Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
artikel• Hilde de Ridder-Symoens
| |
KalamazooZo'n twintig jaar geleden wilden enkele mediëvisten, verbonden aan de Western Michigan University in Kalamazoo, de leraren van High Schools (voortgezet onderwijs) in de regio warm maken voor de studie van de Middeleeuwen. Dat zou aankomende studenten kunnen stimuleren om voor geschiedenis en voor de Middeleeuwen te kiezen, uiteraard aan de Western Michigan University. Hieruit resulteerden jaarlijkse congressen over de Middeleeuwen. Na enkele jaren bleek dat de belangstelling bij de leraren niet overweldigend was maar wel bij de scholars (wetenschappers) verbonden aan de eigen en andere universiteiten in de staat Michigan. De congressen werden al snel een enorm succes. Na enige jaren bezochten mediëvisten - en later ook meer en meer renaissancisten of zestiende-eeuwers - uit de hele Verenigde Staten en Canada het ‘Annual International Congress on Medieval Studies’ te Kalamazoo. De laatste jaren hebben ook mediëvisten uit andere delen van de wereld, vooral uit Europa, de weg naar Kalamazoo gevonden. In mei 1993 waren er ongeveer 2750 congresgangers geregistreerd, waaronder 250 buitenlandse, en werden er 1200 papers (voordrachten) gegeven; alle buitenlanders geven een lezing of comment (commentaar op de voordrachten van een sessie). Nederland en België waren goed vertegenwoordigd met respectievelijk 31 en 7 deelnemers.Ga naar eindnoot1. Het congres van Kalamazoo schijnt aan reële behoeften te voldoen, te oordelen althans naar het feit dat onlangs een Europese tegenhanger werd opgericht. De Universiteit van Leeds in Engeland organiseert voor de eerste maal een internationaal congres in juli 1994 naar het model van en in nauwe samenwerking met het Medieval Institute van Kalamazoo. Naar ik gehoord heb | |
[pagina 23]
| |
zou de respons van sprekers en deelnemers overweldigend zijn.Ga naar eindnoot2. Waaruit bestaat nu die grote aantrekkingskracht van Kalamazoo? Om te beginnen is het congres heel goed georganiseerd, met jaarlijks terugkerende onderdelen. Het steunt op een jarenlang opgebouwde ervaring. Hoewel het gehele evenement plaatsvindt op de grote universiteitscampus van Kalamazoo, vormt het congres ook voor de plaatselijke middenstand een hoogtepunt. Speciale vluchten worden ingelast om de congresgangers vanuit Detroit, Chicago of elders naar Kalamazoo Airport te brengen. Zelfs de weinig frequent rijdende maar comfortabele trein tussen Chicago en Detroit krijgt extra passagiers voor de halte Kalamazoo. Deelname aan het congres is niet duur, onder meer omdat gebruik gemaakt wordt van de studenteninfrastructuur. De organisatoren willen de prijs bewust zo laag mogelijk houden om ook diegenen die geen financiële tegemoetkoming van hun universiteit krijgen, aan te trekken. De sfeer is informeel, casual zoals Amerikanen zeggen. Sommigen komen zelfs met hun kleine kinderen. Het congres valt na de examens, althans voor de meeste universiteiten. Vele docenten ervaren deze bijeenkomst dan ook als een happening, als een herademing na een term, trimester of semester intensief doceren en examineren. Dat geldt echter niet voor allemaal; her en der zie je congresgangers tussen de lezingen door blauwe examenschriftjes verbeteren. Het aantal lezingen is bijzonder groot. Bijna iedereen kan aan zijn trekken komen. Aan het einde van het congres moeten voorstellen voor het organiseren van een of meerdere sessies, zo mogelijk reeds met opgave van kandidaat-sprekers, aan het organiserend comité voorgelegd worden. Dat comité beslist dan tegen de zomer welke sessies (twee à vier voordrachten, eventueel met een comment rond een thema) worden uitgekozen. Voor veel verenigingen is dit een gelegenheid om het grote publiek te bereiken. De Verenigde Staten tellen namelijk veel verenigingen die zich toeleggen op de Middeleeuwen en de Renaissance. Voor het congres van 1994 te Kalamazoo hebben 103 zich als sponsor van een of meerdere sessies opgegeven, uiteenlopend van de populaire societies voor women studies, of liever gender studies, en de talrijke verenigingen die de meest diverse aspecten van het religieuze leven en kerkelijke instellingen bestuderen, tot de Society for Early English and Norse Electronic texts of de Society for Low Country Studies (waarover straks meer). Het congres biedt met name jonge docenten de mogelijkheid hun onderzoek te presenteren en wetenschappelijke discussies te voeren. Veel van hen werken als enige mediëvist aan een van de bijna tweeduizend liberal arts colleges in de Verenigde Staten.Ga naar eindnoot3. Hun onderwijslast is meestal zeer hoog en de te doceren vakken zeer gevarieerd, wat intensieve voorbereidingen met zich meebrengt en weinig mogelijkheden voor onderzoek geeft. Docenten met wetenschappelijke ambities proberen binnen te komen in universiteiten waar meer tijd aan onderzoek besteed kan worden. Het congres fungeert dan ook als een soort jobmarkt, waar jonge onderzoekers zich kunnen profileren en zich kenbaar maken aan professoren in wier departementen ruimte is voor nieuwe medewerkers. Maar uiteraard betekent deze waaier aan sprekers ook dat de kwaliteit van de papers sterk varieert, van voortreffelijk tot ronduit slecht.Ga naar eindnoot4. | |
