wordt gezongen - er zijn beslist veel mooiere recentere uitvoeringen - heeft het wel een zekere sfeer.
De carols waarmee het gregoriaans wordt afgewisseld dateren uit de periode 1420-1475. De oorsprong van dit genre ligt in de rondedans, waarvoor in de dertiende-eeuwse literatuur verschillende benamingen bestaan: karole (Eng.), charole (Fr.), carola (Sp.). Al deze woorden zijn vermoedelijk afgeleid van het Griekse woord voor dans, chorea, en het daaraan gerelateerde woord choraules, de aanduiding van de persoon die deze dans op zijn aulos (fluit) begeleidde.
Met name in Engelse teksten, zoals de Cursor Mundi (ca. 1300) en die van Chaucer, komt het woord carol in combinatie met dans voor. Het wordt niet alleen voor de dans zelf gebruikt, maar tevens ter aanduiding van de vocale begeleiding ervan. Dit heeft zich ontwikkeld tot een vocale vorm, waarbij de afwisseling van verzen met refreinen (burden) een belangrijke rol speelt. De verzen werden gezongen door twee solistische stemmen, het refrein daarentegen driestemmig voor een klein koor. Deze vorm horen we duidelijk terug in de carols Hayl Mary en There is no rose. In de loop van de vijftiende eeuw werd de vorm steeds vrijer gehanteerd, zoals te horen in Nowel, dieu vous garde van Richard Smert, die van 1435 tot 1477 als rector van Plymtree in Exeter werkzaam was.
Binnen dit Engelse repertoire lijkt de meerstemmige compositie A solis ortus cardine van Gilles Binchois op het eerste oog een wat vreemde plaats in te nemen. Binchois was immers een componist uit Bourgondië. De bezetting van dat gebied door de Engelsen had echter tot gevolg dat de hertog van Suffolk met hem in contact kwam. Veel liedmateriaal van Franse bodem heeft op die manier in Engeland gehoor gevonden.
De uitvoering van de carols is wat grof, hetgeen - gezien de context waarin carols werden gezongen en de oorspronkelijke functie van het refrein - niet eens zo'n bezwaar hoeft te zijn. Het teveel aan solisten-vibrato verraadt hier toch een gedateerde interpretatie. Evenals bij de gregoriaanse gezangen ontbreekt hier de souplesse en lichtheid die men tegenwoordig in de uitvoering van middeleeuwse muziek nastreeft.
Aangezien er op het gebied van de uitvoeringspraktijk nogal wat veranderd is in de afgelopen twintig jaar, kan men zich afvragen of dergelijke gedateerde opnamen nog op cd heruitgebracht zouden moeten worden om vervolgens ‘als nieuw’ gepresenteerd te worden. Voor wat deze cd betreft heb ik daarover mijn twijfels. Niet alleen is de uitvoering in muzikaal opzicht wat achterhaald, ook de technische afwerking van deze heruitgave is bedenkelijk. Men heeft niet echt de moeite genomen om de ruis te onderdrukken. Dit valt des te meer op omdat men de ruimte tussen de composities wel geheel geruisloos heeft willen maken. Dit heeft tot gevolg dat er behoorlijk in de nagalm is geknipt, en de composities wat harteloos door middel van stukjes blanco tape aan elkaar zijn gezet. Al met al een kerstmis-ser, mijns inziens.
Anne Houk de Jong