slot van rekening een belangrijke familie. Anderzijds was de relatie die aartsbisschop èn Ezzoon Heriman II met keizer Hendrik III had, uitstekend. Er lijken geen problemen te zijn geweest. We leven | ||||
[pagina 5]
| ||||
2. Langsdoorsneden van de kerk van Sankt Georg in Keulen (boven) en de Sint-Pieterskerk in Utrecht (onder). Uit: Monumenta Annonis (p. 128) en Utrecht tussen kerk en staat (p. 134, afb. 14).
dan natuurlijk wel een stuk eerder dan de tijd waarin Anno II aantrad, nog in de eerste helft van de elfde eeuw, maar toch. Kijk, Hendrik III was een Saliër en een van de eerste telgen uit dat huis. Hij had Heriman nodig om in Lotharingen zijn macht te handhaven. Er waren daar problemen genoeg, niet alleen met de hertog van Lotharingen, maar ook met de Hollandse en Vlaamse graven en andere heren die het de keizer zeer moeilijk maakten, met name in de jaren veertig. De manier waarop Anno II echter te werk is gegaan, doet, geloof ik, buiten | ||||
[pagina 6]
| ||||
eventuele belangen van de keizer ook nog allerlei andere dingen vermoeden: de grondigheid bijvoorbeeld waarmee hij de Ezzonen aanpakt, en de doelbewuste pogingen alle sporen van de familie uit te wissen. Overal waar zij een belangrijke vestiging hadden, een burcht, een klooster of anderszins, daar gaat Anno ook zitten. Mijn weerzin tegen Anno werd met name gewekt, toen ik de kerken die hij bouwde, nader ging bekijken. Ik zei net al dat Anno zich vestigde op plaatsen waar de Ezzonen ook al waren of waren geweest. Daar liet hij dan ook nog eens kerken oprichten die hem heel duidelijk in de traditie van Heriman plaatsten. Als je uitgaat van mijn veronderstelling in het artikel over de Bernoldkerken, namelijk dat de Utrechtse kerken en de kerken in Deventer, Emmerik en ook de Nijmeegse Nicolaaskapel hun vormen te danken hebben aan Heriman, dan is dat de reden waarom Anno ze heeft nagebootst. De kerk van Sankt Georg in Keulen bijvoorbeeld, lijkt in zijn oorspronkelijke vorm, met zijn zuilen in de schiparcade en zijn geleding met nissen aan het exterieur, frappant veel op een Bernoldkerk. Of neem de Pieterskerk in Zülpich bij Keulen, met zijn nissengeleding en zijn absis die aan de buitenkant polygonaal is en aan de binnenzijde rond: werkelijk een zeer goede kopie van de Herimankerken in het Utrechtse. Naast hun bezittingen en begraafplaatsen beheerste Anno dus ook de door de Ezzonen gehanteerde bouwvormen. Daar lijkt iets van een tegenstelling in te zitten. Voor de moderne beschouwer is dat gek, want je doet alleen maar iets na waarvoor je bewondering hebt, of wat je mooi vindt, of omdat de persoon je aanstaat. Maar ik denk dat we ons moeten verplaatsen in het citatenmechanisme dat toen gangbaar was. Het ging hier om pure verdringing, waarbij Heriman, en daarmee de familie van de Ezzonen, door Anno uit zijn oorspronkelijke architectonische idioom werd verdrongen. Anno nam het over en maakte het tot het zijne. Voor zijn tijdgenoten en vooral voor degenen die de eeuwen daarna geleefd hebben, moet zo een verwarrende eenvormigheid zijn ontstaan. Het meest frappant is wel zijn doen en laten op de Siegburg. Op de plaats van een burcht van de Ezzonen, die hij liet verwoesten en afbreken, liet hij zich ook nog eens begraven in de nieuwe abdij die hij daar gesticht had. Ik vind dit eigenlijk ongelofelijk, ik ken geen tweede voorbeeld. Na de gedwongen overdracht van Siegburg aan Anno door paltsgraaf Hendrik, zo'n beetje de laatste erfgenaam van het geslacht, werd de arme man krankzinnig. Kort daarna nam Anno Hendriks zoon aan, waarna we van deze jongeling niets meer horen en het geslacht in rechte lijn uitsterft. Anno zal hem wel geestelijke hebben gemaakt, zodat legale voortplanting onmogelijk werd. Zo zie je: Anno's handelen grenst aan een damnatio memoriae, een hele familie werd door hem weggepoetst uit de geschiedenis en tegelijkertijd nam hij hun gedaante aan, zodat het lijkt alsof hij zelf een telg was uit dat geslacht. Het was een manier van Anno om op het niveau van iemand uit het geslacht van de Ottonen te komen. Dat lelijks wil ik hem wel toeschrijven. Dat een bisschop dat zo consequent doet en daar dan vervolgens ook nog eens heilig mee kan worden! | ||||
[pagina 7]
| ||||
• De afkomst van de bisschop heeft dus naar jouw idee een belangrijke rol gespeeld bij het doen en laten van deze prelaat. Je zegt immers dat hij de kentekenen van de hoogadellijke Ezzonen overnam. Anno's handelen past prachtig bij iemand zonder afkomst, althans iemand van een onbeduidend adellijk geslacht. Juist in de Middeleeuwen was afkomst uitermate belangrijk. Anno was iemand die omhooggeklommen was, in Keulen bisschop werd en zich vervolgens manifesteerde als zijn roemrijke Ottoonse voorganger: een parvenu. Dat valt ook duidelijk af te lezen aan zijn streven om familieleden op belangrijke kerkelijke posten te krijgen, overigens een streven dat ook heel wat andere middeleeuwse bisschoppen kan worden aangewreven. Zo wilde hij Koenraad, zijn broer, tegen wil en dank als bisschop van Trier laten benoemen. Maar ze moesten Koenraad niet in Trier. Hij had nog maar nauwelijks voet aan wal gezet of hij werd al vermoord. Ook op andere plaatsen zie je dat tijdens Anno's episcopaat telgen uit het Steußlingengeslacht belangrijke plaatsen bezetten. Een andere broer van Anno, Werner, wordt proost in de kerk van Maria ad Gradus, die ik net al noemde. Dat zal wel niet toevallig zijn geweest. Later werd deze man aartsbisschop van Magdeburg. Weer een ander familielid werd bisschop van Halberstadt. Ook bij Anno en zijn familie, hoe gering ook hun afkomst was, lijkt er iets te bespeuren van de opbouw van een dynastie.
• In 1975 is er een grote tentoonstelling in Keulen geweest over Anno. Anno wordt hier gepresenteerd als initiator van de kunsten. Zou je, mede met het oog daarop, ook nog iets positiefs kunnen zeggen over Anno? Ach, kunst geeft aanzien. Als je geen cultuur van huis uit hebt, dan ben je des te gretiger om dat gemis in te halen. Die indruk kreeg ik bij Anno ook. Natuurlijk is dat op zich een verdienste. Maar je moet maar eens opletten: mecenaat treedt vaak juist op bij nieuwkomers. Kunst adelt. Goh, nu heb ik geloof ik nog niets positiefs over die man gezegd! | ||||
literatuur
|
|