[pagina 24]
| |
Medieval Academy of AmericaNaast het grootschalige mediëvistencongres te Kalamazoo kennen de Verenigde Staten nog een forum voor mediëvisten: de Medieval Academy of America. Ook deze Academy organiseert een jaarlijkse bijeenkomst, echter met een totaal ander karakter dan die te Kalamazoo. Dit eerbiedwaardige genootschap telt tweehonderd academieleden (fellows), enkele buitenlandse academieleden (corresponding fellows) en daarnaast meer dan tweeduizend gewone leden (members). Aan het congres nemen ongeveer tweehonderd mediëvisten deel. Het beantwoordt meer aan een klassiek congres zoals wij dat in Europa kennen. Veel gevestigde namen, full professors aan research-universiteiten, bezoeken wel het congres van de Medieval Academy maar niet dat van Kalamazoo. Toch zijn er meerderen die trouw beide bijeenkomsten volgen. Er bestaat ook een inhoudelijk verschil. Te Kalamazoo domineert de literaire, cultuurfilosofische, kunsthistorische en religieuze geschiedenis; sociaal-economische geschiedenis is een stiefkind, hoewel sommige historici, waaronder leden van de Society for Low Country Studies, daar wat aan pogen te veranderen. In de Medieval Academy domineren de meer traditioneel ingestelde historici; zij drukken hun stempel op inhoud en methode. In april 1993 werd het congres van de Medieval Academy te Tucson (Arizona) gehouden. Omdat ik in het voorjaar van 1993 als visiting research fellow aan het Center for Studies in Higher Education van de Universiteit van Berkeley (California) verbleef, heb ik de gelegenheid gehad om beide congressen te bezoeken. De sfeer was duidelijk anders, de kwaliteit van de lezingen en van de discussies in de sessies die ik gevolgd heb, niet zo verschillend. Voor elk wat wils dus. | |
Noord-Amerika en de NederlandenAls men de ledenlijst van de corresponding fellows van de Medieval Academy bekijkt valt het proportioneel grote aantal Gentse mediëvisten op. Dat is geen toeval. Het steunt op een traditie die teruggaat op Henri Pirenne (1862-1935). Deze Gentse historicus onderhield goede betrekkingen met onderzoekers aan Amerikaanse universiteiten sedert de lezingenreeks die hij in het najaar 1922 in de Verenigde Staten gegeven had.Ga naar eindnoot5. Intensieve contacten tussen de Gentse historici en hun collega's in de Verenigde Staten en Canada worden nog immer voortgezet. Elk jaar verblijven een of meerdere Amerikanen te Gent om er - meestal tijdens hun sabbatical of in hun collegevrije periode (die loopt van half mei tot einde augustus) - archieven en bibliotheken te bezoeken. Daarnaast nemen ze in de Lage Landen deel aan colloquia of geven ze lezingen over hun lopend onderzoek, zonder de meer persoonlijke, vriendschappelijke contacten te vergeten. Ook bij andere vakgroepen geschiedenis en kunstgeschiedenis in België en Nederland bestaan dergelijke contacten, zij het niet zo intensief. Dat deze historici en kunsthistorici onderzoek doen naar aspecten van de geschiedenis van de Lage Landen is niet zo vreemd. Als een graduate-student geschiedenis zich gaat specialiseren moet hij of zij eerst beslissen of het Amerikaanse, Europese, Aziatische of andere geschiedenis wordt. | |
[pagina 25]
| |
Onder de ‘Europeanen’ zijn er al bij al toch vele tientallen die opteren voor de geschiedenis van de Lage Landen. Ze treden meestal in de voetsporen van hun supervisor of promotor. De meerderheid kiest voor Middeleeuwen (hoofdzakelijk Zuidelijke Nederlanden) of Nieuwe Tijd (hoofdzakelijk Noordelijke Nederlanden). Een van de eerste vereisten om degelijk onderzoek naar de Lage Landen te doen, zeker als het om een proefschrift gaat, is het leren van de Nederlandse taal. Dat lukt doorgaans aardig. Sommigen beschikken alleen over een goede passieve kennis, anderen over een zeer goede passieve en een gebrekkige actieve kennis, maar zij die vlot Nederlands hebben leren spreken vormen beslist geen uitzondering. Naar hun eigen zeggen worden ze dikwijls belemmerd in het leren van de taal doordat de mensen in Nederland en Vlaanderen Engels verkiezen te spreken met hen. Er zijn allerlei mogelijkheden om Nederlands te leren. Vooreerst zijn er verschillende universiteiten in de Verenigde Staten die zo niet een leerstoel, dan toch een lectureship