de bewerking van Clemens als die van zijn leerling Mes, alsook de eenstemmige wereldlijke liederen waarop deze meerstemmige composities zijn gebaseerd. Zo stond bijvoorbeeld het beroemde lied Het daghet inden Oosten, overgeleverd in het Antwerps Liedboek (1544), model voor psalm 4. Bij Die Nachtgael die sanck een Liedt, waarvan de versie uit het Nieuw Amstelredams Liedtboeck (1591) wordt vertolkt, horen de zettingen van psalm 127. En uit het Haerlems oudt Liedt-boeck kennen we Doen Hanseleijn over de heyde reed, waarvan de melodie gebruikt werd voor psalm 69.
De bewerkingen van Mes zijn, afgezien van de toegevoegde baspartij, duidelijk jonger en eigenzinniger dan die van zijn leraar. De melodielijn is minder strikt en is niet altijd meer, zoals eerder gebruikelijk was, het alleenrecht van de tenorpartij. Mes varieerde en componeerde meer, verwerkte daarbij ook andere melodieën dan Clemens, waarbij hij niet altijd de oorspronkelijke toonsoort als uitgangspunt nam.
Zowel de eenstemmige wereldlijke liederen als de meerstemmige geestelijke zettingen worden zeer Camerata-getrouw uitgevoerd. De vocale solisten (Suze van Grootel, Sytse Buwalda, Marius van Altena en Job Boswinkel) weten de luisteraar weer te boeien met klare taal en zuivere zang. De instrumentalisten laten daarbij behalve hun eigen kunnen ook het virtuoze en soms instrumentale karakter van Mes' zettingen duidelijk horen.
Afgezien van een storende montagefout in Clemens' psalm 3 is dit een prachtige cd om naar te luisteren, die ook op musicologisch gebied iets toevoegt aan de documentatie van de Nederlandse muziekcultuur.
Anne Houk de Jong