Madoc. Jaargang 1994
(1994)– [tijdschrift] Madoc– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
[Nummer 1]artikel• Jan W. Klinckaert
| |
[pagina 3]
| |
1. De heilige Odulphus, Utrecht, ca. 1470-1480. Centraal Museum Utrecht, inv. nr. 2632 (foto C.M.U.).
In de middeleeuwse iconografie vormen deze gewaden echter niet uitsluitend het attribuut van bisschoppen. Zij worden evenzeer aangetroffen bij heiligenfiguren die de priesterwijding hebben ontvangen. Bovendien lijkt men bij het Utrechtse beeld voorbij te zijn gegaan aan een kledingstuk of attribuut, dat een preciezere identificatie toelaat. Over de linkerarm hangt immers een zorgvuldig gedrapeerd almuis, een uit kleine velletjes bont samengestelde schoudermantel die uitsluitend door kanunniken werd gedragen, aanvankelijk functioneel tijdens de koordiensten, later louter als onderscheidend waardigheidssymbool.Ga naar eindnoot5. Kanunniken worden in de middeleeuwse iconografie dan ook steeds voorgesteld met een almuis. Wanneer een kanunnik hogere wijdingen ontvangt, dan wijkt het almuis vanzelfsprekend voor de waardigheidssymbolen van deze hogere geestelijke functies. De veronderstelling dat het beeld uit het Centraal Museum een heilige bisschop voorstelt, houdt bijgevolg niet langer stand: het betreft hier een kanunnik. Met deze vaststelling lijkt een identificatie van deze heiligenfiguur met de Utrechtse Odulphus zeer nabij. Odulphus is immers, voor zover bekend, de enige heiligenfiguur in het Utrechtse diocees die ook als kanunnik bekend stond en werd vereerd en ook iconografisch als zodanig werd voorgesteld. | |
De Heilige OdulphusOver Odulphus zelf is weinig bekend. De historische gegevens omtrent deze figuur blijven beperkt tot de schaarse en niet altijd betrouwbare gegevens uit zijn vita en uit die van zijn eveneens heilig verklaarde tijdgenoot Frederik, bisschop van Utrecht.Ga naar eindnoot6. | |
[pagina 4]
| |
De eerste jaren van Odulphus' leven worden gesitueerd in de periode van de regering van keizer Lodewijk de Vrome (813-840). Odulphus was de zoon van een Frankisch edelman, Bodgis (ook wel Ludgis) genaamd, die in de buurt van Oirschot een belangrijk landgoed bezat. Odulphus werd opgeleid tot priester en op aandringen van, of liever, door zijn ouders aangesteld tot pastoor in de kerk van Oirschot. Odulphus ambieerde echter een leven als kloosterling en vertrok weldra richting Utrecht, waar hij het klooster van Oudmunster binnentrad en er als pater monasterii werd aanroepen. Het is niet ondenkbaar dat het klooster van Oudmunster op dat moment al vroege vormen van een kapittelstructuur vertoonde en dat Odulphus hierin als kanunnik werd opgenomen.Ga naar eindnoot7. Kanunnik of niet, Odulphus werd vooral in jongere Utrechtse heiligenkalenders als kanunnik genoemd en voorgesteld. Bovendien wordt hem in het Friese Staveren de stichting toegedicht van een kapittel van kanunniken, dat in 1132 door de Utrechtse bisschop Andreas van Cuyck en met behulp van de monniken van Oostbroek tot een Benedictijnerklooster werd omgevormd.Ga naar eindnoot8. Nadat hij enige tijd te Utrecht had vertoefd, werd Odulphus door de toenmalige bisschop Frederik ontboden hem bij de bestrijding van bepaalde ketterijen in Friesland te hulp te schieten. Odulphus volbracht zijn taak met vrucht en werd door bisschop Frederik aangespoord het bekeringswerk in Friesland voort te zetten. Odulphus stichtte daarop een klooster, wellicht een kapittel, in het Friese Staveren en keerde na zekere tijd terug naar Utrecht, waar hij aanwezig zou zijn geweest bij de dood van Frederik (ca. 838). Na de dood van de bisschop werd de bisschopszetel achtereenvolgens bezet door Frederiks broer Alberik II, Eginhard, Liudger en Hunger. Bij de verkiezing van deze laatste werd, volgens de vita van Odulphus, aanvankelijk domproost Crafft door het kapittel als kandidaat voorgesteld. Toen deze weigerde, droeg Odulphus Hunger voor, die na algemene instemming de bisschopswijding ontving. Hoewel op basis van de afwijkende verkiezingsprocedure