Nederlands hebben. Studenten of onderzoekers kunnen er basiskennis van het Nederlands verwerven. Bekende universiteiten in dit opzicht zijn onder meer Berkeley (California), Columbia (New York), de University of Pennsylvania te Philadelphia (Pennsylvania), en Harvard (Massachusetts). Rond deze docentschappen Nederlands hebben zich bovendien Flemish en/ of Dutch clubs ontwikkeld.Ga naar eindnoot6. Hoe dan ook, er is een niet onaanzienlijk aantal wetenschappers (historici en anderen) dat zich in allerlei aspecten van de Nederlandse geschiedenis en cultuur verdiept en de taal op een of ander niveau kent. Drie leerstoelen in de Verenigde Staten dienen een speciale vermelding, die van Berkeley, California, en die van Philadelphia, Pennsylvania. In Berkeley is aan het Department of German een afdeling Dutch Studies verbonden. Ongeveer twintig jaar geleden werd daar namelijk vanuit Nederland de Koningin Juliana-leerstoel Nederlandse Taal, Letterkunde en Cultuur opgericht; deze heet inmiddels Koningin Beatrix-leerstoel. Dutch Studies beschikt over een beperkte staf en een bibliotheek. Naast de taallessen heeft deze kleine afdeling zich ook tot doel gesteld om de Nederlandse taal en cultuur te promoten. Zo wordt heel wat omtrent de Lage Landen in het Engels georganiseerd. De afdeling Dutch Studies werkt onder meer nauw samen met de Netherlands America League, een vereniging die sterk cultureel georiënteerd is en zo'n honderd leden telt, waarvan er ongeveer dertig erg actief zijn. De Vlaamse Gemeenschap van haar kant bekostigt te Berkeley de Rubens-leerstoel. Jaarlijks wordt een hoogleraar uit een Vlaamse universiteit en uit een bepaalde discipline gevraagd om gedurende een term (drie maanden) in het Engels college te geven over onderwerpen die betrekking hebben op de Nederlandse cultuur.Ga naar eindnoot7. Aan de Universiteit van Philadelphia (Penn University) bestaat er een analoge Vlaamse Breughel-leerstoel. Ook hier is de opleiding Dutch ondergebracht bij het German Department en heeft zich rond de leerstoel Nederlands-Vlaams een verenigingsleven georganiseerd. Ook andere universiteitssteden op het Noordamerikaanse continent hebben dergelijke organisaties. In Vancouver (British Columbia, Canada), bijvoorbeeld, ondersteunt de vlot Nederlandssprekende mediëvist Richard Unger de | |
[pagina 26]
| |
Canadian Association for the Advancement of Netherlandic Studies en organiseert hij het studiebezoek van Nederlandse hoogleraren die in Canada lezingen geven over de Nederlandse geschiedenis en cultuur. | |
Society for Low Country StudiesOm een beter overzicht te krijgen van wat er leeft op het gebied van Low Country Studies is enkele jaren geleden binnen de groep van Amerikaans-Gentse mediëvisten de idee gegroeid om alle onderzoekers die zich in Noord-Amerika bezighouden met het verleden van de Lage Landen, bijeen te brengen in een vereniging. In mei 1991 werd te Kalamazoo de Society for Low Country Studies opgericht. Aansluiting is vrij voor iedereen die zich verdiept in het verleden van de Lage Landen. Ook Europeanen kunnen aansluiten. Een klein lidmaatschapsgeld wordt gevraagd om de administratieve en portokosten te dekken. Het secretariaat berust bij Walter Simons, een Gentse alumnus mediëvist die thans assistant professor is aan Dartmouth College, Hanover (New Hampshire).Ga naar eindnoot8. Een van de doelstellingen van de vereniging is bij aankomende onderzoekers de belangstelling voor de Lage Landen te stimuleren. Verder wil ze een forum zijn waar wetenschappers terecht kunnen met vragen en informatie. Dit laatste gebeurt hoofdzakelijk met behulp van het elektronische netwerk. Ook de nieuwsbrief wordt via e-mail verzonden. Het bestuur wil ervoor zorgen dat Low Country Studies jaarlijks op alle grote congressen in Amerika vertegenwoordigd is zoals het congres van Medieval Studies van de Western Michigan University te Kalamazoo, dat van de American Historical Association (te vergelijken met het Nederlands Historisch Genootschap) en dat van de Medieval Academy of America. Op het eerstvolgende congres te Kalamazoo, in mei 1994, organiseert de Society for Low Country Studies twee sessies met sprekers uit Noord-Amerika en de Lage Landen.
Het zal duidelijk zijn dat de Nederlanden daadwerkelijk aanwezig zijn aan de Noordamerikaanse universiteiten: in een netwerk van leerstoelen, verenigingen en bevlogen minnaars van de Nederlandse taal, geschiedenis en cultuur. De Middeleeuwen nemen in deze belangstelling een niet onaanzienlijke plaats in. Daarnaast biedt het jaarlijkse congres van Kalamazoo, ontmoetingsplaats voor mediëvisten bij uitstek, ook voor de mediëvisten uit Nederland en België een belangrijk forum om zichzelf en hun werk in Noord-Amerika bekend te maken. |
|