weinig geloof kan worden gehecht aan dit bericht,Ga naar eindnoot9. lijkt het in elk geval de bijzondere positie van Odulphus in het diocees te onderstrepen. De positie en het aanzien van Odulphus worden in een ander verhaal in een merkwaardig perspectief geplaatst. De zogenaamde Kroniek van Evesham, opgesteld in de eerste helft van de twaalfde eeuw door prior Dominic van Evesham en overgeleverd in een dertiende-eeuws handschrift, verhaalt onder meer de merkwaardige translatie van relieken van Odulphus, die door Noormannen uit Staveren (!) werden meegenomen en op de markt van Londen werden verkocht aan de abt van Evesham. Deze bracht ze samen met andere relieken plechtig naar de abdij van Evesham over.Ga naar eindnoot10. In het kielzog van dit translatieverhaal en de talrijke wonderverhalen wordt een merkwaardig en onverkwikkelijk verhaal opgedist met betrekking tot bisschop Frederik, waarvan de chroniqueur weet te melden dat het in de Utrechtse Passio Frederici is weggelaten. Het vertelt dat Odulphus tijdens de metten op Paasdag door een engel werd gemaand zich zo snel mogelijk vanuit Staveren naar Utrecht te begeven om te verhinderen dat bisschop Frederik de Hoogmis van Pasen zou opdragen. Bisschop Frederik zou immers tijdens de Paasnacht ontucht hebben gepleegd met zijn eigen zuster, die kloosterlinge was. Odulphus voer richting | |
[pagina 5]
| |
Utrecht met een schip dat zonder zeil, stuur of riemen door een engel werd bestuurd. Door Odulphus op de hoogte gesteld van diens visioen en Gods oordeel vrezend, legde bisschop Frederik zijn pontificale gewaden af en ging tien jaar in ballingschap. Tijdens zijn afwezigheid werden de pastorale taken van het bisdom aan Odulphus toevertrouwd. Van Buijtenen, aan wie de verdienste toekomt dit verhaal voor het eerst aan een geïntegreerd onderzoek te hebben onderworpen, meent onder meer in dit merkwaardige relaas aanwijzingen te vinden ter verklaring van de bijzonder hoge cultus van Odulphus in de Middeleeuwen binnen, maar ook buiten de grenzen van het diocees Utrecht. Niet alleen behoorde de feestdag van Odulphus tot de belangrijkste kerkelijke feestdagen in de bisschopsstad zelf, zijn verering strekte zich ook uit tot ver buiten de diocesane grenzen, onder meer naar Evesham in Engeland, Dendermonde en Borgloon in België en Erfurt en Maagdenburg in Duitsland.Ga naar eindnoot11. Het aanzien en de betekenis van Odulphus als heilige van het Utrechtse diocees was zelfs zo hoog dat ca. 1122, tijdens een conflict tussen het bisdom Noyon-Doornik en het bisdom Utrecht over een aantal rechten op de Onze Lieve Vrouwekerk in Brugge, een aantal van zijn relieken, samen met relieken van Sint Bonifatius en zijn gezellen en van de 11.000 Keulse maagden, ter bevestiging van de vermeende Utrechtse privileges vanuit Utrecht naar Brugge werden overgebracht.Ga naar eindnoot12. Volgens de vita overleed Odulphus te Utrecht op vrij hoge leeftijd. Met de vaststelling dat in de vita van Odulphus op geen enkele wijze gewag wordt gemaakt van de bezetting en plundering van Utrecht door de Noormannen in 857/8, kan Odulphus' overlijden waarschijnlijk gedateerd worden vóór 857 en na 854, als tenminste wordt aangenomen dat Odulphus circa 854 nog aanwezig is geweest bij de verkiezing van Hunger tot bisschop van Utrecht. | |
Het graf van OdulphusOver de plaats waar de heilige werd begraven bestaat onduidelijkheid. Volgens de overlevering werd het lichaam dankzij een goddelijke ingeving door bisschop Balderik (ca. 918-977) in Utrecht teruggevonden.Ga naar eindnoot13. Naar alle waarschijnlijkheid bevond het graf van Odulphus zich in de crypte van de Salvatorkerk, maar er bestaat ook een traditie dat hij in de Heilige Kruiskapel was begraven.Ga naar eindnoot14. Het graf van Odulphus vormde in de late Middeleeuwen in de Salvatorkerk een van de centrale punten van de verering van deze heilige. In de fabrieksrekeningen van het kapittel van Oudmunster, die vanaf 1347, zij het niet integraal, bewaard zijn gebleven, werd tot in de zestiende eeuw regelmatig ter gelegenheid van de feestdag van Odulphus een bedrag uitgegeven aan de versiering van het graf. Tot diep in de vijftiende eeuw kreeg de rector van de schola van Oudmunster hiervoor een bedrag uitbetaald. Het graf werd aanvankelijk door de scholieren van Oudmunster, later ook door oude vrouwen met bloemen versierd.Ga naar eindnoot15. Voor de relieken van Odulphus werd in 1398/99 een nieuwe draagbaar en een nieuwe houten reliekschrijn vervaardigd, die door de edelsmid Petrus Strodekijn met koperbeslag werd bekleed.Ga naar eindnoot16. De schedel van de heilige of fragmenten daarvan werden in 1300 in een zilveren reliekbuste gevat. | |
[pagina 6]
| |
Beelden van Odulphus in de Utrechtse SalvatorkerkDe feestdag van Odulphus op 12 juni behoorde samen met de wijdingsdag en de feestdag van Bonifatius tot de belangrijkste kerkelijke feestdagen van de Oudmunsterkerk te Utrecht en nam tevens een belangrijke plaats in op de liturgische kalender van de andere Utrechtse kapittels. Zoals op de feestdagen van de kerkwijding van Oudmunster en Bonifatius verzamelden de leden van de vijf Utrechtse kapittels zich tijdens de vespers in de Oudmunsterkerk, waar een statieplechtigheid en processie plaatsvond. Een van de dienstregelingen van het kapittel van Oudmunster, de zogenaamde kaarsenordinarius van circa 1525-1530, is bijzonder uitvoerig in de beschrijving van de verschillende plechtigheden en handelingen die op de feestdag van Sint Odulphus werden verricht.Ga naar eindnoot17. De ordinarius geeft zelfs aanwijzingen over de manier waarop de kerk moest worden aangekleed en versierd. Op de feestdag van Odulphus werd, net als op Kerkwijdingsdag, het hoogaltaar versierd met de zilveren altaarbeelden, het grote zilveren kruis, de reliekschrijnen en de kappen. Ten behoeve van de diensten werd het gouden dienstgewaad uitgelegd. De kerk werd tijdens de verschillende diensten van de dag feestelijk verlicht met tientallen kaarsen. Vijf kaarsen dienden ontstoken te worden ante ymagines. Met deze beelden worden de vijf beelden bedoeld die ook kanunnik Joannes Mersman in 1592 in zijn beschrijving van het interieur van de dan inmiddels gesloopte Oudmunsterkerk vermeldt.Ga naar eindnoot18. Vier van deze beelden, namelijk die van Christus Salvator, Willibordus, Bonifatius en Odulphus stonden opgesteld in de viering van de kerk; het vijfde, het beeld van Frederik, in het westwerk bij de ingang van de torens. Het beeld van Odulphus stond naast het doxaal, waarschijnlijk aan de noordzijde, voor het koor opgesteld. Het beeld was vergezeld van het grafschrift van kanunnik Tulman (†1532), die het beeld had geschonken. In de fabrieksrekeningen van het kapittel is regelmatig sprake van beelden van Odulphus in de kerk. In 1349/50, en opnieuw in 1378/79 en in 1392/3, werd een Odulphusbeeld vervaardigd uit klei, dat tijdens zijn feestdag in de kerk werd geplaatst. In de fabrieksrekening van 1503/04 wordt een mogelijk ander Odulphusbeeld vermeld, dat zich in de crypte bevond. In 1541/42 werd een nieuw houten beeld van Odulphus vervaardigd door een zekere Nicolao, alias Colijn. Het beeld werd verguld en beschilderd door de schilder Jacob Nobell. Het is wellicht dit beeld dat met het geld van de intussen overleden kanunnik Joannes Tulman was bekostigd en dat kanunnik Mersman bij zijn beschrijving van het interieur van de Oudmunsterkerk voor ogen stond. Het is niet zeker of dit beeld ook te vereenzelvigen is met het Odulphusbeeld waarvoor in 1545/46 een beschermingshoes werd vervaardigd en waarvan verder wordt vermeld dat het op de feestdag van Odulphus in het schip van de kerk werd geplaatst.Ga naar eindnoot19. | |
Identificatie en dateringDe vraag hoe een dergelijk laat-middeleeuws of vroeg-renaissancistisch Odulphusbeeld er moet hebben uitgezien, voert ons terug naar de identificatieproblematiek | |
[pagina 7]
| |
2. Frederik Bloemaert (ca. 1610-ca. 1669) (grav.)/ Abraham Bloemaert (1564-1651) (ontw.), Sint Odulphus. Centraal Museum Utrecht inv. nr. 5395 (foto C.M.U.).
van het kalkstenen heiligenbeeld uit het Centraal Museum. Middeleeuwse voorstellingen van Odulphus blijven voorlopig beperkt tot een aantal, vaak moeilijk leesbare afbeeldingen op enkele laat-middeleeuwse zegels uit de twaalfde, dertiende en veertiende eeuw, afkomstig van de kapittelkerk van Borgloon en de abdij van Varlar in Duitsland, die beide aan deze heilige waren gewijd.Ga naar eindnoot20. In bijna al deze gevallen wordt Odulphus voorgesteld als een priester, gekleed in albe en kazuifel. Als attribuut draagt hij in zijn rechterhand bijna steeds een staf, in de linkerhand vaak een boek. Terwijl het boek de wijsheid van de heilige wil aantonen, verwijst de staf naar de staf of stok die Odulphus op hoge leeftijd zou hebben ondersteund. Aan deze stok bevestigde Odulphus een wastablet om daarop alle namen te schrijven van mensen die om een bijzondere intentie vroegen. De stok zou, volgens de legende, tijdens een brand in de cella van de heilige wonderbaarlijk gespaard zijn gebleven en na zijn dood tot het episcopaat van bisschop Radboud († ca. 917) van Utrecht op zijn graf hebben geprijkt.Ga naar eindnoot21. De voorstellingen van Odulphus uit de zestiende en zeventiende eeuw zijn iets talrijker. Tot de bekendste voorstellingen behoort ongetwijfeld de gravure van Odulphus uit de reeks gravures van de aartsbisschoppen en bisschoppen van Utrecht, vervaardigd door Frederik (ca. 1610-1669) en Cornelis Bloemaert (1603-1684) naar ontwerpen van Abraham Bloemaert (1564-1651) (afb. 2).Ga naar eindnoot22. De heilige is staand voorgesteld. Hij leest, licht voorovergebogen, in een boek dat hij met beide handen vasthoudt. Aan zijn voeten ligt een groot rotsblok met daarop een opengeslagen boek en een bonnet, een hoog opstaand, vierzijdig, gedeukt hoofddeksel, dat sinds de late Middeleeuwen vrij algemeen door de geestelijkheid werd gedragen.Ga naar eindnoot23. Odulphus zelf is gekleed in een toga met daarboven | |
[pagina 8]
| |
3. Cornelis Visscher (grav.)/Pieter Soutman (ontw.), ca. 1650, Sint Odulphus. Rijksmuseum Het Catharijnenconvent, inv. nr. BMH g00076.15 (foto R.M.C.C.).
een witte superplie en een stola. Over de linkerarm ligt het almuis. Dit laatste attribuut, dat in de prent van Bloemaert heel duidelijk aanwezig is, wordt ook manifest voorgesteld in de Odulphusgravure die in 1650 door Cornelis Visscher (1628/9-1658) werd gemaakt naar een ontwerp van Pieter Soutman (ca. 1580-1657) (afb. 3). Uit recent onderzoek blijkt dat van deze gravure drie versies bestaan die slechts van elkaar verschillen in de voorstelling van het hoofd van Odulphus en in een aantal aanpassingen in het landschap, zoals het brandende huisje op de achtergrond, dat verwijst naar de wonderbaarlijke redding van Odulphus' staf.Ga naar eindnoot24. De voorstelling van Odulphus in de gravure van Visscher vertoont in houding en kledij veel overeenkomsten met die van Bloemaert. Ook hier hangt over de linkerarm het onafscheidelijke almuis. In zijn rechterhand houdt de heilige een staf vast. Aan de staf, die bovenaan eindigt in een ronde knop, is met behulp van een riem een boekje bevestigd. In de linkerhand draagt Odulphus een ondiepe ronde schaal. Deze stelt de cyphus of drinknap van Odulphus voor. In de late Middeleeuwen koesterde het kapittel nog twee van deze drinknappen als waardevolle relieken, waaruit jaarlijks op de feestdag van Odulphus wijn werd gedronken. Een van deze nappen was nog in de zeventiende eeuw voorwerp van devotie en wordt thans bewaard in het Rijksmuseum Het Catharijneconvent te Utrecht.Ga naar eindnoot25. De weergave van Odulphus met staf en drinknap vertoont veel gelijkenis met de afbeelding van deze heilige op een bidprentje dat deel uitmaakt van een reeks prenten van patroonheiligen van het bisdom Haarlem, die door Jan van de Velde II in 1623 te Haarlem zou zijn vervaardigd.Ga naar eindnoot26. Ook bij deze voorstelling blijft het almucium opvallend aanwezig. De even manifeste aanwezigheid van het almucium bij het heiligenbeeld uit het Centraal Museum vormt het onontbeerlijk sleutelstuk tot de identificatie van dit heiligenbeeld als een onmiskenbaar Odulphusbeeld. In de linkerhand houdt de Heilige, zoals bij een aantal | |
[pagina 9]
| |
middeleeuwse voorstellingen, een boek vast. In de verdwenen rechterhand droeg hij naar alle waarschijnlijkheid een staf en zijn hoofd zal wellicht getonsureerd zijn geweest.Ga naar eindnoot27. Terwijl de identificatie van het Utrechtse Odulphusbeeld nagenoeg vaststaat, dient het beeld nog gedateerd en gesitueerd te worden. De vindplaats van het beeld in de onmiddellijke nabijheid van de verdwenen Oudmunsterof St. Salvatorkerk doet een mogelijke herkomst uit deze kerk vermoeden. Zoals reeds aangetoond, kende Odulphus een bijzondere verering in deze kerk en telde de kerk een aantal beelden van deze heilige. De beschrijvingen van deze beelden in de verschillende archiefdokumenten zijn echter te summier om het teruggevonden Odulphusbeeld rechtstreeks daarmee in verband te brengen. Stilistisch kan het Odulphusbeeld uit het Centraal Museum bestempeld worden als een Utrechts produkt uit de tweede helft van de vijftiende eeuw. Vooral de bijzondere materiaalbehandeling verraadt een Utrechtse origine. Net zoals bij talloze andere Utrechtse steensculpturen, zoals het Katharinabeeld uit het Centraal Museum (ca. 1420) (C.M.U., inv.2633) en verschillende schoorsteenfriezen en grafmonumentjes uit de vijftiende en zestiende eeuw, blijft het beeld zeer nauw gebonden aan de vorm van de oorspronkelijke steenblok en valt vooral een zeer ondiepe bewerking van de steen op. Desondanks bereikt het beeld een voldoende hoge vorm van plasticiteit en ruimtelijkheid. Het eerder statische en frontale karakter van het beeld vindt ten dele zijn verklaring in de devotionele functie van het beeld. Niet alleen materiaaltechnisch maar ook stilistisch laat het Odulphusbeeld zich inpassen in de Utrechtse sculptuurtraditie van de vijftiende eeuw. De plooival van het kazuifel wordt georganiseerd in een onregelmatig patroon van niet-congruente, driehoekige, in elkaar grijpende plooien, dat lijkt voort te gaan op het systeem van de vloeiende in elkaar grijpende driehoekige plooien, zoals dat bij een aantal Utrechtse beeldhouwwerken van rond het midden van de vijftiende eeuw valt op te merken (Dombeelden, CMU, cat. 1928, 1271). De plooitekening bij het Utrechtse Odulphusbeeld is evenwel scherper en hoekiger en de plooibehandeling in het algemeen wat droger en harder. Het Utrechtse Odulphusbeeld past in een Utrechtse sculptuurtraditie die afwijkt van de drukke, organische stijl van Adriaen van Wesel en eerder lijkt aan te sluiten bij de werken van de Meester van de Emmerikse heiligenfiguren (bij voorbeeld Sint Agnes, Berlijn, Dahlem-museum, Skulpturengalerie, inv. nr. 5915).Ga naar eindnoot28. Het Utrechtse Odulphusbeeld kan op grond van deze stijlcriteria rond 1470-1480 gedateerd worden en vormt daarmee de oudste bekende Utrechtse voorstelling van deze populaire heilige. |
|